VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN 2015
 
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 3 december 2014;
Gelezen het voorstel van
burgemeester en wethouders van 11 november 2014, PU30, nr. 14.0010537.
Gelet op
artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;
Besluit
vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015 (Verordening Reinigingsheffingen 2015).
Artikel 1 Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden zowel Afvalstoffenheffing als Reinigingsrechten geheven.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    Perceel: een gebouwde onroerende zaak -of gedeelte ervan- dat blijkens indeling en inrichting geschikt is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt. Onder een perceel wordt mede begrepen een stacaravan, een woonboot of een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, voor zover deze percelen dienen tot hoofdverblijf;
  • b.
    Bedrijfspand: een (on)roerende zaak - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde;
  • c.
    Bedrijfsafval: afvalstoffen, afkomstig uit een bedrijfspand;
  • d.
    Belastingjaar: een kalenderjaar;
  • e.
    Maand: een kalendermaand;
  • f.
    Afvalpas: een pas die inwoners van de gemeente Nijmegen toegang geeft tot de milieustraten.
HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam "Afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
  • 2.
    De Afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
  • 3.
    De belasting voor het achterlaten van afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.21 of 10.22 van de Wet Milieubeheer aan de Milieustraat wordt geheven van degene die deze afvalstoffen achterlaat.
Artikel 4 Belastingplicht
  • 1.
    Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel waarvan ingevolge de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
  • 2.
    Voor de toepassing van het eerste lid, wordt:
    • a.
      gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
    • b.
      gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
    • c.
      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De Afvalstoffenheffing wordt geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingtijdvak
  • 1.
    Het belastingjaar voor de heffing als bedoeld in hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    Voor de overige belastbare feiten, vermeld in hoofdstuk 1 vindt de heffing afzonderlijk, per incident plaats.
Artikel 7 Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, eerste, derde of vierde lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van een mondelinge of schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
  • 2.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De Afvalstoffenheffing als bedoeld in hoofdstuk 1, tweede lid van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, eerste, derde of vierde lid van de tarieventabel is verschuldigd per incident of bij aanvang van de dienstverlening.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 5.
    Indien het totaal van de aanslag Afvalstoffenheffing of andere heffingen verenigd op één aanslagbiljet minder dan € 10,- bedraagt, wordt geen aanslag opgelegd.
Artikel 9 Kwijtschelding
  • 1.
    Een verzoek om kwijtschelding wordt getoetst aan de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, met dien verstande dat het in artikel 16, lid 1, van die regeling genoemde percentage voor de kosten van bestaan wordt vervangen door 100.
  • 2.
    Een verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend vóór het betekenen van een dwangbevel. Als het volledige belastingbedrag al is betaald, kan binnen drie maanden na die betaling nog een verzoek om kwijtschelding worden ingediend.
  • 3.
    Een verzoek om kwijtschelding, ingediend na de in de vorige volzin vermelde termijnen wordt niet in behandeling genomen.
Artikel 10 Betaaltermijnen
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in geval dat:
    • a.
      het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen € 100,- of minder is, uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;
    • b.
      het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen meer dan €100,- is, maar minder dan € 5000,- in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.
    • c.
      het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen € 5000,- of meer is, in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.
  • 2.
    In gevallen bedoeld in het eerste lid onder b geldt in afwijking van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 26e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de 26e dag van elke volgende maand.
3 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN
Artikel 11 Belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam Reinigingsrechten worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als omschreven in het tweede lid.
  • 2.
    Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten bestaat uit het aanbieden van plastic zakken als bedoeld in artikel 4.2.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening, alsmede het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, voor zover dit wordt aangeboden in de in dit artikel bedoelde plastic zakken
Artikel 12 Belastingplicht
Reinigingsrechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De Reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 14 Belastingtijdvak
  • 1.
    Het belastingjaar voor de heffing van de rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    Voor de belastbare feiten, vermeld in hoofdstuk 2, eerste lid van de tarieventabel vindt de heffing afzonderlijk, per incident plaats.
Artikel 15 Wijze van heffing
  • 1.
    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, eerste lid van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving.
  • 2.
    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, tweede lid van de bij de verordening behorende tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De rechten als bedoeld in artikel 15, tweede lid zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
  • 5.
    Indien het totaal van de aanslag(en) reinigingsrechten verenigd op één aanslagbiljet minder dan € 10,- bedraagt, wordt geen aanslag opgelegd.
Artikel 17 Kwijtschelding
Bij de invordering van Reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 18 Termijnen van betaling
  • 1.
    De rechten als bedoeld in artikel 15, eerste lid moeten, als de kennisgeving mondeling wordt gedaan, worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving, en als de kennisgeving schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.
  • 2.
    De rechten als bedoeld in artikel 15, tweede lid moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 3.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de bovenstaande leden gestelde termijnen.
HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN
Artikel 19 Nadere regels
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot
de heffing en invordering van reinigingsheffingen.
Artikel 20 Overgangsbepaling
De "Verordening Reinigingsheffingen 2014", zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2013 en gepubliceerd onder nr GB 2014-011, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 21 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 21 Inwerkingtreding en ingang van de heffing
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 22 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reinigingsheffingen 2015".
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 december 2014.
De voorzitter, De raadsgriffier,
Drs H.M.F. Bruls drs. M.M.V. Mientjes
Tarieventabel behorende bij de verordening Reinigingsheffingen 2015, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2015
Hoofdstuk 1
Maatstaven en tarieven Afvalstoffenheffing
  • 1.
    Het tarief bedraagt voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten behoeve van het aanbieden van afval, per stuk, grote zak € 0,93
    per stuk, kleine zak € 0,62
  • 2.
    Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief van de aanslag Afvalstoffenheffing:
  • 1.
    voor een eenpersoonshuishouden: € 56,87
  • 2.
    voor een meerpersoonshuishouden: € 69,60
3 Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het aanbieden van grove huishoudelijke afvalstoffen aan de milieustraten Bijsterhuizen en Kanaalstraat voor de
volgende afvalstromen:
  • -
    (grof) huishoudelijk restafval;
  • -
    schoon puin;
  • -
    grond en zand;
  • -
    bouw- en sloopafval;
  • -
    geïmpregneerd hout;
  • -
    dakleer;
  • -
    gips;
    • A.
      met een afvalpas boven 250 kg per huishouden per jaar, € 0,14 per kilo.
    • B.
      zonder een afvalpas, € 0,21 per kilo .
      • 4.
        Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het aan huis ophalen van grofvuil, vanaf de 3e keer per kalenderjaar, per keer € 22,77
Hoofdstuk 2
Maatstaven en tarieven Reinigingsrechten
  • 1.
    Het tarief bedraagt voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten
    behoeve van het aanbieden van afval, per stuk € 0,93
  • 2.
    Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, afhankelijk van het aantal zakken bedrijfsafval dat gemiddeld per week gedurende het belastingjaar wordt aangeboden, per belastingjaar:
  • 1.
    tot en met 8 zakken € 272,09
  • 2.
    van 9 tot en met 16 zakken € 805,94
  • 3.
    van 17 tot en met 24 zakken € 1.335,88
  • 4.
    van 25 tot en met 32 zakken € 1.735,41
  • 5.
    van 33 tot en met 40 zakken € 2.166,28
  • 6.
    van 41 tot en met 48 zakken € 2.571,66
  • 7.
    vanaf 49 zakken € 2.862,79
Algemeen
De tarieven genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting.
Bedoelde BTW wordt, indien deze verschuldigd is, echter wel in rekening gebracht.
TOELICHTING VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN
A ALGEMEEN
Reinigingsheffingen
Deze verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de Afvalstoffenheffing en de Reinigingsrechten. Uiteraard zijn deze heffingen los van elkaar te zien maar de onderlinge samenhang is zo groot dat beide heffingen in één verordening zijn samengevoegd.
De Afvalstoffenheffing, gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, kan worden beschouwd als een gebruiksretributie, en daarmee als een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, maar een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt er ook toe dat de gemeente voor het gebruik van dat perceel geen Afvalstoffenheffing kan heffen, als zij haar inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt. Anderzijds wordt wel afvalstoffenheffing geheven als de gemeente haar inzamelplicht nakomt, maar er geen afval wordt aangeboden.
De Reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet, en kan worden aangeduid als een genotretributie.
Bij deze rechten is wel sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van bedrijfsafvalstoffen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, is hij geen Reinigingsrechten verschuldigd. Het karakter van de Reinigingsrechten is daarmee wezenlijk anders dan het karakter van de Afvalstoffenheffing.
Huishoudelijke afvalstoffen
Volgens de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de Afvalstoffenheffing. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Ook grof huisafval wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Gemeenten zijn verplicht ook grof huisvuil in te zamelen, maar er geldt geen periodieke inzamelplicht.
Reinigingsheffingen en omzetbelasting
In het onderdeel Algemeen van de tarieventabel is bepaald dat de in de tabel genoemde bedragen inclusief omzetbelasting zijn indien deze verschuldigd is. Met betrekking tot de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de inzameling van afvalstoffen kan het volgende worden opgemerkt. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is bij wet opgedragen aan de gemeenten. Deze wettelijke opdracht is neergelegd in de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer. Derhalve vormt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geen belaste prestatie in de zin van de Wet op de omzetbelasting. De overige diensten ter zake waarvan reinigingsrechten worden geheven vormen wel belaste prestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting (inzameling bedrijfsafval, etc.).
B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Inleidende bepaling
In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de verordening nader uitgewerkt.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de verordening is in dit artikel een omschrijving van een aantal begrippen opgenomen.
Het begrip perceel
Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, in samenhang met
het bepaalde in artikel 10.11 van deze wet, kan een Afvalstoffenheffing worden geheven voor het feitelijk gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Voor de toepassing van deze verordening wordt daarom onder het begrip perceel tevens verstaan: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, mits dit geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt door een particuliere huishouding.
Bedrijfspand
Onroerende of roerende zaken die niet door een particuliere huishouding worden gebruikt, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als bedrijfspanden.
Bedrijfsafval
Meestal wijkt afval, dat ontstaat in kantoren, kleine winkels, niet te grote bedrijven etc. in samenstelling niet zoveel af van huishoudelijke afvalstoffen. Ondanks de omvang en samenstelling van dit afval zijn dergelijke afvalstoffen geen huishoudelijke afvalstoffen, zodat hiervoor Reinigingsrechten verschuldigd zijn. Bij het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen wordt dat bedrijfsafval, mits aangeboden in de voorgeschreven groene huisvuilzakken, desgewenst wel meegenomen.
TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbare feit
In dit artikel wordt aangegeven dat Afvalstoffenheffing wordt geheven, en wordt voor het belastbaar feit onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 4 Belastingplicht
Eerste lid
In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
Tweede lid
In dit artikellid is bepaald wie als gebruiker moet worden aangemerkt. Dit kan allereerst zijn degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet bij het begin van het kalenderjaar krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel.
Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, zal veelal worden bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basisadministratie. Het gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.
Een belastingplichtige, die slechts een gedeelte van het jaar feitelijk afvalstoffen meegeeft aan de inzameldienst, wordt toch voor de Afvalstoffenheffing aangeslagen. Ook de mate van het gebruik, dat van de inzameldienst wordt gemaakt, is niet relevant: zelfs als er in het geheel geen afvalstoffen ontstaan wordt de gebruiker van een perceel in de heffing betrokken. Bepalend is, of de gemeente wettelijk verplicht is huishoudelijke afvalstoffen bij een perceel in te zamelen, deze plicht nakomt, en dat er in dat perceel huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
Bij Wet van 17 maart 2011, Stb 183 is artikel 15.33 van de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit om problemen met de heffing van afvalstoffen bij kamerverhuur en volgtijdig gebruik op te lossen.
De Wet maakt de heffing van afvalstoffenheffing doelmatiger door de aanslag bij kamerbewoning bij de verhuurder neer te leggen.
In artikel 15.33 van de Wet milieubeheer is het begrip ‘feitelijk’ geschrapt. In het nieuwe tweede lid wordt een nadere omschrijving gegeven van het begrip gebruik. In drie gevallen wordt een specifieke gebruiker aangewezen als belastingplichtige:
  • -
    bij gebruik door meer leden van een huishouden: een lid van een huishouden;
  • -
    bij gebruik van delen van een perceel: degene die de delen van het perceel in gebruik heeft
gegeven;
-bij ter beschikking stellen voor volgtijdig gebruik: degene die het perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
In artikel 5 wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
In deze verordening is gekozen voor de techniek van heffing bij wege van aanslag voor de belastingschuld als bedoeld in Hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel, en voor de mondelinge of schriftelijk gedagtekende kennisgeving voor de overige belastingen.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Eerste lid
Op grond van het bepaalde in dit artikellid is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, indien dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Met deze bepaling wordt het ontstaan van de materiële belastingschuld bij de aanvang van het belastingjaar gelegd respectievelijk bij de aanvang van de belastingplicht.
Derde en vierde lid
In deze artikelleden staan de regels met betrekking tot de berekening van de verschuldigde rechten indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt respectievelijk eindigt. Er is hierbij gekozen voor een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld waarbij de belastingplicht per maand in aanmerking wordt genomen.
Vijfde lid
Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het totaalbedrag van de aanslagen verenigd op één aanslagbiljet, minder bedraagt dan € 10,- deze aanslagen niet worden opgelegd.
Artikel 9 Kwijtschelding
Er is gekozen voor een kwijtscheldingsnorm van 100% van de normuitkering als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Artikel 10 Betalingstermijnen
In dit artikel is een afwijking van de wettelijke betalingstermijn opgenomen. Afhankelijk van de hoogte van het totaal bedrag op het aanslagbiljet gelden verschillende betalingstermijnen. Automatische incasso is mogelijk voor alle bedragen ongeacht de hoogte van de aanslag. Betaling in tien gelijke termijnen is alleen mogelijk in geval van automatische incasso voor bedragen hoger dan € 100,- en lager dan € 5000,-.
TOELICHTING OP DE ARTIKELEN MBT DE REINIGINGSRECHTEN
Artikel 11 Belastbare feit
De heffing van Reinigingsrechten steunt op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet. Deze heffing wordt wel aangeduid als een gebruiksretributie. Dit betekent, dat als een belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, hij geen Reinigingsrechten verschuldigd is.
Artikel 12 Belastingplicht
Belastingplichtig is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en tarief
In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 14 Belastingtijdvak
Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 15 Wijze van heffing
Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag. De Algemene wet inzake rijksbelastingen is ter zake van toepassing. Heffing op andere wijze (kennisgeving) wordt toegepast voor het tarief per huisvuilzak, voor de tarieven aan de Milieustraat en voor de Grofvuilophaaldienst.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Hetgeen bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 8 is gesteld, is onverkort van toepassing op dit artikel. Er wordt hiernaar verwezen.
Artikel 17
Bij de Reinigingsrechten kan geen gebruik worden gemaakt van kwijtschelding.
Artikel 18 Termijnen van betaling
De aanslag Reinigingsrechten wordt niet gecombineerd met andere belastingaanslagen opgelegd en heeft dus een eigen betaaltermijn.
TOELICHTING OP DE SLOTBEPALINGEN
Artikel 19 Nadere regels
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.
Artikel 20
In artikel 20 wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, zodat ook voor die belastbare feiten heffing dus mogelijk blijft.
Artikel 21
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van publicatie in het Gemeenteblad. In het huis aan huisblad "De Brug" wordt medegedeeld welk besluit is vastgesteld dan wel gewijzigd. De dag van bekendmaking is de dag waarop de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger. De datum van ingang van de heffing is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel.
Artikel 22
In artikel 22 is in de citeertitel een jaartal genoemd.
Naar boven