Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Voorschoten 2014.
Registratienummer: 4043
 
De raad van de gemeente Voorschoten,
 
gelezen het voorstel van het presidium van 25 september 2014;
gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;
 
besluit:
 
vast te stellen de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Voorschoten 2014.
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • -
    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;
  • -
    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
  • -
    college: college van burgemeester en wethouders.
     
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden
Artikel 2 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
  • 1.
    Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;
  • 3.
    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als commissielid een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid van de Gemeentewet ontvangt.
  • 4.
    De leden – niet zijnde de burgerleden - van de Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed worden voor het bijwonen van de vergaderingen van deze commissie vergoed op basis van het aantal uren dat zij in een vergadering aanwezig zijn. De vaststelling van het uurtarief geschiedt door burgemeester en wethouders.
  • 5.
    De burgerleden van de Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie een vergoeding, die door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.
Artikel 3 Reis- en verblijfkosten
  • 1.
    Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.
  • 2.
    Aan commissieleden worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.
  • 3.
    De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:
    • a.
      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;
    • b.
      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.
  • 4.
    De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.
  • 5.
    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.
  • 6.
    De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.
Artikel 4 Buitenlandse excursie of reis
  • 1.
    De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.
  • 2.
    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.
Artikel 5 Scholing
  • 1.
    Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.
  • 2.
    Aanvragen tot maximaal EUR 500,00 per jaar per raads- of commissielid kunnen worden gehonoreerd.
  • 3.
    Uit de aanvraag blijkt dat de scholing van belang is in verband met de vervulling van het raads- of commissielidmaatschap.
  • 4.
    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.
  • 5.
    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.
  • 6.
    Het presidium beslist over ingediende aanvragen.
Artikel 6 Computer en internetverbinding
  • 1.
    Raads- of commissieleden aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
  • 2.
    De hoogte van de tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen computer is voor een periode van maximaal drie jaar gelijk aan 30% van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software die aan de overige raads- en commissieleden in bruikleen ter beschikking wordt gesteld.
  • 3.
    Raads- en commissieleden die voor vergoeding van gebruik van de aanschaf van een computer in aanmerking willen komen dienen daarvoor bij de griffier een aanvraag in vergezeld van de bewijsstukken van de aanschaf van de computer. Het maximaal vergoede bedrag voor de aanschaf van een computer is niet hoger dan de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software die aan de overige raads- en commissieleden in bruikleen ter beschikking wordt gesteld.
  • 4.
    De vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor de computer bedoeld in dit artikel, bedraagt ten hoogste € 10 per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het raads- of commissielidmaatschap.
  • 5.
    Een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de griffier en gaat vergezeld van de benodigde bewijsstukken. De griffier stuurt deze aanvraag ter beoordeling aan het college. Het college beslist op de aanvraag.
Artikel 7 Werkkostenregeling
Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel 8 Voorzieningen voor commissieleden met functionele beperking
  • 1.
    Het college kan aan een commissielid met een naar het oordeel van een arts structurele functionele beperking op aanvraag aan het commissiewerk gerelateerde voorzieningen toekennen.
  • 2.
    Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:
    • a.
      vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat het commissielid, bedoeld in het eerste lid, commissie- en fractievergaderingen kan bijwonen;
    • b.
      intermediaire activiteiten ten behoeve van een commissielid met een visuele, auditieve of motorische handicap;
    • c.
      noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van het commissiewerk, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor zijn beperkingen.
  • 3.
    Dit artikel is niet van toepassing op voorzieningen die op grond van wettelijke regelingen kunnen worden toegekend.
     
Hoofdstuk III De procedure van declaratie
Artikel 9 Betaling vaste vergoedingen
De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden anders bepaalt.
Artikel 10 Rechtstreekse facturering bij de gemeente
  • 1.
    Raads- en commissieleden dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.
  • 2.
    Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening en het bedrag van de factuur de hoogte van de verleende vergoeding niet overschrijdt.
Artikel 11 Declaratie van vooruit betaalde kosten
  • 1.
    De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van een daarvoor vastgesteld formulier.
  • 2.
    Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling cq de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid en ingediend bij de griffier, onder bijvoeging van de bewijsstukken.
 
Hoofdstuk IV Overgangsbepalingen
Artikel 12 Brutering vergoedingen
Als de gemeente toepassing geeft aan artikel 39c van de Wet op de Loonbelasting 1964 is artikel 7 niet van toepassing en wordt artikel 16 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toegepast.
 
Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding
Artikel 13 Intrekking oude regeling
De Verordening voorzieningen raads- en commissieleden Voorschoten 2003 wordt ingetrokken.
Artikel 14 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze regeling treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2014.
  • 2.
    Artikel 5 werkt terug tot en met 27 maart 2014.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Voorschoten 2014.
 
Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van

13 november 2014,

de griffier, de voorzitter

Toelichting
ALGEMEEN
Wettelijke regelingen
De regeling van de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB) en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe is tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.
 
De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:
  • 1.
    de onkostenvergoedingen voor raadsleden
  • 2.
    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentwet
  • 3.
    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben
  • 4.
    de verstrekking van een computer
  • 5.
    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval
  • 6.
    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad
  • 7.
    de tegemoetkoming in de ziektekosten
  • 8.
    voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking
     
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten raads- en commissieleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99 van de Gemeentewet). De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Het tweede lid van artikel 99 van de Gemeentewet voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.
 
De arbeidsverhouding van het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).
 
De loon- en inkomstenbelasting
Opting-in-regeling
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.
 
De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.
 
Fiscale standaardpositie
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.
 
Eenmalige keuze per zittingsperiode
De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
 
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.
De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.
 
Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.
Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.
 
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid.
Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.
 
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
 
Artikelen 4 Buitenlandse dienstreis
Gemeenteraden of delegaties daaruit maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.
 
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
 
Artikel 5 Scholing
Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt
 
Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.
Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.
 
Onder scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding. Voor reis en verblijfskosten gelden de bepalingen uit artikel 3.
 
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
 
De raad kan bij verordening nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Van die mogelijkheid is in deze verordening gebruik gemaakt.
 
Artikel 6 Computer en internetverbinding
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat het raads- of commissielid van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.
 
De verordening gaat ervan uit dat een computer in bruikleen wordt verstrekt.
De leden 2 en 3 zijn opgenomen als een vergoeding wordt gegeven. Als de raad besluit deze keuze niet te bieden, dan kunnen deze bepalingen vervallen.
Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktop-computer, een laptop, een pocket-pc , een mini-notebook of een tabletcomputer gaat.
 
De randapparatuur kan bestaan uit een printer of een docking station. De randapparatuur moet voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden.
 
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
 
Artikel 7 Werkkostenregeling
In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiele administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.
 
Artikelen 9 t/m 11 De procedure van declaratie
In de verordening zijn twee wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.
 
Artikel 12 Overgangsbepaling
In artikel 12 is de overgangsbepaling opgenomen voor de gemeenten die in 2014 nog niet de werkkostenregeling hebben ingevoerd. Gemeenten die al wel de werkkostenregeling hebben ingevoerd hoeven dit artikel niet op te nemen in de verordening.
Naar boven