Verordening tot Zesde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening De bilt 2009;
 
De raad van de gemeente De Bilt;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 juli 2014 met het onderwerp Actualisering Algemene plaatselijke verordening;
Overwegende dat
  • -
    het gewenst is om de Algemene plaatselijke verordening aan te passen aan de jurisprudentie en de gewijzigde wet- en regelgeving;
  • -
    het gewenst is om bij geconstateerde (dreigende) onwenselijke situaties en/of overlast, danwel bij (dreigende) verstoring van de openbare orde en/of ter voorkoming daarvan, effectief te kunnen optreden en de gestelde regels effectief te kunnen handhaven;
Gelet op het bepaalde in de artikelen 108, eerste en tweede lid, 147, eerste en tweede lid, 149, 154 en 156 van de Gemeentewet en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht
Besluit:
vast te stellen de navolgende:
VERORDENING TOT ZESDE WIJZIGING VAN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING GEMEENTE DE BILT 2009:
ARTIKEL I
A
Aan artikel 1:2, derde lid wordt de verwijzing naar artikel 2:12 toegevoegd en de verwijzing naar artikel 2:10 wordt gewijzigd. Het derde lid komt te luiden:
1.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vijfde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, 2:12 of artikel 4:11.
B
Artikel 1:3 wordt in zijn geheel gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
  • 1.
    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken - of, wanneer de beslissingstermijn korter is dan vier weken minder dan twee weken - vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
  • 2.
    In deze verordening of bij besluit van het bestuursorgaan kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste de beslistermijn.
C
Artikel 2:10, derde lid (Voorwerpen op of aan de weg) wordt als volgt gewijzigd:
1.Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod van het eerste lid niet geldt.
D
Artikel 2:24, tweede lid wordt sub e. (klein evenement) wordt gewijzigd als volgt:
  • a.
    een klein evenement, zoals een straatfeest, buurtbarbecue of kleinschalige activiteit indien:
    • 1o.
      het op één dag plaatsvindt;
    • 2o.
      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;
    • 3o.
      het evenement plaats vindt op:
      • -
        maandag tot en met zaterdag tussen 10.00 uur en 24.00 uur; of
      • -
        zondag tussen 13.00 uur en 24.00 uur; of
      • -
        ten tijde van de jaarwisseling tot 02.00 uur op nieuwjaarsdag;
    • 1o.
      geen muziek ten gehore wordt gebracht op:
      • -
        maandag tot en met zaterdag voor 10.00 uur of na 23.00 uur;
      • -
        op zondag voor 13.00 of na 23.00 uur;
      • -
        ten tijde van de jaarwisseling voor 10.00 uur of na 02.00 uur op nieuwjaarsdag;
    • 1o.
      er geen samenloop is met andere evenementen in dezelfde wijk;
    • 2o.
      het evenement geen of een zeer geringe beperking van het gebruik van de openbare weg veroorzaakt, en het derhalve niet noodzakelijk is om één of meerdere verkeersmaatregel(en) te treffen;
    • 3o.
      er te allen tijde een rijbaan van minimaal 3.50 meter beschikbaar blijft ten behoeve van de hulpdiensten;
    • 4o.
      maximaal 5 kleine objecten worden geplaatst, bijvoorbeeld een kleine partytent, springkussen, barbecue, e.d. met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
    • 5o.
      er geen samenloop is met wegopbrekingen en/of de hoofdroutes van de hulpdiensten;
    • 6o.
      er een organisator is; en
    • 7o.
      de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement op een door de burgemeester vastgesteld formulier daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
E
In artikel 2:28 komen het vijfde en zesde lid te vervallen. Het artikel komt te luiden:
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
  • 1.
    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
  • 2.
    De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
  • 3.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
  • 4.
    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in
    • a.
      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
    • b.
      een zorginstelling;
    • c.
      een museum; of
    • d.
      een bedrijfskantine of –restaurant.
  • 1.
    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid.
F
Artikel 2:34b wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
  • 1.
    Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken tijdens de volgende schenktijden:
    • -
      maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 00.00 uur.
  • 1.
    Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 2:29 (sluitingstijd), alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op maandag tot en met zondag van 13.00 uur tot 01.00 uur.
  • 2.
    Het is paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in het eerste lid, voor ten hoogste twaalf dagen per jaar (maximaal twee aaneengesloten dagen) toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, de in het eerste lid gestelde schenktijden te overschrijden.
  • 3.
    Een paracommercieel rechtspersoon doet uiterlijk vier weken voor een bijeenkomst als bedoeld in het derde lid melding hiervan aan de burgemeester. De melding wordt geacht een aanvraag om ontheffing sluitingstijd te zijn als bedoeld in artikel 2:29, vierde lid.
G
Het gereserveerde artikel 2:46 wordt hernoemd en komt te luiden:
Artikel 2:46 Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
  • 1.
    Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
H
Aan artikel 2:48 wordt een derde lid toegevoegd. Het artikel komt te luiden:
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
  • 1.
    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
  • 2.
    Het verbod is niet van toepassing op:
    • a.
      een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en
    • b.
      een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
  • 1.
    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Drank- en Horecawet.
I
Aan hoofdstuk 2 wordt afdeling 16 toegevoegd luidend:
Afdeling 16 Voor publiek openstaande gebouwen
Artikel 2:78 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
  • 1.
    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
  • 2.
    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
  • 3.
    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
  • 4.
    Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
  • 5.
    Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
  • 6.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
J
Hoofdstuk 4, Afdeling 1 Geluidshinder en verlichting wordt als volgt gewijzigd en komt te luiden:
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • b.
    inrichting: inrichting type A of Type B als bedoeld in het Besluit;
  • c.
    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
  • d.
    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
  • e.
    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
  • f.
    geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
  • g.
    geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
  • h.
    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
  • 1.
    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
  • 2.
    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
  • 3.
    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in bepaalde gebieden van de gemeente.
  • 4.
    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
  • 5.
    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, festiviteiten terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
  • 6.
    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag 20 dB(A) hoger zijn dan de reguliere geluidsnorm die op de inrichting van toepassing is conform de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. Voor de beoordeling van de geluidsniveaus geldt de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
  • 7.
    Het college kan geluidsnormen stellen die afwijken van de in lid 6 genoemde waarden.
  • 8.
    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van een hoger geluidsniveau zoals genoemd in het zesde en zevende lid, uiterlijk om 02.00 uur beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
  • 1.
    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en van artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
  • 2.
    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
  • 3.
    De kennisgeving van een incidentele festiviteit wordt geacht te zijn gedaan indien:
    • a.
      het door of namens het college vastgestelde formulier voor het doen van kennisgeving volledig en naar waarheid is ingevuld en tijdig is ingeleverd op de plaats die op dat formulier staat vermeld; of
    • b.
      het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
  • 1.
    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag 20 dB(A) hoger zijn dan de reguliere geluidsnorm die op de inrichting van toepassing is conform de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. Voor de beoordeling van de geluidsniveaus geldt de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
  • 2.
    Het college kan geluidsnormen stellen die afwijken van de in lid 4 genoemde waarden.
  • 3.
    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van een hoger geluidsniveau zoals genoemd in het vierde lid of het vijfde lid, uiterlijk om 02.00 uur beëindigd.
  • 4.
    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
(gereserveerd)
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
  • 1.
    Bij onversterkte muziek zoals bedoeld in artikel 2.18 lid 1f en artikel 2.18 lid 5 van het Besluit, bedragen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAn LT op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet meer dan 55 dB(A), 50 dB(A) en 40 dB(A) tussen respectievelijk 07.00-19.00 uur, 19.00-23.00 uur en 23.00-07.00 uur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
  • 2.
    Bij onversterkte muziek zoals bedoeld in artikel 2.18 lid 1f en artikel 2.18 lid 5 van het Besluit, bedragen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAS, LT in geluidsgevoelige ruimten niet meer dan 40 dB(A), 35 dB(A) en 25 dB(A) tussen respectievelijk 07.00-19.00 uur, 19.00-23.00 uur en 23.00-07.00 uur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
  • 3.
    Voor de duur van 20 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen of optreden door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
  • 4.
    De in lid 1 aangegeven waarden gelden ook bij geluidsgevoelige terreinen op de grens van het terrein.
  • 5.
    De in lid 1 en lid 2 aangegeven waarden gelden niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
  • 1.
    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben, of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.
  • 2.
    Bij de beoordeling of sprake is van geluidhinder gelden de geluidsnormen conform de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. De beoordeling vindt verder plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
  • 3.
    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
  • 4.
    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 4:6a Geluidsoverlast door dieren
Diegene die de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor omwonenden of overigens voor de omgeving geluidshinder veroorzaakt.
ARTIKEL II Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2009, laatstelijk gewijzigd op 19 december 2013, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
ARTIKEL III Citeertitel
deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening tot zesde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente De bilt 2009'.
ARTIKEL IV Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 september 2014,
De raad voornoemd,
De grieffier, de voorzitter,
Drs. T.B.W.M. van der Torre A.J. Gerritsen
Naar boven