Gemeente Veghel - Havenbeheerverordening Veghel 2014 - 24 december 2014
De raad van de gemeente Veghel,
Overwegende dat de Havenverordening in verband met o.a. de verbreding en verdieping van de Zuid-Willemsvaart aanpassing behoeft;
Gezien het advies van de commissie BZE;
Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
besluit
vast te stellen de
Havenbeheerverordening Veghel 2014
1 Algemene bepalingen  
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen  
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
 
  • -
    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;
  • -
    college: college van burgemeester en wethouders;
  • -
    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;
  • -
    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;
  • -
    haven:
  • a)
    wateren die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart openstaan, alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;
  • b)
    de kaden aan de Zuid-Willemsvaart zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1.
  • -
    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;
  • -
    ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen;
  • -
    ontvangstvoorziening: voorziening geschikt voor de ontvangst van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;
  • -
    pleziervaartuig : een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding.
  • -
    scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;
  • -
    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
  • -
    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;
  • -
    tankschip: schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten;
  • -
    woonschip: Een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar de constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd als hoofdverblijf ten behoeve van het dag-en/of nachtverblijf door een of meerdere personen;
  • -
    zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.
Artikel 1.2 Toepassingsgebied  
Deze verordening is van toepassing in de haven.
Artikel 1.3 Beslistermijn  
 
  • 1.
    Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
  • 2.
    Het college kan binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag deze termijn eenmaal met ten hoogste 4 weken verlengen.
  • 3.
    De verlening van een vergunning of ontheffing kan uitsluitend in spoedeisende gevallen voor een eenmalige gedraging of handeling van korte duur mondeling geschieden.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen  
Het college kan aan een vergunning, vrijstelling en ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.
Artikel 1.5 Geldigheidsduur  
 
  • 1.
    Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning of vrijstelling verleend voor de duur van één jaar.
  • 2.
    Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes maanden wordt verleend.
Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden  
Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:
 
  • a.
    dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven noodzakelijk is;
  • b.
    de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
  • c.
    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening daarvan, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan deze is vereist;
  • d.
    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
  • e.
    hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
  • f.
    de houder dit verzoekt.
Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van toestemmingen  
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.
Artikel 1.8 Normadressaat  
 
  • 1.
    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
  • 2.
    Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester  
Het college wijst een havenmeester aan.
 
Artikel 1.10 Nadere regels  
Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:
 
  • a.
    de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat met een schip een haven wordt aangedaan, voordat ligplaats wordt ingenomen of voordat bepaalde activiteiten worden ondernomen;
  • b.
    de wijze waarop de melding, bedoeld onder a, dient plaats te vinden;
  • c.
    de wijze waarop een aanvraag om een vergunning dient plaats te vinden;
  • d.
    de voorwaarden waaronder schepen zich in een door het college aangewezen gebied mogen bevinden, welke betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten, de openstellingsperiode, de toegestane duur van verblijf in de haven en op eisen waaraan schepen of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen;
  • e.
    de aanvraag van een vergunning als bedoeld in de artikel 3.6;
  • f.
    de wijze van afmeren van schepen en het innemen van een ligplaats.
2 Orde in en gebruik van de haven  
Artikel 2.1 Verkeerstekens  
  • 1.
    Het college kan in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.
  • 2.
    Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen.
  • 3.
    Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht en aanwijzing gebieden  
  • 1.
    Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats te nemen.
  • 2.
    Het college kan plaatsen of gebieden aanwijzen waar schepen of categorieën van schepen zich niet dan wel uitsluitend mogen bevinden onder de door het college nader te bepalen voorwaarden, bedoeld in artikel 1.10
 
Artikel 2.3 Verbod innemen ligplaats en verbod zich te bevinden op niet daartoe bestemde plaats  
 
  • 1.
    Het is verboden in de haven met een woonschip een ligplaats in te nemen.
  • 2.
    Het is verboden met een schip ligplaats te doen nemen of met een schip zich te bevinden op een plaats of gebied die of dat daartoe blijkens het ligplaatsenoverzicht of aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2.2. niet is bestemd of toegankelijk is, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen en met instemming van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein.
  • 3.
    Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.4 Duur verblijf in haven  
 
  • 1.
    Het is in de haven verboden met een schip langer te verblijven dan de periode die bij nadere regel als bedoeld in artikel 1.10d vast te stellen door het College.
  • 2.
    Als een schip terugkeert in de haven zonder dat er sprake is geweest van bedrijfsmatig vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Binnenvaartwet, wordt de looptijd dan wel overschrijding van de periode, bedoeld in het eerste lid, geacht niet te zijn onderbroken dan wel beëindigd.
  • 3.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.5 Voorzieningen en voorwerpen  
 
  • 1.
    Het is eenieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, als daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, voor het laden en lossen van schepen.
  • 3.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.6 Verhalen van schepen  
 
  • 1.
    Het college kan een exploitant , kapitein of schipper schriftelijk opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de doorstroming van het scheepvaartverkeer, de bescherming van de orde, de veiligheid of het milieu in of in de omgeving van de haven noodzakelijk is.
  • 2.
    Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.
  • 3.
    In spoedeisende gevallen of als de exploitant onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.
Artikel 2.7 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven  
 
  • 1.
    Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:
  • a.
    aan de grond zit;
  • b.
    gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt; of
  • c.
    ter hoogte van de kade of oever wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren.
  • 2.
    Tijdens het gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven is een persoon die bekend is met de bediening van het schip in de stuurhut aanwezig.
  • 3.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing als het een aan een ander schip gemeerd bunker- of bevoorradingsschip betreft, dat moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.
  • 4.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.
Artikel 2.8 Plezier- en zeilvaart in de haven  
 
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.3 is het verboden zich met een pleziervaartuig, waarmee al dan niet eveneens bedrijfsmatig wordt gevaren, in de haven te bevinden, tenzij:
  • a.
    het schip ligplaats heeft genomen in de passantenhaven in de periode tussen 1 april en 1 november
  • b.
    het schip zich naar de passantenhaven begeeft om aldaar een ligplaats in te nemen in de periode tussen 1 april en 1 november.
  • 2.
    Het is verboden met een schip dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in de haven.
  • 3.
    Het college kan in geval van een evenement vrijstelling verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden.
  • 4.
    Het college kan in geval geen sprake is van een evenement ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden.
Artikel 2.9 Winterligplaats  
1. Het is verboden, behoudens in geval zich een situatie als bedoeld in het vierde lid voordoet, buiten de passantenhaven een winterligplaats in te nemen.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.8, eerste lid is het verboden zonder ontheffing van het college in de passantenhaven een winterligplaats in te nemen anders dan gedurende de gehele periode gelegen tussen 1 november en 1 april.
  • 3. Het is verboden een pleziervaartuig dat een winterligplaats heeft ingenomen te bewonen of daarin te overnachten.
     
    4. Het college kan voor incidenteel gebruik van de passantenhaven de schipper van een schip dat een winterligplaats inneemt aanschrijven om het schip tijdelijk van de winterligplaats te doen verwijderen. De schipper is verplicht aan deze aanschrijving gevolg te geven.
     
Artikel 2.10 Overlast aan vaartuigen  
Tenzij bij of krachtens deze verordening anders bepaald is het anderen dan de eigenaar, kapitein of schipper van een schip niet toegestaan, zonder goedkeuring van de eigenaar, kapitein of schipper dat schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of los te maken.
 
Artikel 2.11 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade  
 
  • 1.
    Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken aan het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld.
  • 2.
    De melding bedoeld in het eerste lid vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal, per fax of per e-mail.
Artikel 2.12 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water  
Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de kapitein of schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.1 daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.
 
3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven  
Artikel 3.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen  
 
  • 1.
    Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.
  • 2.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven  
Het is eenieder verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.
 
Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen  
Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:
  • a.
    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester; en
  • b.
    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.
Artikel 3.4 Veilige toegang  
 
  • 1.
    Een afgemeerd schip beschikt over een toegang welke geen gevaar of schade aan personen kan veroorzaken.
  • 2.
    Het eerste lid geldt niet met betrekking tot binnenschepen waarbij:
  • a.
    de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen; of
  • b.
    het afmeren van korte duur is.
Artikel 3.5 Verbod gebruik hoofdmotor  
 
  • 1.
    Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, met uitzondering van direct voor vertrek van het schip.
  • 2.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.6 Vergunning ontvangstvoorzieningen  
 
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het college scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen die rechtstreeks afkomstig zijn van zeeschepen die de haven aandoen in ontvangst te nemen.
  • 2.
    Onverminderd artikel 1.4 kan het college voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, die onder meer betrekking kunnen hebben op:
  • a.
    de soort ontvangstvoorzieningen en de veranderingen daarvan;
  • b.
    geschiktheid en beschikbaarheid van de ontvangstvoorzieningen;
  • c.
    de verplichting tot het in ontvangst nemen van scheepsafvalstoffen;
  • d.
    de soorten stoffen waarvoor de aanwijzing geldt;
  • e.
    melden van ontvangst van scheepsafvalstoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent;
  • f.
    de maximale verblijfsduur van de ontvangen stoffen in de ontvangstvoorzieningen en het verstrekken van gegevens en houden van registratie daaromtrent, of;
  • g.
    het afleveren van de ontvangen stoffen.
Artikel 3.7 Deugdelijk afmeren  
 
  • 1.
    Het is eenieder verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.
  • 2.
    Het is verboden om de Safe Working Load van aan de wal geplaatste bolders te overschrijden. De Safe Working Load van bolders geldt bij een verticale troshoek van maximaal 45 graden.
  • 3.
    Het college kan van het in dit artikel bepaalde ontheffing of vrijstelling verlenen.
Artikel 3.8 Gebruik van ankers en spudpalen  
 
  • 1.
    Het is verboden een anker of spudpalen te gebruiken.
  • 2.
    Onder spudpaal wordt verstaan een voorziening waarmee een schip zichzelf in de bodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust.
  • 3.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.9 Vast- en losmaken zeeschepen  
  • 1.
    Het vast- en losmaken is een ieder verboden als het betreft een zeeschip:
  • a.
    met een lengte over alles van meer dan 75 meter; of
  • b.
    met een lengte over alles van minder dan 75 meter dat is gebouwd of wordt gebruikt voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg en schoon is gemaakt van die stoffen.
  • 2.
    Het eerste lid is niet van toepassing als:
  • a.
    het vastmaken direct bij aankomst op de meerplaats gebeurt door de bemanningsleden die aan boord zijn;
  • b.
    wordt gehandeld door een gediplomeerd bootman;
  • c.
    het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen; of
  • d.
    de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding tot bootman, onder verantwoordelijkheid van een gediplomeerd bootman.
Artikel 3.10 Gebruik generatoren door binnenschepen  
 
  • 1.
    Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden aan boord van een binnenschip een generator te gebruiken.
  • 2.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.
Artikel 3.11 Verrichten van werkzaamheden  
 
  • 1.
    Het is eenieder verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:
  • a.
    het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend; of
  • b.
    per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:
  • als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;
  • dat doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn beschikbaar zijn, en;
  • de werkzaamheden plaatsvinden op ten minste 25 meter van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal.
  • 2.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 3.12 Ontsmetten van schepen  
  • 1.
    Het is verboden een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid, van de Wet gewasbescherming en biociden, en voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.
  • 3.
    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
 
4 Handhaving  
Artikel 4.1 Aanwijzingen  
 
  • 1.
    Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.
  • 2.
    Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.
Artikel 4.2 Strafbepaling  
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 4.3 Toezichthoudende ambtenaren  
  • 1.
    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde is belast de havenmeester.
  • 2.
    Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Artikel 4.4 Betreden van woonruimten  
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
5 Overgangs- en slotbepalingen  
Artikel 5.1 Overgangsrecht  
 
  • 1.
    De Havenverordening gemeente Veghel wordt ingetrokken.
  • 2.
    Een krachtens de Havenverordening gemeente Veghel verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning, ontheffing of vrijstelling krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
  • 3.
    Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend onder de Havenverordening gemeente Veghel maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.
Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel  
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Havenbeheerverordening Veghel 2014.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 november 2014.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven