Verordening Reinigingsheffingen 2015
 
2014, nr. XII-2 sub i
De raad van de gemeente Winterswijk;
overwegende dat:
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014;
besluit:
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN 201 5
(Verordening Reinigingsheffingen 2015)
 
I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
  • a.
    afvalstoffenheffing;
  • b.
    reinigingsrechten.
     
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;
  • b.
    ‘perceel’ : een gebouwde onroerende zaak- of een gedeelte ervan- dat als afzonderlijk geheel wordt gebruikt.
     
II. AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de heffing en belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
  • 2.
    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21, 10.22 en 10.23 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
     
Artikel 4 Belastingplicht
  • 1.
    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar omstandigheden gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
  • 2.
    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
    • a.
      degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;
    • b.
      indien gebruik door meerdere leden van een huishouden, het door de in
      artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;
    • c.
      ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan; degene die het deel voor gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat gedeelte voor gebruik is afgestaan;
    • d.
      ingeval een perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking wordt gesteld, degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld; degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
       
Artikel 5 Vrijstellingen
  • 1.
    Vrijstelling van de afvalstoffenheffing voor de extra 240 liter container als bedoeld
    in artikel 1.1.6 en 1.1.7 van de Tarieventabel, behorende bij deze verordening, kan
    worden verleend voor:
    a. het afval dat wordt aangeboden als gevolg van ziekte of handicap, wanneer dit blijkt uit een
    medische indicatie;
    b. het afval dat wordt aangeboden als gevolg van het beheer van een strook groen van de
    gemeente, zoals blijkt uit de gemeentelijke administratie.
  • 2.
    Vrijstelling van de extra 240 liter container, zoals vermeld in lid 1, is slechts
    mogelijk indien een soortgelijke 240 liter container aanwezig is.
  • 3.
    Vrijstelling van de afvalstoffenheffing wordt verleend voor recreatiewoningen die
    niet permanent bewoond worden, tenzij verzocht is om een afvalcontainer en/of
    een inschrijving in de Basisregistratie Persoonsgegevens staat vermeld op dat perceel.
  • 4.
    Vrijstelling van afvalstoffenheffing voor de 240 liter container wordt verleend als deze container beschikbaar wordt gesteld in het kader van het zwerfafvalproject “de Beestenbende”.
     
Artikel 6 Maatstaven van heffing en tarieven
  • 1.
    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende Tarieventabel, opgenomen onder hoofdstuk I “Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing”. Bepalend is daarbij het containerpakket, zoals dat bij aanvang van het belastingjaar bij het perceel aanwezig is.
  • 2.
    Indien het containerpakket bij een perceel in het kader van het huishoudelijk grondstoffenbeleidsplan (omgekeerd inzamelen) wordt of is gewijzigd, is bepalend het containerpakket dat aanwezig was voor de wijziging. Ook als de wijziging plaats heeft gevonden in 2014.
  • 3.
    Vangt de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aan, dan is bepalend het containerpakket dat op de eerste dag van de maand volgend op de maand van aanvang van de belastingplicht bij dit perceel aanwezig is.
  • 4.
    Vangt de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aan bij een perceel waar het containerpakket al is gewijzigd, zoals in lid 2 is beschreven, dan is bepalend het tarief voor een collectieve verzamelplaats (artikel 1.1.5 Tarieventabel Reinigingsheffingen 2015).
  • 5.
    Wijzigt het containerpakket in de loop van het belastingjaar, anders dan door een verhuizing of vestiging, dan heeft dat geen gevolgen voor de hoogte van de aanslag.
  • 6.
    Wijzigt het containerpakket binnen drie maanden na verhuizing of vestiging, dan is bepalend het containerpakket, zoals dat aanwezig is bij aanvang van de belastingplicht (zie ook lid 3). Na wisseling wordt het tarief berekend op basis van het containerpakket dat op de eerste dag van de maand na wisseling bij het perceel aanwezig is.
     
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
 
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan vijf euro.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar wijzigt, vindt er geen vermindering dan wel navordering van de voor dat jaar verschuldigde belasting plaats.
  • 5.
    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
  • 6.
    Belastingbedragen van minder dan vijf euro (€ 5,00) worden niet geheven.
     
Artikel 10 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede op de laatste dag van de maand twee maanden volgend op de maand die in de dagtekening is vermeld.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven en het aanslagbedrag minimaal
    € 30,00 (zegge: dertig euro) bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
     
III. REINIGINGSRECHTEN
Artikel 11 Belastbaar feit
Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
 
Artikel 12 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
 
Artikel 13 Maatstaven van heffing en tarieven
  • 1.
    De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk II “Maatstaven en tarieven reinigingsrechten”, van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Bepalend is daarbij het containerpakket, zoals dat bij aanvang van het belastingjaar bij het perceel aanwezig is.
  • 2.
    Vangt de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aan, dan is bepalend het containerpakket dat de eerste dag van de maand volgend op de maand van aanvang van de belastingplicht bij dit perceel aanwezig is.
  • 3.
    Wijzigt het containerpakket in de loop van het belastingjaar, anders dan door een verhuizing of vestiging, dan heeft dat geen gevolgen voor de hoogte van de aanslag.
  • 4.
    Wijzigt het containerpakket binnen drie maanden na verhuizing of vestiging, dan is bepalend het containerpakket, zoals dat aanwezig is bij aanvang van de belastingplicht (zie ook lid 2). Na wisseling wordt het tarief berekend op basis van het containerpakket dat op de eerste dag van de maand na wisseling bij het perceel aanwezig is.
     
Artikel 14 Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 15 Wijze van heffing
De rechten bedoeld in hoofdstuk II van de tarieventabel worden bij wege van aanslag geheven.
 
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De rechten bedoeld in hoofdstuk II van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan vijf euro.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar wijzigt, vindt er geen vermindering dan wel navordering van de voor dat jaar verschuldigde belasting plaats.
  • 5.
    Belastingbedragen van minder dan vijf euro (€ 5,00) worden niet geheven.
     
Artikel 17 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede op de laatste dag van de maand twee maanden volgend op de maand die in de dagtekening is vermeld.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven en het aanslagbedrag minimaal
    € 30,00 (zegge: dertig euro) bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
     
IV. AANVULLENDE BEPALINGEN
Artikel 18 Nadere regels door burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van reinigingsheffingen.
 
Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    De ‘Verordening Reinigingsheffingen 2014’ vastgesteld bij raadsbesluit van
    19 december 2013, nr. XII-2 sub i, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid
    genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op
    de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Reinigingsheffingen 2015’.
     
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Winterswijk in
zijn openbare vergadering gehouden op 18 december 2014,
de griffier, de voorzitter,
Naar boven