Op 30 oktober 2014 heeft de gemeenteraad de Verordening Jeugdhulp Peelgemeente Someren 2015 vastgesteld. De gemeenteraden van de andere 5 Peelgemeenten hebben deze verordening eveneens vastgesteld.
De Nadere regels Jeugdhulp liggen in het verlengde van de verordening. Daar waar de verordening een aantal thema’s beschrijft op hoofdlijnen, wordt in deze regels – conform daartoe gestelde delegatiebepalingen in de verordening -, een aantal zaken concreter uitgewerkt.
De regels gelden vanaf 1 januari 2015. Op dat moment treedt de Jeugdwet 2015 in werking en dienen verordening en regels aangepast te zijn op de nieuwe wetgeving..
Hierna wordt per artikel een toelichting gegeven.
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
De Jeugdwet 2015 kent een flink aantal definities (artikel 1.1). Deze zijn bindend voor verordening en nadere regels. Ook definitiebepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn voor verordening en nadere regels van belang. Voor de duidelijkheid is een aantal definities zoals genoemd in deze wetten en de verordening herhaald in de nadere regels. Daarnaast is een aantal definities, zoals niet benoemd in de wet en verordening, in dit artikel gedefinieerd, te weten:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Artikel 2.1 Vormen van specialistische ondersteuning
In de verordening zijn onder artikel 2.1, eerste lid, alle vormen van individuele voorzieningen beschreven welke er binnen de Peelgemeenten beschikbaar zijn. De specialistische ondersteuning, zoals beschreven onder 2.1 onder e in de Verordening, is in de inkoopcontracten verder gespecificeerd.
Onder dit artikel wordt een opsomming gegeven van alle vormen van specialistische ondersteuning die ingekocht zijn (hetzij door de gemeente Eindhoven, hetzij door Peel6.1).
Artikel 3.1 Ouderbijdrage voor individuele voorziening
In artikel 8.2.3 van de wet is bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat (door Onze Ministers) met (de vaststelling en) de inning is belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. De ouderbijdrage geldt op grond van art. 8.2.1 van de wet en artikel 3.5 derde lid van de Verordening alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie.
De regeling ten aanzien van de ouderbijdrage is gebaseerd op de regeling voor de ouderbijdrage in de Wjz. Het wordt redelijk geacht dat onderhoudsplichtigen bijdragen in de kosten van jeugdhulp, wanneer door de overheid een deel van het onderhoud en de verzorging bij verblijf buiten het gezin wordt overgenomen. De ouderbijdrage ziet op de ouders, waaronder in de wet ook worden verstaan de stiefouders en anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden.
Het opleggen van een ouderbijdrage maakt onderdeel uit van de beschikking van de gemeente.
Ingevolge artikel 8.1.6 eerste lid van de wet wordt de ouderbijdrage voor een de individuele voorziening vastgesteld en voor de gemeente geïnd via het CAK daar waar er sprake is van verblijf deeltijd / dagbehandeling in een instelling of intramurale behandeling. Onverkort wordt de aansluiting gezocht bij de landelijke regels.
Artikel 4:1 Verstrekking pgb
In plaats van een individuele voorziening in zorg in natura (zin) kan een burger, indien hij motiveert dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is, een voorziening toegekend krijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Zie daartoe artikel 8.1.1, eerste lid, Jeugdwet 2015. Aan deze regel ligt het principe ten grondslag dat een pgb kan bijdragen aan het behouden van de regie over hun eigen leven. Mensen hebben de vrijheid om zelf te kiezen welke particuliere inzet of professionele dienstverlener zij willen en op welke tijdstippen zij die wensen te ontvangen.
Dit betekent niet dat de gemeente zondermeer gevolg geeft aan het verzoek tot verstrekking voorziening in de vorm van een pgb. De wetgever heeft in artikel 8.1.1, derde lid, Jeugdwet 2015, een drietal voorwaarden benoemd, door de gemeente verwerkt in het tweede lid van artikel 4.1 van de nadere regels.
-Bekwaamheid van de aanvrager:
De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de aanvrager. Allereerst wordt van een burger verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. Een persoon kan bijvoorbeeld door de gemeente worden gevraagd duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.
Ten tweede wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een particuliere inzet of professionele dienstverlener die aan de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de particuliere inzet of professionele dienstverlener en het bijhouden van een juiste administratie. Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
-Motivering door de aanvrager:
De tweede voorwaarde betreft de motivering door de aanvrager. De aanvrager dient te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Met de argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. In deze gevallen kan de gemeente het pgb omwille van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen beschikking af te geven bij de gemeente. Als de gemeente weigert een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan.
-Gewaarborgde kwaliteit van dienstverlening
-De derde en laatste voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb betreft de kwaliteit van de particuliere inzet of professionele dienstverlener. De kwaliteit dient naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn.
De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het pgb contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde hulp en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd. De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte jeugdhulp in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de ingekochte hulp in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Ter ondersteuning van de toets aan de voorwaarden in het tweede lid, is in het derde lid bepaald dat de aanvrager een pgb-plan dient over te leggen (conform een model van Peel 6.1, afdeling Zorg en ondersteuning) indien het pgb wordt aangevraagd.
Artikel 4.2 Besteding pgb
Een belangrijk uitgangspunt is dat het pgb dient te worden besteed aan de jeugdhulp waarmee wordt bedoeld aan datgene waarvoor het pgb is verstrekt (de te treffen individuele voorziening, het te bereiken resultaat). Vanuit dit uitgangspunt is in het eerste lid, niet limitatief, een aantal kostensoorten benoemd waaraan het pgb in ieder geval niet besteed mag worden.
Het gaat om bemiddelings- en administratiekosten (sub a) en kosten verbonden aan het opstellen pgb-plan (b). Beide ook vanuit het principe dat de cliënt bekwaam dient te zijn. Zie daaromtrent de toelichting bij artikel 4.1. Maar ook vanuit het principe dat de burger kosteloze ondersteuning kan inroepen, hetzij via het sociaal netwerk, maar denk ook aan de cliëntondersteuner en de SVB (Servicecentrum).
Het gaat om reistijd, vervoers- en parkeerkosten van de dienstverlener (sub c), en overheadkosten van de dienstverlener waaronder mede begrepen kosten van de dienstverlener tot opstellen van een zorg- of werkplan (sub d). Deze aspecten vanuit het principe dat deze kosten van de dienstverlener worden geacht te zijn opgenomen in het tarief.
Voor wat betreft het gestelde onder e. (feestdagen- en/of eenmalige uitkering of cadeau aan dienstverlener) heeft te gelden dat eventuele uitingen van tevredenheid/dankbaarheid jegens de dienstverlener voor eigen rekening komen van de budgethouder. Dat is bij zorg in natura niet anders.
De gemeente maakt ingevolgde dit lid de keuze om geen verantwoordingsvrije ruimte of bedrag te hanteren: het volledige bedrag aan pgb dient verantwoord te worden. Dit betekent in praktische zin dat alle kosten gedeclareerd dienen te worden bij de SVB en de SVB tot betaling overgaat na controle van de gedeclareerde kosten.
Artikel 4.3 Het pgb tarief bij een individuele voorziening
De vorm en omvang van een pgb voor jeugdzorg (wat voor type hulp (basis of specialistisch, individueel of groep, type activiteiten), het te benoemen resultaat, de omvang van de begeleiding (aantal uren of dagdelen), wordt op een gelijke wijze bepaald als in geval van zorg in natura.
Voor wat betreft de tariefstelling heeft vervolgens, ingevolge het tweede lid, te gelden dat er een differentiatie wordt gemaakt: een tariefstelling voor de professionele dienstverlener en een tariefstelling voor particuliere inzet (waaronder mede begrepen het sociaal netwerk). De toets of sprake is van een professionele dienstverlener is neergelegd onder a. De beschrijving is afgeleid van het bepaalde in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de in de AMvB opgenomen kwaliteitseisen van jeugdhulpaanbieders, en de gesloten inkoopovereenkomsten, waarbij voor wat betreft de zelfstandige zonder personeel (eenmanszaak of BV) aanvullend is gesteld dat men als zelfstandige staat ingeschreven bij de KvK en ook als zelfstandig ondernemer wordt erkend door de fiscus (VAR wuo (winst uit onderneming) of dga (directeur / groot aandeelhouder).
We verstrekken alleen bij hoge uitzondering een pgb voor de bekostiging aan particulier inzet waaronder mede begrepen het sociale netwerk. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen en situaties waarin sprake is van een beperking die bijv. ondersteuning of hulp noodzakelijk maakt bij het zelfstandig wonen. We hanteren hierbij de volgende overwegingen:
• De benodigde ondersteuning of hulp is niet goed vooraf in te plannen.
• De benodigde ondersteuning of hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden.
• De benodigde ondersteuning of hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden.
• De ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd.
• Als het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning of hulp op afroep te organiseren.
• Als de ondersteuning of hulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek.
Bij de toekenning van een pgb met particuliere inzet zal minimaal één van de in artikel 4.3.3 genoemde voorwaarden aan de orde moeten zijn.
Voor wat betreft de hoogte van de tariefstelling voor de professionele dienstverlener wordt ingevolge het vierde lid rechtstreeks aangesloten bij het contract zin. Hetzelfde tarief heeft te gelden.
Voor wat betreft particuliere inzet heeft een ander tarief te gelden. Zie daarvoor het vijfde lid: Voor wat betreft de aansluiting bij het Wml (125% Wml) dient te worden gesteld dat 125% Wml voor particuliere inzet als een redelijk en reëel tarief kan worden gezien.
Artikel 5.1 Kwaliteit individuele voorziening pgb
Dit artikel ligt in het verlengde van artikel 4.1 van de nadere regels. De toets op het pgb zoals uitgewerkt in artikel 4.1 betreft eveneens kwaliteit: artikel 8.1.1, derde lid, onder c van de wet.
Overigens is in de nadere regels in aanvulling op paragraaf 4.1, artikel 4.1.1 ev van de wet geen aanvullende bepaling opgenomen met betrekking tot kwaliteitseisen in relatie tot zorg in natura. Dat betekent niet dat, in aanvulling op de paragraaf 4.1 van de wet, geen nadere kwaliteitseisen aan de orde zijn in relatie tot zorg in natura.
Deze specifieke nadere eisen worden per product of dienst echter vastgelegd in de te sluiten of reeds gesloten contracten met aanbieders.
Artikel 6:1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de nadere regels indien onverkorte toepassing van de regels leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Juist omdat het in de Jeugdwet om maatwerk gaat, is deze bepaling opgenomen.
Strikt juridisch genomen is het opnemen van de hardheidsclausule in deze nadere regels niet nodig nu in de bovenliggende verordening (artikel 6.1) reeds een hardheidsclausule is opgenomen. Omwille van de duidelijkheid is evenwel ook in deze regels expliciet een hardheidsclausule opgenomen.