Verordening afvalstoffenheffing Twenterand 2015
 
 
De raad van de gemeente Twenterand, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,
b e s l u i t
vast te stellen de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2015.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • 1.
    GFT-afval: container voor groente-, fruit- en tuinafval;
  • 2.
    rest-afval: container voor huishoudelijk afval niet zijnde GFT-afval, glas, oud papier, textiel, drankenkartons of blik;
  • 3.
    kunststof verpakkingen, dranken kartons en blik: inzamelzak voor kunststofverpakkingen, drankenkartons of blik;
  • 4.
    mini-container: de ophaalbak met verschillende volumes, waaronder city-bins;
  • 5.
    verzamelcontainers: de vanwege de gemeente geplaatste verzamelcontainers en waarvan het aanbiedgedrag niet individueel kan worden gemeten;
  • 6.
    algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301).
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994,80).
  • 2.
    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
  • 2.
    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
    • a.
      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;
    • b.
      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
  • 1.
    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verorde¬ning behorende tarieventabel.
  • 2.
    Voor belastingbedragen van minder dan € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op 1 aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als 1 belastingbedrag.
Artikel 4A Vrijstelling
Een vrijstelling geldt voor een bungalow/recreatiepark alwaar geen inzameling van huishoudelijk afval door of vanwege de gemeente plaats vindt.
Artikel 5 Belastingjaar
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Wijze van heffen
  • 1.
    De belasting als bedoeld in de hoofdstuk 1 van de bij de verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag waarop de verschuldigde belasting is vermeld.
  • 2.
    Per belastbaar feit kan afzonderlijk worden geheven.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting, als bedoeld in de bijbehorende tarieventabel onder paragraaf 1.1.1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    De belasting, als bedoeld in de bijbehorende tarieventabel onder paragraaf 1.1.2 en 1.3, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in de bijbehorende tarieventabel onder paragraaf 1.1.1 verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in paragraaf 1.1.1. van de bijbehorende tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 5.
    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een perceel in gebruik neemt.
Artikel 8 Termijnen van betaling
  • 1.
    De belasting welke bij wege van aanslag worden geheven moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn twee maanden later.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen minimaal vijf bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    In afwijking van het eerste lid geldt in geval het totaalbedrag van de aanslag € 50,-- of minder is en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn één maand later.
  • 4.
    Indien een termijnbedrag als genoemd in het tweede en derde lid niet geïncasseerd kan worden, zal het eerstvolgende termijnbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet middels geautomatiseerde betalingsincasso geïncasseerd worden, onder de voorwaarde dat het nog verschuldigde termijnbedrag uiterlijk op de laatste dag van de volgende maand wordt betaald.
  • 5.
    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede en derde lid tweemaal niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het desbetreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en dient het nog openstaande bedrag van het aanslagbiljet te worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de mogelijkheid van automatische betalingsincasso is komen te vervallen.
  • 6.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    De "Verordening afvalstoffenheffing 2014" en bijbehorende tarieventabel worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking. Zij is met betrekking tot de invordering tevens van toepassing op alle aanslagen in verband met belastbare feiten die zich voor 1 januari 2015 hebben voorgedaan.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing 2015’.
Vriezenveen, 16 december 2014
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
drs. R.J.M. Ros ir. C.L. Visser
Naar boven