Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015, gemeente Scherpenzeel
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    vaste vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
  • b.
    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
  • c.
    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
  • d.
    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het, gedurende een seizoen of een jaar, plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.
  • e.
    hotels, pensions: beroepsmatig verhuurde ruimten, niet zijnde vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of accommodaties bestemd en gebruikt voor verblijf in groepsverband.
Artikel 2 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven.
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.
  • 2.
    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
  • 3.
    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven van verblijf door degene die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.
Artikel 6 Belastingtarief
  • 1.
    Als de maatstaf van de heffing is vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, artikel 5, bedraagt het tarief per overnachting € 0,91.
Artikel 7 Belastingjaar
  • 1.
    Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid loopt het belastingtijdvak van 1 april tot 1 november voor het houden van verblijf in onderkomens als bedoeld in artikel 1, onderdeel d.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Aanslaggrens
Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 10 Voorlopige aanslag
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 11 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 2.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 13 Kwijtschelding
Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 14 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, dat schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.
Artikel 15 Intrekking oude regeling
De “Verordening toeristenbelasting 2014” van 28 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 16 Inwerkingtreding nieuwe regeling
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015
Artikel 17 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2015”.
 
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 27 november 2014,
 

B.S. van Ginkel- Schuur

griffier

B. Visser

voorzitter

Naar boven