Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 november 2014.
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
A.P. Oostdijk ,wnd.griffier.
Uitgangspunt van een bijstandsuitkering is dat het normbedrag, wat bedoeld is voor de algemene kosten van bestaan voldoende is. Toch komt de financiële positie van mensen die langdurig op een laag inkomen zijn aangewezen onder druk. Zeker als er geen perspectief is dit inkomen in de toekomst te verhogen door een dienstbetrekking.
Om die reden bestond binnen de WWB sinds 2004 de langdurigheidstoeslag. Deze toeslag werd in 2009 gedecentraliseerd en is sindsdien een vorm van bijzondere bijstand.
Per 1-1-2015 komt de langdurigheidstoeslag te vervallen. Deze wordt vervangen door de individuele inkomenstoeslag. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het college de inkomenstoeslag kan verstrekken als iemand voldoet aan de voorwaarden die het college hieraan stelt. Dit betekent dat het college in nadere beleidsregels kan aangeven welke groepen wel of niet in aanmerking komen voor de toeslag. Het college kan hierbij aangeven in welke situaties zij van mening is dat de cliënt zich onvoldoende heeft ingespannen voor een inkomensverbetering.
De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de individuele omstandigheden geen zicht hebben op een inkomensverbetering (art 36, eerste lid van de Participatiewet).
In een verordening moet de gemeente regels opstellen waarin wordt vastgelegd wat door de gemeente wordt verstaan onder langdurig en onder een laag inkomen. Ook moet in de verordening worden vastgelegd wat het bedrag is dat aan toeslag wordt verstrekt. Het college kan in een beleidsregel verder uitwerken wat zij verstaat onder ‘geen zicht hebben op inkomensverbetering’. Dit hoeft de gemeente niet te regelen in de verordening(artikel 8, tweede lid van de Participatiewet). Bij het bepalen van zicht op inkomensverbetering moet zij in ieder geval rekening houden met:
- 1.
De krachten en bekwaamheden van de betrokkene;
- 2.
De inspanningen die zijn verricht om tot een inkomensverbetering te komen.
Op grond van deze verordening wordt verstaan onder langdurig een periode van 60 maanden ( 5 jaar). Onder een laag inkomen wordt verstaan een inkomen dat maximaal 105% bedraagt van de bijstandsnorm die van toepassing is op de situatie van de betrokkene. Deze bepalingen zijn gelijk aan de wijze waarop de gemeente Delft nu de langdurigheidstoeslag vorm geeft.
Per 1 januari 2015 vervalt de norm alleenstaand ouder in de Participatiewet. De alleenstaand ouder ontvangt nadien een uitkering op grond van de norm voor een alleenstaande. Deze norm ligt lager. Dit zou betekenen dat minder alleenstaand ouders (met name zij die door een inkomen, zoals alimentatie en/of werk) aanspraak kunnen maken op de inkomenstoeslag. Om die reden is besloten om de inkomensgrens voor de alleenstaand ouder gelijk te stellen aan die van een echtpaar. Dit sluit aan bij de definitie van het begrip gezin in de Participatiewet.
Een overgangsrecht is niet aan de orde. In artikel 78z van de Participatiewet wordt een algemeen overgangsrecht geregeld. Dat is voor de individuele inkomenstoeslag niet aan de orde. De langdurigheidstoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden toegekend op basis van een peildatum. Wie voor 1-1-2015 recht had op een langdurigheidstoeslag heeft hier recht op op basis van de huidige verordening.
De leefvorm van een persoon kan wijzigen tijdens de referteperiode. Een voorbeeld hiervan is een echtpaar, dat gedurende een deel van de referteperiode nog als twee alleenstaanden moeten worden aangemerkt. In een dergelijke situatie moeten beide personen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
De inkomenstoeslag is individueel. Als er sprake is van een meerpersoonshuishouden, en dus de zgn. kostendelersnorm, dan is het voor elke persoon afzonderlijk mogelijk een inkomenstoeslag te ontvangen. Uiteraard moet dan wel aan de voorwaarden zijn voldaan.
Artikelsgewijze toelichting
In deze toelichting worden alleen die bepalingen behandeld die een nadere toelichting behoeven.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) of de Gemeentewet worden niet apart gedefinieerd in deze verordening.
Inkomen Onder inkomen wordt verstaan het inkomen zoals dat is bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand als inkomen in aanmerking genomen. Bijzondere bijstand wordt niet als inkomen in aanmerking genomen. De individuele inkomenstoeslag is een vorm van bijzondere bijstand. Een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag wordt dan ook buiten beschouwing gelaten. Dat zelfde geldt voor een langdurigheidstoeslag die onder de huidige regelgeving is verstrekt.
Peildatum De peildatum is de datum waarop iemand een individuele inkomenstoeslag aanvraagt. Op dat moment moet de betrokkene voldoen aan de voorwaarden, zoals een langdurig en laag inkomen, en geen uitzicht op inkomensverbetering. De peildatum kan in beginsel niet liggen voor de dag dat de betrokkene zich heeft gemeld om de individuele inkomenstoeslag aan te vragen (art. 44, eerste lid van de Participatiewet).
Referteperiode Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 60 maanden (5 jaar) voorafgaand aan de peildatum.
Artikel 2. Het indienen van een aanvraag
Met de wetswijzigingen per 1-1-2015 is de wetgeving zodanig veranderd dat een persoon een verzoek kan indienen om een individuele inkomenstoeslag te verlenen. Voorheen was er sprake van een aanvraag. Een aanvraag is (volgens de Awb) een verzoek om een besluit te nemen. Een aanvraag is in beginsel schriftelijk.
Om onduidelijkheid te voorkomen bepaalt artikel 2 van deze verordening hoe een verzoek moet worden ingediend. Dit gebeurt op een door het college vastgestelde wijze. Een verzoek wordt daarna, mits ondertekend door de aanvrager gezien als een aanvraag waarop het college een besluit moet nemen. De aanvrager moet daarbij de nodige bewijsstukken voegen.
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
Voor het bepalen van het recht op een individuele inkomenstoeslag is het noodzakelijk dat de begrippen ‘langdurig’ en ’laag inkomen’ nauwkeurig worden beschreven.
Langdurig De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode wordt aangeduid als de referteperiode. De referteperiode is in artikel 1 van deze verordening vastgesteld op een periode van 60 maanden (5 jaar).
Laag inkomen Een inkomen wordt aangemerkt als een laag inkomen als dit inkomen niet hoger is dan 105% van de bijstandsnorm die op de aanvrager van toepassing is.
Artikel 4. De hoogte van de individuele inkomenstoeslag
De langdurigheidstoeslag werd toegekend op basis van het huishoudtype. Er waren er drie. Bij de individuele inkomenstoeslag is er voor gekozen om een nieuw huishoudtype op te nemen, namelijk echtparen met kinderen.
De inkomenstoeslag voor gezinnen met kinderen is hoger. Hiermee wordt een bijdrage geleverd in de bestrijding van armoede bij deze gezinnen met kinderen
Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.