Raad
 
Raadsbesluit
1 0 november 201 4
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
d.d. 23 september 2014;
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet ;
Besluit vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2015
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de Basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Artikel 2 Belastingplicht
1.Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.
2.De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
3.Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:
1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;
2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g en h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;
3. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
1.Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a.kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
b.kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
c.vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.
d.volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.
e.woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een ander vergelijkbaar onderkomen.
f.particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.
g.particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.
1.Voor particulier verhuurde woningen en voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.
3.Het aantal overnachtende personen wordt:
a. voor woningen en andere verblijven gesteld op het aantal
slaapplaatsen;
b. voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen gesteld op:
1,8 personen, indien het aantal slaapplaatsen twee of minder bedraagt;
3,1 personen, indien het aantal slaapplaatsen meer dan twee
bedraagt.
4.Het aantal malen, dat door de in het derde lid bedoelde personen is overnacht, wordt:
4. ingeval verblijf wordt gehouden in woningen en andere verblijven dan wel in kampeermiddelen op vaste standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende de periode:
4. 1 april tot 25 juni bepaald op 18
4. 1 april tot 1 oktober bepaald op 30
4. 15 augustus tot 1 oktober bepaald op 6
Artikel 6 Belastingtarief
Het tarief bedraagt per overnachting € 1,00.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
1In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de voorlopige aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
2In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de overige aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
3De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 12 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, dit schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.
Artikel 13 Overgangsbepaling
De ‘Verordening toeristenbelasting 2014’ van 12 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
2.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Toeristenbelasting 2015’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 november 2014.
De Raad voornoemd,
 
Onderwerp
Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting
Dhr. P.M.M. de Jonge, voorzitter.
 
 
 
 
 
 
 
 
Mevr. C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.
 
 
Bekend gemaakt op:
In werking getreden op:
Afschriften:
-belastingplichtigen
Naar boven