- 1.
Het tarief bedraagt voor een door of vanwege de gemeente verstrekte afvalzak ten
behoeve van het aanbieden van afval, per stuk € 0,93
- 2.
Onverminderd het hierboven bepaalde bedraagt het tarief voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, afhankelijk van het aantal zakken bedrijfsafval dat gemiddeld per week gedurende het belastingjaar wordt aangeboden, per belastingjaar:
- 1.
tot en met 8 zakken € 272,09
- 2.
van 9 tot en met 16 zakken € 805,94
- 3.
van 17 tot en met 24 zakken € 1.335,88
- 4.
van 25 tot en met 32 zakken € 1.735,41
- 5.
van 33 tot en met 40 zakken € 2.166,28
- 6.
van 41 tot en met 48 zakken € 2.571,66
- 7.
vanaf 49 zakken € 2.862,79
De tarieven genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting.
Bedoelde BTW wordt, indien deze verschuldigd is, echter wel in rekening gebracht.
TOELICHTING VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN
Deze verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de Afvalstoffenheffing en de Reinigingsrechten. Uiteraard zijn deze heffingen los van elkaar te zien maar de onderlinge samenhang is zo groot dat beide heffingen in één verordening zijn samengevoegd.
De Afvalstoffenheffing, gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, kan worden beschouwd als een gebruiksretributie, en daarmee als een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, maar een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt er ook toe dat de gemeente voor het gebruik van dat perceel geen Afvalstoffenheffing kan heffen, als zij haar inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt. Anderzijds wordt wel afvalstoffenheffing geheven als de gemeente haar inzamelplicht nakomt, maar er geen afval wordt aangeboden.
De Reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet, en kan worden aangeduid als een genotretributie.
Bij deze rechten is wel sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van bedrijfsafvalstoffen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, is hij geen Reinigingsrechten verschuldigd. Het karakter van de Reinigingsrechten is daarmee wezenlijk anders dan het karakter van de Afvalstoffenheffing.
Huishoudelijke afvalstoffen
Volgens de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de Afvalstoffenheffing. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Ook grof huisafval wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Gemeenten zijn verplicht ook grof huisvuil in te zamelen, maar er geldt geen periodieke inzamelplicht.
Reinigingsheffingen en omzetbelasting
In het onderdeel Algemeen van de tarieventabel is bepaald dat de in de tabel genoemde bedragen inclusief omzetbelasting zijn indien deze verschuldigd is. Met betrekking tot de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de inzameling van afvalstoffen kan het volgende worden opgemerkt. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is bij wet opgedragen aan de gemeenten. Deze wettelijke opdracht is neergelegd in de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer. Derhalve vormt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geen belaste prestatie in de zin van de Wet op de omzetbelasting. De overige diensten ter zake waarvan reinigingsrechten worden geheven vormen wel belaste prestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting (inzameling bedrijfsafval, etc.).
B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Inleidende bepaling
In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de verordening nader uitgewerkt.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de verordening is in dit artikel een omschrijving van een aantal begrippen opgenomen.
Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, in samenhang met
het bepaalde in artikel 10.11 van deze wet, kan een Afvalstoffenheffing worden geheven voor het feitelijk gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Voor de toepassing van deze verordening wordt daarom onder het begrip perceel tevens verstaan: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, mits dit geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt door een particuliere huishouding.
Onroerende of roerende zaken die niet door een particuliere huishouding worden gebruikt, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als bedrijfspanden.
Meestal wijkt afval, dat ontstaat in kantoren, kleine winkels, niet te grote bedrijven etc. in samenstelling niet zoveel af van huishoudelijke afvalstoffen. Ondanks de omvang en samenstelling van dit afval zijn dergelijke afvalstoffen geen huishoudelijke afvalstoffen, zodat hiervoor Reinigingsrechten verschuldigd zijn. Bij het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen wordt dat bedrijfsafval, mits aangeboden in de voorgeschreven groene huisvuilzakken, desgewenst wel meegenomen.
TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbare feit
In dit artikel wordt aangegeven dat Afvalstoffenheffing wordt geheven, en wordt voor het belastbaar feit onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 4 Belastingplicht
In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
In dit artikellid is bepaald wie als gebruiker moet worden aangemerkt. Dit kan allereerst zijn degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet bij het begin van het kalenderjaar krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel.
Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, zal veelal worden bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basisadministratie. Het gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.
Een belastingplichtige, die slechts een gedeelte van het jaar feitelijk afvalstoffen meegeeft aan de inzameldienst, wordt toch voor de Afvalstoffenheffing aangeslagen. Ook de mate van het gebruik, dat van de inzameldienst wordt gemaakt, is niet relevant: zelfs als er in het geheel geen afvalstoffen ontstaan wordt de gebruiker van een perceel in de heffing betrokken. Bepalend is, of de gemeente wettelijk verplicht is huishoudelijke afvalstoffen bij een perceel in te zamelen, deze plicht nakomt, en dat er in dat perceel huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
Bij Wet van 17 maart 2011, Stb 183 is artikel 15.33 van de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit om problemen met de heffing van afvalstoffen bij kamerverhuur en volgtijdig gebruik op te lossen.
De Wet maakt de heffing van afvalstoffenheffing doelmatiger door de aanslag bij kamerbewoning bij de verhuurder neer te leggen.
In artikel 15.33 van de Wet milieubeheer is het begrip ‘feitelijk’ geschrapt. In het nieuwe tweede lid wordt een nadere omschrijving gegeven van het begrip gebruik. In drie gevallen wordt een specifieke gebruiker aangewezen als belastingplichtige:
- -
bij gebruik door meer leden van een huishouden: een lid van een huishouden;
- -
bij gebruik van delen van een perceel: degene die de delen van het perceel in gebruik heeft
-bij ter beschikking stellen voor volgtijdig gebruik: degene die het perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
In artikel 5 wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
In deze verordening is gekozen voor de techniek van heffing bij wege van aanslag voor de belastingschuld als bedoeld in Hoofdstuk 1, tweede lid van de bij deze verordening behorende tarieventabel, en voor de mondelinge of schriftelijk gedagtekende kennisgeving voor de overige belastingen.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Op grond van het bepaalde in dit artikellid is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, indien dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Met deze bepaling wordt het ontstaan van de materiële belastingschuld bij de aanvang van het belastingjaar gelegd respectievelijk bij de aanvang van de belastingplicht.
In deze artikelleden staan de regels met betrekking tot de berekening van de verschuldigde rechten indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt respectievelijk eindigt. Er is hierbij gekozen voor een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld waarbij de belastingplicht per maand in aanmerking wordt genomen.
Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het totaalbedrag van de aanslagen verenigd op één aanslagbiljet, minder bedraagt dan € 10,- deze aanslagen niet worden opgelegd.
Er is gekozen voor een kwijtscheldingsnorm van 100% van de normuitkering als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Artikel 10 Betalingstermijnen
In dit artikel is een afwijking van de wettelijke betalingstermijn opgenomen. Afhankelijk van de hoogte van het totaal bedrag op het aanslagbiljet gelden verschillende betalingstermijnen. Automatische incasso is mogelijk voor alle bedragen ongeacht de hoogte van de aanslag. Betaling in tien gelijke termijnen is alleen mogelijk in geval van automatische incasso voor bedragen hoger dan € 100,- en lager dan € 5000,-.
TOELICHTING OP DE ARTIKELEN MBT DE REINIGINGSRECHTEN
Artikel 11 Belastbare feit
De heffing van Reinigingsrechten steunt op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet. Deze heffing wordt wel aangeduid als een gebruiksretributie. Dit betekent, dat als een belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, hij geen Reinigingsrechten verschuldigd is.
Artikel 12 Belastingplicht
Belastingplichtig is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en tarief
In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 14 Belastingtijdvak
Bij het heffen van een jaartarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 15 Wijze van heffing
Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag. De Algemene wet inzake rijksbelastingen is ter zake van toepassing. Heffing op andere wijze (kennisgeving) wordt toegepast voor het tarief per huisvuilzak, voor de tarieven aan de Milieustraat en voor de Grofvuilophaaldienst.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Hetgeen bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 8 is gesteld, is onverkort van toepassing op dit artikel. Er wordt hiernaar verwezen.
Bij de Reinigingsrechten kan geen gebruik worden gemaakt van kwijtschelding.
Artikel 18 Termijnen van betaling
De aanslag Reinigingsrechten wordt niet gecombineerd met andere belastingaanslagen opgelegd en heeft dus een eigen betaaltermijn.
TOELICHTING OP DE SLOTBEPALINGEN
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.
In artikel 20 wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, zodat ook voor die belastbare feiten heffing dus mogelijk blijft.
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van publicatie in het Gemeenteblad. In het huis aan huisblad "De Brug" wordt medegedeeld welk besluit is vastgesteld dan wel gewijzigd. De dag van bekendmaking is de dag waarop de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger. De datum van ingang van de heffing is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel.
In artikel 22 is in de citeertitel een jaartal genoemd.