Verordening rioolheffing Maasgouw 2015
De raad van de gemeente Maasgouw,
 
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
 
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
 
B E S L U I T :
 
vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Maasgouw 2015” (Verordening rioolheffing Maasgouw 2015).
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
 
a. perceel : een onroerende zaak als bedoeld in Hoofdsk III van de Wet waardering
onroerende zaken of een roerende zaak 
b. gemeentelijke riolering : een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling,
verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater, grondwater in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. verbruiksperiode : de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
d. water : huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
 
 
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
  • 1.
    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
  • 2.
    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
 
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
 
1. De belasting wordt geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het ge­not heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riole­ring, verder te noemen: eigenarendeel; en
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit wa­ter direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel;
 
2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genotheb­bende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
 
3. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als be­doeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat ge­deelte in gebruik heeft afgestaan;
c. ingeval een perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking is gesteld: degene die dat perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking heeft gesteld; degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat perceel ter beschikking is gesteld.
 
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
 
Artikel 5 Maatstaf van heffing
  • 1.
    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
  • 2.
    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
  • 3.
    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt. Indien dit aan het begin van het belastingjaar niet bekend is, wordt het aantal kubieke meters water gesteld op het aantal kubieke meters water dat naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt van de laatstbekende verbruiksperiode. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
  • 4.
    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
    • a.
      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
  • b.
    bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
  • 5.
    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
 
Artikel 6 Belastingtarieven
1. Het eigenarendeel bedraagt € 95,64.
 
2. Het gebruikersdeel bedraagt bij een hoeveelheid water:
van 0 m³ tot en met 400 m³ : € 106,20
alsmede per eenheid water van 400 m³
boven de 400 t/m 4.800 m3 : € 161,40
boven de 4.800 t/m 10.000 m3 : € 141,00
boven de 10.000 t/m 20.000 m3 : € 121,20
boven de 20.000 : € 100,80
 
3. Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt een gedeel­te van een eenheid aangemerkt als een volle eenheid.
 
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
 
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Het in de voorgaande leden bepaalde is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
 
Artikel 10 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald:
a Bij niet-automatische incasso:
in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later;
b Bij automatische incasso:
in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.
 
2. In afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later;
 
  • 3.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
 
 
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
 
Artikel 12 Overgangsrecht
De “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Maasgouw 2014” van 19 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
 
 
Artikel 13 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
 
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing Maasgouw 2015'.
 
 
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,
d.d. 18 december 2014.
 
De raad voornoemd,
De griffier; H.M.L. van Soest
De voorzitter; S.H.M. Strous
Naar boven