Verordening parkeerbelastingen Leeuwarden 2014

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 7 januari 2014 (kenmerk 388221);

gelet op het bepaalde in artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Leeuwarden 2014;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Verordening parkeerbelastingen Leeuwarden 2014

Artikel 1
Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

a.parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van

een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt

wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het

onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het

openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of

laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

a.houder: degene die naar omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet

worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is

ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475)

aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt:

  • 1.op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde

    van het parkeren in het register van opgegeven kentekens was

    ingeschreven, of

  • 2.degene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of

    lease onder zich heeft.

    • a.motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met

      inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990.

    • a.parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van

verzamelparkeermeters, een centrale computer voor het verlenen van diensten

op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van

parkeerbewegingen, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens

onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

a.centrale computer: computer van de gemeente of computer van een bedrijf of

organisatie waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd

voor de registratie van parkeerbewegingen voor het verlenen van diensten op het

gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander

communicatiemiddel.

a.zonekaart 1: de zonekaart “Tariefzones” die volgens de beleidsnota “Evenwicht

in Parkeren” is vastgesteld, met de zones A t/m D, (datum november 2011).

a.zonekaart 2: de zonekaart die volgens de beleidsnota “Evenwicht in Parkeren” is

vastgesteld, met de zones 1 t/m 9.

Artikel 2
Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.een belasting voor het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.een belasting voor een van gemeentewege verleende vergunning of ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning of ontheffing aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3
Belastingplicht

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

  • a.degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

  • b.zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a,wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of ontheffing heeft aangevraagd en aan wie deze vergunning of ontheffing is verleend.

Artikel 4
Maatstaf van de heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel en de bijlage met de zones 1 t/m 9.

Artikel 5
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2.De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het moment van het verlenen van de vergunning of ontheffing.

  • 1.Bij een verlenging van de in het tweede lid genoemde vergunning of ontheffing is de belasting verschuldigd vanaf de aanvang van het belastingjaar.

  • 2.Als de vergunning of ontheffing bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze

verordening, en overeenkomstig artikel 10 of artikel 13 van de

"Parkeerverordening Leeuwarden 2014" wordt ingetrokken of gewijzigd, wordt de belasting verminderd met zoveel volle dagen, als er na het tijdstip van intrekking of wijziging volle dagen resteren in het belastingjaar.

Artikel 6
Wijze van heffing en termijnen van betaling

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren en bij het in werking stellen van parkeeractie via de mobiele telefoon of een ander communicatiemiddel. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met in achtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen dertig dagen na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald:

  • a.op het moment van uitreiking van de kennisgeving, dan wel

  • b.binnen dertig dagen na dagtekening van de aanslag.

Een naheffingsaanslag moet binnen dertig dagen worden betaald.

Artikel 7
Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 8
Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9
Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag voor de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a van deze verordening, bedragen € 58,00.

Als het tarief in artikel 3, eerste lid, van het Besluit parkeerbelastingen wijzigt, wijzigt het tarief genoemd in het eerste lid in hetzelfde bedrag.

Artikel 10
Overdracht bevoegdheden door de raad

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het redactioneel aanpassen van deze verordening en de bijbehorende tarieventabel alsmede het wijzigen van de tarieven die voortvloeien uit hogere regelgeving.

Artikel 11
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12
Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening arkeerbelastingen Leeuwarden 2014”.

Artikel 13
Inwerkingtreding

  • 1.De " Verordening parkeerbelastingen Leeuwarden 2014’", vastgesteld bij raadsbesluit Leeuwarden van 16 december 2013, voor het laatst gewijzigd bij raadsbesluit Leeuwarden van 16 december 2013 en de " Verordening parkeerbelastingen Boarnsterhim/Leeuwarden 2014’", vastgesteld bij raadsbesluit Boarnsterhim van 10 december 2013 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten tot de inwerkingtreding van deze verordening (vastgesteld bij raadsbesluit Leeuwarden van 27 januari 2014).

  • 1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

  • 2.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 januari 2014.

voorzitter,

griffier,

Naar boven