Het jaar 2015 staat in het teken van grote veranderingen. Vanwege de omvang en complexiteit van de decentralisatie, is er nog veel onzekerheid over de gevolgen. Op het moment van schrijven geldt dit misschien nog wel meer voor de PGB’s dan voor de ZiN- gefinancierde zorg. Zoals later duidelijk zal worden, zijn er, welke keuze we ook maken, zoveel onzekerheden aan verbonden dat het belangrijk is om de effecten van die keuze (zowel voor de burger als voor de gemeente) goed te monitoren, en het beleid op grond daarvan bij te stellen of aan te passen.
We hebben in de vorige paragrafen vastgesteld dat we de tarieven afleiden van de PGB tarieven 2014. Indien we de volledige tarieven uit 2014 hanteren is het niet mogelijk om een bezuiniging te realiseren. We weten dat we voor de Wmo een bezuiniging van 17,8% dienen te realiseren en voor de jeugd 12,3 %. Deze laatste gebaseerd op landelijke cijfers aangezien we voor jeugd op dit moment nog onduidelijk is wat ons volledige PGB budget is.
Een factor waar we naast de bezuinigingen rekening mee moeten houden is de wettelijke eis dat de PGB-tarieven toereikend moeten zijn. De makkelijkste optie zou zijn om de huidige tarieven te verlagen met het bezuinigingspercentage. Dit is echter geen optie aangezien dan de tarieven niet meer toereikend zijn. Het is wel mogelijk een deel van de bezuiniging te realiseren door de tarieven PGB 2014 deels (gedifferentieerd) te verlagen.
Het overige deel van de bezuiniging zal naar wij hopen kunnen worden gerealiseerd door middel van andere opties genoemd in dit document. Of de volledige bezuinigingsopgave kan worden gerealiseerd is de vraag.
Tarieven formele hulp begeleiding individueel/groep en persoonlijke verzorging
De vraag die rijst is, wat is een toereikend tarief? Hoewel het lastig is om hier harde uitspraken over te doen, is op basis van het type werkzaamheden wel een algemene opmerking te maken over de maximale rek in de tarieven.
In de huidige PGB regeling is geen differentiatie naar complexiteit doorgevoerd, zoals aangegeven adviseren wij een dergelijke differentiatie wel toe passen aangezien er een relatie is tussen de complexiteit en de zorgomvang. In dat geval zullen de uurtarieven relatief hoger zijn naarmate de omvang van zorg groter is en relatief lager bij kleinere zorgomvang. Door AEF is onderzocht dat een verschil van 10 % tussen het tarief voor de grootste omvang en het tarief voor de kleinste omvang recht doet aan de relatie tussen complexiteit en omvang. Door dit toe te passen sluiten de tarieven goed aan bij de complexiteit van de zorg, maar is er nog geen bezuiniging gerealiseerd.
AEF heeft onderzocht welke generieke korting op de aldus gedifferentieerde tarieven haalbaar is zonder dat de toereikendheid van de tarieven in gevaar komt. Zij adviseren een generiek korting van 10 % toe te passen.
Onderstaand is dit grafisch weergegeven. De rode streep is het tarief 2014. Op het midden van de blauwe streep is de generieke korting van 10 % toegepast, vervolgens is er differentiatie aangebracht naar zorgzwaarte (complexiteit).
Het onderzoek van AEF had betrekking op de PGB tarieven voor Jeugd. We trekken de conclusies echter ook door naar de Wmo. In 2014 zijn zowel de PGB tarieven per functie als de (natura) Nza tarieven voor de verschillende zorgsoorten voor jeugd en Wmo ongeveer even hoog. We zien dan ook geen aanleiding om in 2015 opeens verschillen te gaan aanbrengen en zullen dus voor de Wmo dezelfde PGB tarieven gaan hanteren als voor Jeugd. Dit past ook binnen het uitgangspunt dat we de tariefsystematiek voor Jeugd en Wmo zoveel mogelijk hetzelfde willen laten zijn.
In onderstaande tabel is te zien welke tarieven we hanteren door de twee adviezen van AEF toe te passen voor begeleiding individueel, persoonlijke verzorging en begeleiding groep.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Na generieke korting van 10 % op tarieven 2014
|
Tarief 2015
Na differentiatie naar complexiteit (op omvang)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 1 en 1,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 2 en 3,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 4 en 6,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 7 en 9,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 10 en 12,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 13 en 15,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 16 en 19,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 20 en 24,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Begeleiding groep zonder vervoer
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 1 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 2 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 3 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 4 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 5 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 6 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 7 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 8 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 9 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 1 en 1,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 2 en 3,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 4 en 6,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 7 en 9,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 10 en 12,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 13 en 15,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 16 en 19,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde uren tussen 20 en 24,9 uur p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
Verklaring toereikende tarieven formele hulp
Onderstaand een korte toelichting op grond waarvan kan worden afgeleid dat toepassing van de generieke korting met 10 % en een additionele scheefheid van 10% de (wettelijk vereiste) toereikendheid van de tarieven niet in gevaar brengt.
Voor zorg in de gehandicaptensector is over het algemeen MBO werk- en denkniveau nodig. Bij meer gespecialiseerde zorg is HBO-niveau nodig. Bij behandelfuncties, waar op dit moment geen PGB’s voor bestaan, zijn ook WO’ers werkzaam, bijvoorbeeld artsen. Het opleidingsniveau hangt wel af van het type zorg. Meer specifiek over begeleiding en persoonlijke verzorging kan het volgende worden opgemerkt:
- •
Voor begeleiding is een MBO-4 opleiding nodig. Hoewel de zorg niet BTW-plichtig is en daardoor niet vergelijkbaar is met een aantal andere sectoren, is een tarief lager dan €30 voor individuele begeleiding niet realistisch. Voor groepsbegeleiding kan dit bedrag gedeeld worden door het aantal kinderen in de groep, maar moet wel rekening gehouden worden met het feit dat van dit tarief ook de accommodatie etc. betaald moet worden. Dat leidt tot een uurtarief van €8 - €10, of een tarief per dagdeel van €32 - €40.
- •
Bij persoonlijke verzorging gaat het om handelingen als haren kammen en tanden poetsen. Als daarvoor een tarief gehanteerd wordt dat vergelijkbaar is met het all-in uurtarief van een kapper of schoonheidsspecialist die ZZP’er is (veelal opleiding MBO 2 of 3), zou dit neerkomen op een tarief van €15 - €25, wat vergelijkbaar is met het mantelzorgtarief.
De tarieven in de tabel passen binnen deze algemene uitgangspunten. Ze dienen als basis; maar maatwerk blijft bestaan. Indien de cliënt aangeeft en aantoont (wettelijke eis) niet voor een dergelijk tarief de zorg in te kunnen kopen, zullen we altijd in gesprek gaan met de client en kijken naar de mogelijkheden.
We adviseren om op de PGB tarieven 2014 een generieke korting toe passen van 10% en (in verband met de complexiteit) een additionele scheefheid van 10% . Dit geldt voor de zorgfuncties begeleiding individueel, begeleiding groep en persoonlijke verzorging als het gaat om formele hulp.
Tarieven formele hulp kortdurend verblijf
Het huidige tarief voor kortdurend verblijf is € 100,99. Indien we de generieke korting van 10% hanteren komt dit uit op een bedrag van € 90,90. Dit bedrag geldt per etmaal. Daarnaast geldt (momenteel) dat er nooit meer dan drie etmalen per week mag worden geïndiceerd. Uitgangspunt dat we voor alle soorten zorg hanteren, is dat naarmate de omvang van de zorg groter is ook de complexiteit van de zorg groter is en daarmee het tarief hoog is. In dat geval hanteren we voor zwaardere zorg een duurder tarief. Dit uitgangspunt passen we niet toe op kortdurend verblijf. Deze soort van zorg is namelijk niet gekoppeld aan de beperking van de client, maar aan de (over)belasting van de mantelzorger/degene die gebruikelijke zorg verleent.
We stellen voor om de generieke korting van 10% toe te passen op de tarieven PGB 2014 voor kortdurend verblijf. Hier maken we de tarieven niet afhankelijk van de zorgzwaarte.
In onderstaande tabel is te zien op welke tarieven we uitkomen door alleen de generieke korting van 10 % toe te passen.
PGB tarieven kortdurend verblijf
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tarief 2015
Alleen generieke korting, geen differentiatie naar complexiteit
|
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde etmalen 1 p/wk.
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde etmalen 2 p/wk.
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde etmalen 3 p/wk.
|
|
|
|
|
|
Begeleiding groep kan geïndiceerd worden ‘met vervoer’ en ‘zonder vervoer’. Indien iemand zelf met vervoer naar de begeleiding kan, of een indien een familielid, kennis, mantelzorger o.i. de client kan brengen, wordt er geen vervoer geïndiceerd. In dat geval geldt het tarief begeleiding zonder vervoer. Indien er wel een indicatie wordt afgegeven voor begeleiding met vervoer hanteren we het huidige pgb tarief, namelijk maximaal €5,33 per dagdeel tot een maximum van 5 dagen per week. Voor informele begeleiding met vervoer wordt een tarief van €2,67 gehanteerd. We stellen voor deze tarieven niet te differentiëren en niet te verlagen met 10% aangezien dit al een zeer laag tarief betreft.
We stellen voor om geen generieke korting van 10% toe te passen op de tarieven voor vervoer voor formele hulp, wat betekent dat we een bedrag van € 5,33 toekennen bovenop het tarief dat geldt voor begeleiding groep. Voor informele hulp willen we een tarief van € 2,67 hanteren.
Indien aansluiting wordt gezocht bij de huidige PGB tarieven voor informele hulp, welke in 2014 zijn ingevoerd, zal een bedrag worden gehanteerd van € 20,- per uur (voor kortdurend verblijf 150 % daarvan, € 30,00). Wij stellen echter voor om een maximum tarief van € 15,40 te hanteren. Dit bedrag ligt hoger dan het minimumloon en sluit aan bij de jurisprudentie waar een dergelijk tarief reel wordt geacht. Daarnaast trekken we dan het huidige tarief van de huishoudelijke hulp door voor de functie informele hulp. Er zijn twee afwijkingen: voor begeleiding groep met vervoer is het tarief hoger vanwege de vervoerscomponent, zie hierboven. En voor kortdurend verblijf is het tarief net als onder de Wlz gesteld op 150 % van de andere informele tarieven, dus op € € 23,10.
In onderstaande tabel zijn de informele tarieven weergegeven.
PGB tarieven informele hulp
|
|
|
|
|
|
|
Toelichting: onder de AWBZ dit tarief alleen voor nieuwe instroom in 2014; we vinden het niet terug in de indicatiegegevens. Dit tarief geldt ook in de Wlz.
|
Toelichting: dit tarief is gebaseerd op het PGB tarief 2014 voor particuliere huishoudelijke hulp
|
|
|
|
|
Begeleiding groep zonder vervoer
|
|
|
|
Begeleiding groep met vervoer
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zoals beschreven op bladzijde 8 is er wel een risico verbonden aan het hanteren van een dergelijk tarief. Als het tarief te laag wordt, is het mogelijk dat cliënten ervoor kiezen om professionele hulpverleners of instellingen in te schakelen voor de zorg. Daardoor zouden de kosten voor de gemeente kunnen stijgen. Dit eerder geschetste risico op substitutie hopen we te voorkomen doordat we geen eigen bijdrage vragen over PGB’s voor informele hulp.
Een ander probleem dat zich mogelijk voordoet, is dat het voorkomt dat (een van de ) ouders van jeugdige cliënten hun baan willen opgeven om voor hun kind te zorgen, en zichzelf uitbetalen uit het PGB. Dit is overigens ook mogelijk voor zorg voor volwassenen. Hoewel het niet om grote aantallen gaat, kan toepassing van het lage tarief voor informele hulp voor deze mensen betekenen dat ze onvoldoende inkomsten hebben uit het PGB om dit te kunnen doen. Tegelijkertijd is het de vraag in hoeverre deze invulling van een PGB maatschappelijk wenselijk is.
Hoe het beleid rondom de informele hulp wordt voorgesteld staat weergegeven in bijlage 1.
We stellen voor om de tarieven voor informele hulp vast te stellen op €15,40.
In onderstaande tabel zichtbaar wat de tarieven zijn:
PGB tarieven begeleiding groep met vervoer
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Na generieke korting van 10 % op tarieven 2014
|
Tarief 2015
Differentiatie alleen op complexiteit zorg, niet op vervoers-component
|
|
Begeleiding groep met vervoer
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 1 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 2 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 3 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 4 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 5 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 6 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 7 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 8 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
aantal geïndiceerde dagdelen 9 p/wk.
|
|
|
|
|
|
|
4.2 Omvang van de indicatie (effect van beleidskeuze kanteling en andere oplossingen)
Onder de AWBZ werden geen kantelingsprincipes toegepast, onder de Wmo is dat een leidend principe. Dat betekent dat de omvang en de zwaarte van het maatwerk dat verstrekt wordt, onder de Wmo lager respectievelijk lichter zal zijn. Dat hierdoor bij natura indicaties ruimte ontstaat is duidelijk; die ruimte hebben de aanbieders gekregen om hun bezuinigingstaakstelling te kunnen realiseren.
Voor PGB geldt dat het aantal uren maatwerk met een bepaald percentage zal teruglopen. Daarbij speelt ook dat de huidige PGB indicaties in klassen worden uitgedrukt, terwijl dit in 2015 in uren gebeurt. Ook hierdoor zou ruimte kunnen ontstaan.
Voor wat betreft zwaarte geldt dat door de andere manier van vinden van oplossingen voor problemen, mogelijk een verschuiving zal optreden van de duurdere functie van begeleiding individueel, naar de iets goedkopere functie van begeleiding groep.
Hoeveel het uiteindelijke resultaat is, is niet duidelijk; in de financiële paragraaf gaan we uit van 5%.
4.3 Aandeel PGB indicaties (effect van eventuele sturing richting natura of PGB)
Een PGB kan bij de gemeente ingezet worden voor meer zorgvormen dan de huidige mogelijkheden. Voor het gedwongen kader binnen de Jeugdwet geldt dat geen PGB ingezet worden, maar voor alle andere zorgvormen in principe wel. Waarschijnlijk zal hier in het begin nog niet veel gebruik van gemaakt worden, maar de mogelijkheid bestaat wel als een cliënt kan motiveren dat de door de gemeente gecontracteerde zorg niet passend is.
Voor Wmo geldt in 2015 dat vanwege de contractafspraken extra instroom in ZIN niets extra’s kost, dus hoe hoger het aandeel ZIN, hoe lager de totale kosten. Door meer te sturen op ZiN kan het gehele PGB budget worden verlaagd. Omgekeerd geldt voor de aanbieders dat zij er belang bij hebben om minder natura cliënten te hebben (vanwege het lumpsum karakter van de contracten) en juist meer PGB cliënten (genereren van extra omzet) Wij gaan uit van de integriteit van aanbieders en gemeente en schatten het effect per saldo op nihil.
NB: In 2016 kan sturen richting PGB juist een gunstig effect hebben omdat PGB-tarieven lager zijn dan natura tarieven.
Voor Jeugd speelt dit in mindere mate, de contracten zitten anders in elkaar, ze gaan uit van een gemiddeld aantal cliënten, maar wanneer de indexering van het rijk daar ruimte voor biedt, krijgen sommige aanbieders bij meer cliënten meer geld.
4.4 Voorwaarden voor budgetbesteding (beleidskeuze)
Nu helder is vanuit welk uitgangspunt (PGB 2014 of ZiN) we de PGB tarieven 2015 opbouwen kunnen we gaan kijken welke systematiek te hanteren bij het
vooraf begrenzen van uren (q), tarieven (p) of totaal budget (t) per periode.
In principe bepaalt de cliënt zelf welke zorgaanbieder(s) hij wenst. Hij kan kiezen voor informele zorg, voor formele zorg of voor een combinatie daarvan. Uitgangspunt in Groningen is dat we sturen op informele zorg. Het aangeboden budget is afhankelijk van het aantal geïndiceerde uren en het gemeentelijk bepaalde uurtarief voor de gekozen soort zorgverlener (informeel of formeel).
Stel de cliënt krijgt maatwerk voor 8 uur per week, waarvan hij 3 uur informele en 5 uur formele hulp. Zijn weekbudget wordt dan: 5 x € 15,40 + 3 x € 32,06 is € 173,18 per week .
De cliënt bespreekt met de consulent hoe hij dit budget denkt te gaan besteden (bij welke zorgverleners tegen welke uurtarieven). De vraag is of we vooraf grenzen stellen aan uren en tarieven. We stellen voor dit niet te doen en de cliënt deze vrijheid te gunnen, uiteraard onder de voorwaarde dat de consulent vaststelt dat op de gekozen manier voldoende gecompenseerd wordt.
In dat geval staan we toe dat mensen meer uren inkopen tegen een lager tarief, of minder uren tegen een hoger tarief.
Daarbij spelen de volgende afwegingen:
- •
Bij de tarieven van ZiN wordt uitgegaan van een grote vrijheid bij de aanbieder. Zij hoeven immers niet de geleverde uren (q) te factureren tegen afgesproken tarieven (p) , maar ontvangen, de kleine aanbieders daargelaten, een lumpsum bedrag. Voor dit bedrag dienen zij de noodzakelijke zorg te leveren in 2015. Indien we een zelfde soort vrijheid ook toestaan aan de PGB houders dan zou het redelijk zijn dat de cliënt een totaal budget krijgt toegekend waarin zij zelf kunnen bepalen voor welk aantal uren/dagdelen en op basis van wel tarief zij de zorg willen gaan inkopen. Essentieel daarbij is dat het budget toereikend is om de burger te compenseren.
- •
Naast het aspect van vrijheid, speelt ook het aspect van kosten. Wanneer de cliënt bijvoorbeeld duurdere formele hulp wil inkopen, kan men dat wat ons betreft op verschillende manieren bekostigen:
- •
De client kan een lager tarief dan € 15,40 afspreken met zijn informele hulp. Zo zou de cliënt in ons voorbeeld formele hulp van € 35,00 per uur kunnen betalen, wanneer hij de informele hulp kan inkopen tegen € 13,60 in plaats van € 15,40 per uur.
- •
De client kan zelf het verschil (in ons voorbeeld tussen € 35,00 en € 32,06) bijbetalen aan SVB
- •
De client kan iets minder uur per week inkopen (structureel)
- •
De client kan variëren in het aantal uren per week: soms minder soms meer uren. Dit willen we wel enigszins begrenzen: we adviseren om het budget per kwartaal toe te kennen.
Dat betekent dat binnen dat kwartaal mag schuiven met de kosten; wat in het kwartaal niet besteed is, is onderbesteding en mag niet meegenomen worden naar een volgend kwartaal (of dit technisch mogelijk is moeten we nog bij SVB nagaan)
•De client heeft de mogelijkheid om, indien deze geen/minder uren inzet in vakanties, de ruimte die daardoor ontstaat aan te wenden voor een hoger tarief
Nadat de cliënt de goedkeuring heeft van de consulent over de voorgenomen besteding van het budget (bij welke zorgverleners tegen welke uurtarieven), legt de cliënt de afspraken vast in de zorgovereenkomst(en). Na goedkeuring daarvan, vragen we de SVB te bewaken dat het in de zorgovereenkomst vastgestelde uurtarief en het totale toegekende budget niet wordt overschreden. Achteraf vindt dus altijd wel controle plaats op prijs en budget (en impliciet op aantal uren).
We adviseren om vooraf alleen het budget te maximeren. De cliënt is, voor zover de consulent vaststelt dat de cliënt op de gekozen manier voldoende gecompenseerd wordt, vrij om afspraken te maken over afwijkende uren en uurtarieven.
We adviseren om het PGB budget toe te kennen per kwartaal (onder voorbehoud van uitvoerbaarheid door SVB).
Hieronder gaan we nader in op de zaken die in ieder geval in het zorg- en budgetplan moeten worden opgenomen door de cliënt:
- a.
wat wenst de client in te kopen voor welk tarief en welk aantal uren;
- a.
waarom de client de ondersteuning in de vorm van een PGB wenst te ontvangen;
- b.
indien van toepassing: wie de client machtigt om zijn belangen ten aanzien van het PGB te behartigen en de aan het PGB verbonden taken uit te voeren;
- c.
hoe de client de ondersteuning wenst te organiseren;
- d.
op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;
- e.
een onderbouwde begroting van het aan hem toegekende budget
Hoeveel uren van welke zorg de cliënt inkoopt tegen welk tarief, is beschreven op de vorige pagina.
De situatie in de Jeugdwet is op dit onderdeel, waarom zorg in de vorm van een pgb, fundamenteel anders dan in de Wmo. In de Jeugdwet moet de cliënt namelijk voor toekenning van een PGB beargumenteren dat er geen passend ZiN-aanbod is voor de benodigde zorg. Dat betekent automatisch dat de dienstverlening op basis van een PGB zal verschillen van de dienstverlening die op basis van ZiN-contracten geboden wordt.
Mogelijk argumenten zijn dat benodigde ondersteuning of (jeugd)hulp:
- •
niet goed vooraf is in te plannen;
- •
op ongebruikelijke tijden wordt geleverd;
- •
op veel korte momenten op de dag wordt aangeboden;
- •
op verschillende locaties wordt geleverd;
- •
op afroep te organiseren moet zijn;
- •
er door de aard van de problematiek een vaste hulpverlening moet zijn;
- •
passend dient te zijn bij een bepaalde godsdienstige, levensovertuigings- of
- •
- •
niet door de gecontracteerde zorgaanbieders kan worden geleverd;
- •
door gecontracteerde zorgaanbieders niet met de gewenste vrijheid en flexibiliteit
- •
- •
geleverd moet kunnen worden als de cliënt zelf niet thuis is of onder andere
- •
voorwaarden die door een zorgaanbieder in redelijkheid niet verwacht kan worden.
Wanneer een cliënt of diens vertegenwoordiger de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd kan de gemeente de aanvraag niet weigeren.
Zie hiervoor ook de beleidsoverwegingen rondom informele hulp, genoemd in bijlage 1.
Uit het zorg- en budgetplan moet o.a. blijken dat:
- •
de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
- •
of de diensten of voorzieningen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor
Aan deze voorwaarden zijn vooralsnog geen harde toetsingscriteria verbonden. Het toetsen
van het zorg- en budgetplan is maatwerk. Naarmate de ondersteuning zwaarder is, zullen ook
meer eisen worden gesteld aan de kwaliteit. Vooral als deze vormen van ondersteuning in het
informele circuit worden geboden, zal kritisch moeten worden gekeken of de personen die
worden ingezet òf een relevante beroepsopleiding hebben òf door een combinatie van
opleiding/ervaring die ondersteuning kunnen bieden.
Het afgesproken zorg- en budgetplan kan gebruikt worden bij nazorg/controle om te toetsen of
de gewenste resultaten worden bereikt met de in het zorg- en budgetplan aangegeven
ondersteuning. Indien er bij het toetsen van het zorg- en budgetplan twijfels bestaan of de
ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat dan kan de
medewerkers een evaluatiemoment bepalen.
De cliënt dient in het zorg- en budgetplan een begroting voor de ondersteuning op te nemen
als hij deze via een PGB wil inkopen. In principe moet dit gebeuren binnen het normaal beschikbare budget. Wanneer de consulent vaststelt dat een hoger budget nodig is om voldoende te compenseren, dan kan een hoger budget worden vastgesteld, echter nooit gebaseerd op een uurtarief hoger dan het goedkoopst adequate naturatarief.
Opgemerkt zij nog dat het tarief van de zorg nooit hoger kan zijn dat het goedkoopst adequate natura tarief. Dat wil niet zeggen dat men geen duurdere zorg kan inkopen. Het bedrag dat boven het goedkoopst adequate tarief uitstijgt dient door de cliënt te worden bijgelegd en op de rekening van de SVB worden gestort.
In een evaluatie / voortgangsgesprek kan, na verstrekking van een PGB, worden besproken
met de cliënt hoe de hulp bijdraagt aan het bereiken van de gestelde resultaten. Het is aan de
wijkteammedewerkers/ adviseurs/ indicatiesteller om te bepalen wanneer en hoe vaak deze
In de SVB–portal kan ook gekeken worden hoe de klant zijn PGB besteedt. Ook komen via de
SVB portal gewijzigde zorgovereenkomsten binnen. Wanneer deze (administratieve) controles
moeten leiden tot een contact van de medewerker, moet dit worden opgenomen in nadere werkinstructies.
4.5 Aandachtspunten in de uitvoering (deels beïnvloedbare factor)
De komst van de Jeugdwet en de Wmo 2015 gaat gepaard met de introductie van het trekkingsrecht voor het persoonsgebonden budget (pgb). Hierbij krijgen PGB houders geen geld meer op de eigen rekening gestort, maar wordt op factuurbasis uitbetaald aan de door de PGB-houder gecontracteerde zorgverlener. Dit betekent dat men niet meer achteraf de zorg hoeft te verantwoorden, maar vooraf de zorgovereenkomst aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dient te overhandigen. De SVB controleert de zorgovereenkomst arbeidsrechtelijk en de gemeente ziet toe op de inhoud van de overeenkomst. Dit betekent dat wij de tarieven die de burger heeft afgesproken met de zorgaanbieder worden bekeken door de gemeente. Kanttekening hierbij is dat het Rijk de SVB als ketenpartner in de PGB-keten heeft geplaatst om fraude en misbruik tegen te gaan. De SVB beperkt zich echter tot een arbeidsjuridische toets en het doorgegeven van looninformatie aan de Belastingdienst. Nu blijkt dat gemeenten zelf ex-ante misbruik en fraude toetsen moeten gaan doen.
Een ander aandachtspunt bij de invoering van het trekkingsrecht is dat ministerie van VWS heeft besloten het trekkingsrecht zo basaal mogelijk in te voeren. Gemeenten (G4 en G32) voorzien daardoor risico’s in de uitvoering. Het betekent bovendien dat zaken die door de SVB zouden worden uitgevoerd nu door gemeenten zelf moeten worden gedaan, wat uiteraard leidt tot extra kosten. Dit vraagt om een scherpe blik op de (onderbouwing van de) uitvoeringskosten van de SVB. Gemeenten zijn niet van plan te betalen voor zaken die de SVB zou oppakken en die ze nu zelf moeten uitvoeren. In diverse bestuurlijke overleggen met Van Rijk is de toezegging gedaan dat in ieder geval dat de kosten worden gemonitord.
Andere (grote) aandachtspunten zijn verder:
- •
De bevoorschott
ing januari: De SVB kan in januari niet eerder uitbetalen. Dat betekent voor met name de mensen met gezamenlijke PGB’s dat er ernstige liquiditeitsproblemen kunnen ontstaan vanwege het gat (ze krijgen nu vooruit betaald, straks wordt dat achteraf).
- •
De c
ommunicatie naar cliënten. Sommige zaken over betaling en declaratie lijken bij de cliënten onduidelijk te zijn. Ook is de gebrekkige gegevensoverdracht een hinderfactor in de communicatie.
- •
Automatisch goedkeuren van indicaties: over deze mogelijkheid loopt een uitwisseling tussen VNG en SVB. De SVB wil graag dat de G32 en G4 nadenken over deze optie en mogelijke consequenties.
Bovengenoemde punten zijn ingebracht bij de VNG voor verschillende bestuurlijke overleggen met Van Rijn en met de SVB.
4.6 Niet verzilverde PGB indicaties (deels beïnvloedbare factor)
Door het rijk is aangegeven dat jaarlijks gemiddeld 10% van het toegekende PGB-budget niet uitgegeven wordt. Vermoedelijk wordt dit veroorzaakt doordat cliënten minder zorg consumeren dan waar ze op basis van hun indicatie recht op hadden, ofwel door minder uren in te kopen ofwel door zorg in te kopen voor lagere tarieven.
Eerder hebben we aangegeven dat we voor Jeugd 12,3 % moeten bezuinigen. Dat is ten opzichte van het door het rijk doorgegeven budget, waarbij het rijk al rekening heeft gehouden met een ruimte van 10 % in de toegekende budgetten. De onderbesteding draagt dus niet bij aan het realiseren van de bezuiniging.
Voor de Wmo ligt dit anders, hier kennen we het absolute bedrag dat we moeten bezuinigen en draagt onderbesteding wel degelijk bij aan het realiseren daarvan.
4.7 Herindicatie (beleidskeuze 2015)
Aan de cliënten die overkomen vanuit de awbz en de jeugdzorg is overgangsrecht toegekend. Kortgezegd komt het erop neer dat zij recht houden op hun indicatie gedurende het jaar 2015 en eindigt zoveel eerder als de indicatie is afgelopen. Ondanks het overgangsrecht bestaat de mogelijkheid om in gesprek te gaan met deze cliënten om wellicht toch een langere indicatie, dan wel een lager uurtarief overeen te komen. Dit kan alleen indien de client hiermee instemt.
Om bovenstaande vorm te geven gaan we vanaf eind 2014 en in de loop van 2015 in gesprek met personen waarvan de awbz-Wmo/ jeugd indicatie in 2015 afloopt. Ook gaan we in 2015 in gesprek met personen met een langlopende awbz-Wmo indicatie. Op een dergelijke manier zou je wel een kleine bezuiniging kunnen realiseren. We schatten deze bezuiniging op 2 % van het totale budget.
Behalve aan de zorg kan het PGB ook, onder voorwaarden, aan een aantal andere zaken worden besteed. Gemeenten zijn vrij om hierin zelf keuzes te maken. Dergelijke keuzes hebben effect op het totale budget van het PGB. We hanteren het uitgangspunt: waar beleidskeuzes ten aanzien van de uitvoering van het PGB gemaakt worden kiezen we voor het goedkoopste adequate alternatief. Dit uitgangspunt heeft voor onderstaande onderwerpen de volgende consequenties. Welke
In Groningen kiezen we ervoor om (niet langer) een vrij besteedbaar bedrag te hanteren. Het argument om het te schrappen is dat het budget bedoeld is voor inkoop van zorg en niet voor de tijd die je er in steekt of andere zaken die rond het opdrachtgeverschap kunnen spelen. Een ander argument is dat cliënten die zorg in natura ontvangen ook geen vergoeding voor deze kosten ontvangen. Daarnaast is met de invoering van het trekkingsrecht de systematiek veranderd. De SVB verzorgt de betalingen aan de zorgaanbieders. Dit betekent dat er wel zorg geleverd moet zijn. Stel dat de het verantwoordingsvrije bedrag van €250 euro (huidig bedrag voor de wmo) blijven hanteren, dan zou de aanbieder geld ontvangen voor zorg die niet geleverd is.
Administratiekosten/bemiddelingskosten
Om PGB houder te kunnen zijn moet iemand in staat zijn om zijn eigen situatie (bij ouders: de situatie van hun kind) te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen en de opdrachtgeverstaken op zich te nemen. Hij moet verder op de hoogte zijn van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een PGB, zoals een zorgaanbieder vinden, sollicitatiegesprekken voeren, individueel plan (laten) opstellen, accorderen van facturen, voortgang en kwaliteit bewaken van de geleverde zorg etc.
In het geval de cliënt zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het PGB, kan in een aantal situaties toch een PGB verstrekt worden met de hulp van iemand uit het eigen netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger. In sommige gevallen kiezen cliënten ervoor om de administratiekosten doorlopend neer te leggen bij derden. In Groningen kiezen we ervoor om de administratiekosten niet te vergoeden uit het PGB budget. Dit past in de lijn dat wij vinden dat cliënten, dan wel diens vertegenwoordiger, zelf de regie over het PGB moet kunnen voeren. Dat is namelijk het idee achter het PGB. Daarnaast worden met de invoering van het trekkingsrecht de administratieve lasten beperkt.
In enkele gevallen kiezen cliënten er voor om een bemiddelingsbureau in te schakelen om hen te ondersteunen bij het vinden van een juiste zorgaanbieder. We gaan er in Groningen vanuit dat iemand die opteert voor een PGB zelf zijn zorgaanbieder kan vinden. Indien dit niet het geval is kan deze persoon navraag doen bij zijn/haar netwerk, dan wel de keuze maken om voor ZiN te kiezen. Vanwege vorenstaande worden de kosten voor een middelingsbureau niet vergoed.
Feestdagenuitkering, doorbetalen verlof (vakanties etc.)
Iedereen die in Nederland werkt, heeft recht op vrije dagen. Dus ook de zorgverlener. Er zijn vaste regels voor het aantal vrije dagen dat de zorgverlener kan opnemen. Het hangt van het contract af of de cliënt tijdens de vakantiedagen loon moet doorbetalen. In Groningen maken we de keuze dat er geen doorbetaling plaatsvindt tijdens vakantiedagen. De cliënt dient dit af te spreken in het contract met de zorgaanbieder.
Daarnaast vergoeden geen feestdagenuitkering aan de zorgaanbieder. Dit betekent niet dat er op die dag geen zorg kan worden geleverd. Indien is afgesproken dat de zorgaanbieder die dag zorg levert is dat geen enkel probleem. De feestdagenuitkering is een ‘extra’ uitkering. In de lijn dat we alleen de wettelijke vereisten vergoeden hanteren we hier het beleid dat we geen feestdagenuitkering toekennen.
Het PGB mag besteed worden bij een aanbieder van buiten Groningen. De eventuele meerkosten als gevolg van deze keuze kunnen niet uit het PGB worden betaald. We gaan er vanuit dat de meeste zorg geleverd kan worden door zorgaanbieder is Groningen. In dat geval blijven de reisafstanden beperkt. Ook hier hanteren we de lijn dat de reiskosten niet vanuit het PGB budget worden vergoed.
4.9 Financiële consequenties
Gemeenten krijgen extra taken toegekend, maar de macrobudgetten die daarvoor beschikbaar komen, zijn gebaseerd op relatief even grote bezuinigingen voor ZiN en PGB in 2015. Voor zorg in natura worden die bezuinigingen voor 2015 gerealiseerd in (de wijze van) contractering. Voor Wmo ligt het natura-risico bij de aanbieders, voor Jeugdwet ligt dat genuanceerder.
Binnen het VSD is ervoor gekozen om de bezuinigingen voor ZiN en PGB op dezelfde manier door te laten werken. Dit geldt zowel voor Jeugd als voor Wmo.
Probleem met het PGB is dat nieuw beleid en nieuwe PGB tariefstelling in 2015 slechts van toepassing zijn op de relatief kleine groep nieuwe en herindicaties. Het overgrote deel van het budget wordt opgesoupeerd door overgangscliënten waarvoor oude tarieven en oude voorwaarden gelden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we de bezuinigingsopgave nog niet realiseren in 2015, maar pas vanaf 2016.
Hieronder gaan we in twee afzonderlijke paragrafen in op de consequenties voor Wmo en Jeugd.