Verordening Precariobelasting 2015
 
2014, nr. XII-2 sub g
De raad van de gemeente Winterswijk;
overwegende dat:
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014, nr. 54705;
besluit:
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELA STING 2015
(Verordening Precariobelasting 2015)
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
  • 1.
    jaar: een kalenderjaar;
  • 2.
    halfjaar: een half kalenderjaar;
  • 3.
    kwartaal: een kalenderkwartaal;
  • 4.
    maand: een kalendermaand;
  • 5.
    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;
  • 6.
    dag: een periode van 24 uren, aanvangende om 0.00 uur, of een gedeelte
    daarvan.
     
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘precariobelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
 
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
     
Artikel 4 Vrijstellingen
De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:
  • 1.
    het hebben van voorwerpen en werken ten behoeve van percelen waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, genothebbende is;
  • 2.
    het hebben van brievenbussen, oplaadpunten voor auto of fiets, telefooncellen en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;
  • 3.
    werken, verricht ten behoeve van het telefoon- en telegraafnet of van het elektriciteitsnet, voorzover de gemeente verplicht is dit in haar openbare grond te gedogen;
  • 4.
    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere daarmede op één lijn te stellen instellingen;
  • 5.
    het hebben van voorwerpen of werken, welke noodzakelijk voor de uit oefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door de waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;
  • 6.
    het hebben boven de grond van borden tot verhuur of verkoop van woningen of percelen, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen woningen of percelen zijn bevestigd;
  • 7.
    het hebben van erkers, balkons of andere uitspringende gedeelten van gebouwen, zomede luifels, zonneschermen, stoeptreden en vlaggenstokken;
  • 8.
    het hebben van borden, masten, palen e.d. die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;
  • 9.
    het hebben van hijsbalken;
  • 10.
    het hebben van sierlampen;
  • 11.
    het hebben van pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, goten, puilijsten, goot- en kroonlijsten, spionnen e.d.;
  • 12.
    het hebben van buizen voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater of hemelwater;
  • 13.
    het hebben van buizen of leidingen voor de aanvoer van drinkwater;
  • 14.
    het hebben van voorwerpen, uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel of tot bevordering van wetenschap, kunst of een ander algemeen belang;
  • 15.
    het hebben van opendraaiende voorwerpen, inrichtingen of werken welke krachtens wettelijk voorschrift naar buiten openslaand zijn gemaakt;
  • 16.
    het hebben van voorwerpen, welke tegen een gevel zijn aangebracht en niet meer dan 10 cm uitsteken;
  • 17.
    het hebben van werken en voorwerpen, waarvan de aanwezigheid ingevolge een wettelijk voorschrift moet worden gedoogd;
  • 18.
    het hebben van werken of voorwerpen, waarvoor uit andere hoofde betaling aan de gemeente moet geschieden;
  • 19.
    het hebben van kabels en draden ten behoeve van een centraal antennesysteem al dan niet geëxploiteerd van overheidswege;
  • 20.
    het hebben van halteborden, wachthuisjes en dergelijke ten dienste van openbare middelen van vervoer;
  • 21.
    het hebben van werken en afsluitingen ten behoeve van de school- en volksfeesten;
  • 22.
    het hebben van uithangborden, lichtreclames, reclameborden en andere tot reclame dienende voorwerpen bevestigd aan de gevel;
  • 23.
    het hebben van spandoeken.
     
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
 
Artikel 6 Berekening van de precariobelasting
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
  • 2.
    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.
  • 3.
    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
  • 4.
    Indien in de tarieventabel voor het hebben van voorwerpen zowel een jaar-, halfjaar-, maand-, week- als dagtarief is opgenomen, is voor de berekening van de precariobelasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een terzake door de gemeente verleende vergunning. In de gevallen waarin geen vergunning is verleend, geldt het tarief voor de kleinste tijdseenheid.
     
Artikel 7 Belastingtijdvak
  • 1.
    Indien de precariobelasting naar jaartarieven wordt geheven, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak een dag, week, maand, kwartaal of halfjaar, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
     
Artikel 8 Wijze van heffing
De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
 
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naa r jaartarieven geheven precariobelasting
  • 1.
    De naar jaartarieven geheven precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Hier dient schriftelijk om te worden verzocht.
     
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld voor de niet in artikel 9 genoemde gevallen
Andere precariobelasting dan die bedoeld in artikel 9 is verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak wordt geheven.
 
Artikel 11 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede op de laatste dag van de maand twee maanden volgend op de maand die in de dagtekening is vermeld.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven en het aanslagbedrag minimaal
    € 30,00 (zegge: dertig euro) bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    In afwijking van het eerste lid dient de precariobelasting die verschuldigd is op nota, te worden voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van die nota.
  • 4.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste, tweede en derde lid gestelde termijnen.
     
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
 
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.
 
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    De ‘Verordening Precariobelasting 2014’ vastgesteld bij raadsbesluit van
    19 december 2013 nr. XII-2 sub g wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening kan worden aangehaald als
    ’Verordening Precariobelasting 201 5 .
  • 5.
     
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Winterswijk in
zijn openbare vergadering gehouden op 18 december 2014,
de griffier, de voorzitter,
Naar boven