Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2015 gemeente Weert
De raad van de gemeente Weert;
 
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
van 25 november 2014;
 
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
 
Besluit
 
vast te stellen in de openbare vergadering van 22 december 2014 de
 
 
Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2015
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
 
Artikel 1. Inleidende bepalingen
Krachtens deze verordening worden geheven:
  • a.
    een afvalstoffenheffing;
  • b.
    reinigingsrechten.
Artikel 2. Begripsomschrijvingen
  • 2.1
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder perceel:
    Een gebouwde onroerende zaak, of gedeelte daarvan, dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt. Met een perceel wordt mede begrepen een stacaravan, een woonboot of een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, voor zover deze percelen dienen tot hoofdverblijf.
  • 2.2
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder bedrijfsafval: Afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen dat:
    • a.
      vergelijkbaar is met afvalstoffen, die regelmatig in particuliere huishoudens kunnen vrijkomen,
    • b.
      door of vanwege de gemeente tezamen met het huishoudelijk afval wordt ingezameld.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3. Aard van de belasting
  • 1.
    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
  • 2.
    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
  • 3.
    De belasting voor het achter laten van afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.21 of 10.22 van de Wet Milieubeheer aan de milieustraat wordt geheven van degene die deze afvalstoffen achter laat.
Artikel 4. Belastingplicht
  • 1.
    De belasting wordt geheven van degene, die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
  • 2.
    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
    • a.
      degene, die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;
    • b.
      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene, die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en het tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende “Tarieventabel reinigingsheffingen”.
Artikel 6. Belastingtijdvak
  • 1.
    Het belastingjaar voor de heffing als bedoeld in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    Voor de overige belastbare feiten, vermeldt in hoofdstuk III van de bij deze verordening behorende tarieventabel, vindt de heffing afzonderlijk per incident plaats.
Artikel 7. Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.
  • 2.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk III van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van een mondelinge of schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk III van de bij deze verordening bedoelde tarieventabel is verschuldigd per incident of bij aanvang van de dienstverlening.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 5.
    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing, indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar weer een ander perceel in gebruik neemt.
  • 6.
    Voor de beoordeling van de vraag tot welke tariefgroep een belastingplichtige behoort geldt als peildatum 1 januari van het belastingjaar voor het gehele belastingjaar. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar geldt als peildatum voor het resterend deel van het belastingjaar het tijdstip van aanvang van de belastingplicht.
Artikel 9. Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald
    • a.
      bij niet-automatische incasso
      in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.
    • b.
      Bij automatische incasso
      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later;
  • 3.
    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig worden opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
  • 4.
    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Artikel 10. Belastbaar feit
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen, die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Artikel 11. Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene, die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 12. Maatstaf van heffing en tarief
De rechten worden geheven naar de maatstaf en het tarief, opgenomen in hoofdstuk 2 II van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 13. Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 14. Wijze van heffing
De rechten worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 15. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De rechten zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en weer gebruik maakt van de dienst.
Artikel 16. Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald
    • a.
      bij niet-automatische incasso
      in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.
    • b.
      Bij automatische incasso
      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
  • 3.
    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig worden opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
  • 4.
    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 17. burgemeester en Nadere regels door het college van wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Hoofdstuk V Inwerkingtreding
Artikel 18. Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffingen citeertitel
  • 1.
    De "Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2014", vastgesteld door de raad der gemeente Weert in de openbare vergadering van 11 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijven, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het tweede lid genoemde datum, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van reinigingsheffingen in die periode plaatsvindt.
  • 5.
    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2015".
     
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 2014,

De griffier,

de voorzitter,

Tarieventabel Reinigingsheffingen 2015  
(Behorende bij de “Verordening reinigingsheffingen 2015”)
 
Algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting, indien deze verschuldigd is.
 
Hoofdstuk I: Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
1.1
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar
€192,60
1.2
De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1. wordt
 
1.2.1
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,
indien de belastingplicht later aanvangt, bij de aanvang van de
belastingplicht wordt gebruikt door één persoon, vermeerderd met € 21,36
 
 
€213,96 
1.2.2
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien
de belastingplicht later aanvangt, bij de aanvang van de
belastingplicht wordt gebruikt door twee personen, vermeerderd
met € 43,20
 
 
 
€235,80
1.2.3
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien
de belastingplicht later aanvangt, bij de aanvang van de
belastingplicht wordt gebruikt door drie of meer personen,
vermeerderd met € 67,20
 
 
 
€235,80
1.2.4
de belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 en 1.2 wordt
vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar in bruikleen
hebben, of indien het in bruikleen hebben op een later tijdstip
aanvangt van een extra duobak, per belastingjaar
 
 
 
€259,80
1.2.5
voor een door de gemeente verstrekte pas die toegang geeft
tot een ondergrondse afvalinzameling zijn de artikelen 1.1 tot en met
1.2.3 van overeenkomstige toepassing.
 
 
€112,80 
1.4
Omwisselen container
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I bedraagt de belasting
voor het op aanvraag omwisselen van een container
per keer, per container
 
 
 
€ 36,00
 
Hoofdstuk II Maatstaven en tarieven reinigingsrechten
De reinigingsrechten bedragen per jaar bij inzameling van bedrijfsafval;
2.1
in een door of vanwege de gemeente geleverde duobak, ongeacht
de grootte van de duobak
 
€ 357,40
2.2
de belasting als bedoeld in onderdeel 2.1 wordt vermeerderd voor
 het op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belasting-
 plichtige later aanvangt bij aanvang van de belastingplicht, in
 bruikleen hebben van een extra duobak;
per belastingjaar per extra duobak
 
 
 
 
€ 234,00 
2.4
voor een door de gemeente verstrekte pas die toegang geeft tot
een ondergrondse afvalinzameling, per belastingjaar per pas
 
€ 473,16
2.4
Omwisselen container
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk II bedraagt de belasting
voor het op aanvraag omwisselen van een container;
per keer, per container
 
 
 
€ 36,00
 
Hoofdstuk III Toegangstarieven en maatstaven milieustraat
Afvalfractie
Kwantum (per bezoek aan de milieustraat wordt maximaal 2m3 toegelaten
Aantal knippen per bezoek
Tarief
1.Accu´s
Onbeperkt
0
Gratis
2.Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)
Onbeperkt
0
Gratis
3.Afgedankteherbruikbare huisraad (Kringloopgoederen)
Onbeperkt
0
Gratis
4.Autoband
Onbeperkt
0
Gratis
5.Oud papier en karton (OPK)
Onbeperkt
0
Gratis
6.Metalen verpakkingen (blik)
Onbeperkt
0
Gratis
7.Metalen overig (oud ijzer)
Onbeperkt
0
Gratis
8.Kleding en schoeisel (textiel)
Onbeperkt
0
Gratis
9.Kunststof flacons en flessen (KFF)
Onbeperkt
0
Gratis
10.Klein Chemisch Afval (KCA)
Onbeperkt
0
Gratis
11.Olie mineraal
Onbeperkt
0
Gratis
12.Olie plantaardig
Onbeperkt
0
Gratis
13.Verpakkingsglas
Onbeperkt
0
Gratis
14.Vlakglas
Onbeperkt
0
Gratis
15a.Snoeiafval (grof tuinafval)
6 maal per jaar 1m3
1 knip
Gratis
16a.Verduurzaamd hout, bijv. gewolmaniseerd of gecreotiseerd (C-hout)
 
Reguliere knipkaart
 
17a.Overig hout, evt. met verfresten en ijzerbeslag (A/B-hout)
 
 
 
18a.Kunststof grof
 
 
 
19a.Vloerbedekking
 
 
 
20a.Asbest
 
 
 
21a.Asfalt niet-teerhoudend
 
 
 
22a.Asfalt teerhoudend
 
 
 
23a,Dakbedekking (ook bitumen)
 
 
 
24a.Gips (o.a. plaatmateriaal)
 
 
 
25a.Grond verdachte herkomst
 
 
 
26a.Grond onverdachte herkomst
 
 
 
27a.Puin van baksteen of beton (hard)
 
 
 
28a.Puin van gips of gasbeton (zacht)
 
 
 
29a.Gas- of zuurstofhoudende fles
 
 
 
30a.Overmaatse autoband (vanaf 17,5 inch
 
 
 
31a.(ongescheiden) grof restafval
 
 
 
 
 
 
 
15b.Snoeiafval (grof tuinafval)
Het meerdere aantal boven 6 keer per jaar 1m3
1 knip per 1m3
€ 20,00
16b.Verduurzaamd hout, bijv. gewolmaniseerd of gecreotiseerd (C-hout)
 
Bijkoop knipkaart
 
17b. Overig hout, evt. met verfresten en ijzerbeslag (A/B hout)
 
 
 
18b.Kunststof grof
 
 
 
19b.Vloerbedekking
 
 
 
20b.Asbest
 
 
 
21b.Asfalt niet-teerhoudend
 
 
 
22b.Asfalt teerhoudend
 
 
 
23b.Dakbedekking (ook bitumen)
 
 
 
24b.Gips (o.a. plaatmateriaal)
 
 
 
25b.Grond verdachte herkomst
 
 
 
26b.Grond onverdachte herkomst
 
 
 
27b.Puin van baksteen of beton (hard)
 
 
 
28b.Puin van gips of gasbeton (zacht)
 
 
 
29b.Gas- of zuurstofhoudende fles
 
 
 
30b.Overmaatse autoband (vanaf 17,5 inch)
 
 
 
31b.(ongescheiden) Grof restafval
 
 
 
 
 
Hoofdstuk IV Inwerkingtreding en bekendmaking
IV.1 Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel
  • 1.
    De ‘Tarieventabel reinigingsheffingen 2014 behorende bij de “Verordening reinigingsheffingen 2014’ vastgesteld bij de openbare raadsvergadering van 11 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze tarieventabel treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
  • 3.
    De datum van ingang van deze tarieventabel is 1 januari 2015.
  • 4.
    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze tarieventabel ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken tarieventabel gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover terzake daarvan de heffing van reinigingsheffingen in die periode plaatsvindt.
  • 5.
    Deze tarieventabel wordt aangehaald als ‘Tarieventabel reinigingsheffingen 2015’.
 
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2014;
 
De griffier,
Naar boven