De raad van de gemeente Terschelling;
 
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van terschelling van 21 oktober 2014;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;
overwegende dat het van belang wordt geacht om aan personen van 18 jaar of ouder, die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wtos, die geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in
artikel 34 bezit en waarvan is vastgesteld dat die persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft financieel te ondersteunen;
besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015
Gemeente Terschelling
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden
omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet
bestuursrecht (Awb).
  • 1.
    In deze verordening wordt verstaan onder:
    • a.
      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en
      Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;
    • a.
      dienst: de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest
      Fryslân;
Hoofdstuk 2. De aanvraag en de voorwaarden
Artikel 2. Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door dagelijks bestuur vastgesteld formulier en onder overlegging van de op het aanvraagformulier genoemde bescheiden.
Artikel 3. Doelgroep
Het dagelijks bestuur beoordeelt of een persoon met voltijds arbeid in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon. Indien het dagelijks bestuur hier onvoldoende zicht op heeft, wordt advies aan een arbeidsdeskundige gevraagd.
Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking
komen voor een individuele studietoeslag.
Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag
Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.200,00 per periode van twaalf maanden.
Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag
Een individuele studietoeslag wordt in één keer in één bedrag uitbetaald.
Hoofdstuk 3. Slotbepalingen
Artikel 7. Hardheidsclausule
Het dagelijks bestuur kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien en voor
zover toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 8. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 9. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag 2015
gemeente Terschelling.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Terschelling op 25 november 2014.
De raad van de gemeente Terschelling voornoemd,
J.Hofman,
J.H. Bats,
griffier
voorzitter
Toelichting
Algemeen
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de
individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het dagelijks bestuur van de Dienst SoZaWe Nw. Fryslân de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het
minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werk-gevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.
Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te
zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).
De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.
Verordeningsplicht
De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze
verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de
betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).
Discretionaire bevoegdheid
Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het van het dagelijks bestuur de Dienst. Dit betekent dat het dagelijks bestuur aan personen die
voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen. Het is echter niet toegestaan om in het geheel geen individuele studietoeslag toe te kennen.
Het dagelijks bestuur kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. In aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet kan tevens in beleidsregels worden aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.
Voorwaarden individuele studietoeslag
Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt
overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het dagelijks bestuur kan op een dergelijk
verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele
studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:
  • 18 jaar of ouder is;
  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en
  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot
  • arbeidsparticipatie heeft.
Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de
Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele
studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een
tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op
studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.
De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het dagelijks bestuur. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een
voorschot.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
 
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Artikel 2. Indienen verzoek
 
Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het dagelijks bestuur ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
  • personen die algemene bijstand ontvangen;
  • personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in
artikel 10d is verleend;
  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;
  • personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene
nabestaandenwet;
•personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
•personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.
•niet-uitkeringsgerechtigden.
Het dagelijks bestuur kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een
individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in
beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze
verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in
afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de
aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek wordt hiermee dus niet aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 3. Doelgroep
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het dagelijks bestuur op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele
studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:
  • 18 jaar of ouder is;
  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de
Participatiewet heeft; en
•een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeids-
participatie heeft.
Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het dagelijks bestuur aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie van uit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een arbeidsdeskundige ingewonnen.
Het gaat om informatie met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot
arbeidsparticipatie heeft.
Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking
komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die twaalf maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.
Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele
studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).
Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag
In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld.
Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend.
Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een
individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele
studietoeslag.
Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag
 
In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld.
Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na een periode van twaalf maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.
Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan
voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.
Artikel 7. Hardheidsclausule
In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de studietoeslag vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete situaties voordoen waarin deze verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het dagelijks bestuur in dergelijke situaties beslist in afwijking van deze verordening. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de
verordening gehandeld te worden.
Artikel 8. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in
artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordenings-opdracht voor de
gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.
Artikel 9. Citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Naar boven