Verordening Wmo maatschappelijke ondersteuning 2015
 
 
D e raad van de gemeente Culemborg;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 420450/102; gelet op de artikelen:
  • 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid,
  • 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en
  • 2.6.6, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  • Overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
  • dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;
  • dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zolang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronisch psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
Besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Culemborg 2015
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • -
    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking die algemeen verkrijgbaar is en niet of veel duurder is dan vergelijkbare producten;
  • -
    Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten die, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang;
  • -
    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
  • -
    Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen
  • -
    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;
  • -
    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid van de wet;
  • -
    Keukentafelgesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;
  • -
    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;
  • -
    Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
  • -
    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet
  • -
    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
  • -
    Organisatie zoals bedoeld in Artikel 2.1: organisaties zoals deelnemende partijen in de sociale wijkteams.
  • -
    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2. Melding hulpvraag
  • 1.
    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college of een ander daartoe door het college aangewezen organisatie verder te noemen andere organisatie worden gemeld.
  • 2.
    Het college of andere organisatie bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk binnen 3 tot 5 werkdagen
  • 3.
    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
  • 4.
    de melding van een hulpvraag kan via diverse media gedaan worden (telefonisch, fysiek, digitaal dan wel via andere sociale media)
Artikel 3. Cliëntondersteuning
  • 1.
    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.
  • 2.
    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger of andere personen uit het persoonlijke netwerk voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 , eerste lid van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
  • 1.
    Het college of andere organisatie verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
  • 2.
    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college of andere organisatie alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college of andere organisatie voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
  • 3.
    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente of andere organisatie, kan het college of andere organisatie met instemming van de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.
  • 4.
    Het college of andere instantie brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven werkdagen na melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 5. Keukentafelgesprek
  • 1.
    Het college of andere organisatie onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de cliënt, of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of andere leden uit het persoonlijk netwerk, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig;
    • a)
      De behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt,
    • b)
      Het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning,
    • c)
      De mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen, gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening,
    • d)
      De mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening,
    • e)
      De behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt,
    • f)
      De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening,
    • g)
      De mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning,
    • h)
      De mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken,
    • i)
      Welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
    • j)
      De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
  • 1.
    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college of andere organisatie heeft overhandigd, betrekt het college dit plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
  • 2.
    Het college of andere organisatie informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
  • 3.
    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college of andere organisatie onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.
Artikel 6. Verslag
  • 1.
    Het college of andere organisatie zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.
  • 2.
    Na het gesprek verstrekt het college of andere organisatie binnen 10 werkdagen aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.
Artikel 7. Aanvraag
Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan nadat het onderzoek heeft plaatsgevonden een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening
  • 1.
    Het college neemt het verslag zoals bedoeld in artikel 6 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
  • 2.
    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
    • a)
      Ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
      • -
        op eigen kracht
      • -
        met gebruikelijke hulp
      • -
        met mantelzorg
      • -
        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen
      • -
        algemene voorzieningen
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en
b)Ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, wordt verwezen naar de verordening van de Centrumgemeente Nijmegen die deze maatwerkvoorziening uitvoert en financiert
  • 1.
    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:
    • a)
      De noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en
    • b)
      De voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
  • 1.
    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,
    • a)
      Tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
    • b)
      Tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of
    • c)
      Als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
  • 1.
    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
  • 2.
    Indien de cliënt een maatwerkvoorziening middels een pgb wil betrekken, overlegt hij een plan als bedoeld in artikel 12 lid 3.
Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden
  • 1.
    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
    • a)
      Voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;
    • b)
      Voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen in het sociaal netwerk de beperkingen kan wegnemen;
    • c)
      Voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
    • d)
      Indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;
    • e)
      Indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;
    • f)
      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;
    • g)
      Voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;
    • h)
      Indien de cliënt geen of onvoldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond.
  • 1.
    Geen pgb wordt verstrekt
    • a)
      Indien de cliënt geen of geen volledig plan heeft overlegd zoals bedoeld in artikel 12 lid 3a;
    • b)
      Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden voor een pgb zoals bedoeld in artikel 12;
    • c)
      Voor zover aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie.
  • 1.
    Geen maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt indien:
    • a)
      Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening, dan wel persoonsgebonden budget, niet zijnde beschermd wonen of opvang, bestaat indien de cliënt geen hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Culemborg;
    • b)
      De aanvraag voor een woningaanpassing kan in ieder geval worden geweigerd indien de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud (verwijdbaar), dan wel slechts trekt ter renovatie van de woning of deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;
    • c)
      Als deze niet langdurig noodzakelijk is.
  • 1.
    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
    • a)
      Voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
    • b)
      Ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
    • c)
      Ten behoeve van specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;
    • d)
      Indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
    • e)
      Indien cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
  • 1.
    Vervoer: Een cliënt kan voor een voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen, chronisch psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is.
Artikel 10. Advisering
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. In dat geval kan de termijn waarbinnen het onderzoek moet plaatsvinden overschreden worden met maximaal 6 weken.
Artikel 11. Inhoud beschikking
  • 1.
    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
  • 2.
    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
    • a)
      Welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
    • b)
      Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
    • c)
      Hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en
    • d)
      Welke andere voorzieningenrelevant zijn of kunnen zijn.
  • 1.
    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
    • a)
      Voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
    • b)
      Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
    • c)
      Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
    • d)
      Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
    • e)
      De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
  • 1.
    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.
Artikel 12. Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)
  • 1.
    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.
  • 2.
    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op de kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
  • 3.
    De cliënt die een pgb wenst, motiveert schriftelijk in het plan, zoals bedoeld in het vierde lid onder a, de wettelijke voorwaarden:
    • a.
      Waarom hij op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van de belangen terzake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel met curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
    • b.
      Waarom hij de maatwerkvoorziening als een pgb wenst geleverd te krijgen;
    • c.
      Hoe naar zijn mening gewaarborgd is dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Daarbij is in elk geval van belang dat wanneer degene waarvan de cliënt diensten betrekt, waarbij deze in contact kan komen met kinderen die jonger zijn dan achttien jaar, voor aanvang van de hulpverlening over een actuele verklaring omtrent het gedrag beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
  • 1.
    Het tarief voor een pgb:
    • a)
      Is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
    • b)
      Is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;
    • c)
      Wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en
    • d)
      Bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.
  • 1.
    De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.
  • 2.
    De hoogte van een pgbvoor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de verstrekking in natura een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de verstrekking in natura een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.
  • 3.
    De client die in aanmerking komt voor een pgb, kan alleen diensten, hulpmiddelen,, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk indien dat aantoonbaar tot betere en efficiënte ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
  • 4.
    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere zaken te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
    • a)
      Deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het Besluit vastgestelde tarief voor professionals;
    • b)
      Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.
  • 9.
    Een persoonsgebonden budget dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.
  • 10.
    Het college kan in het Besluit nadere regels stellen over de hoogte van het persoonsgebonden budget.
Artikel 13. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen
  • 1.
    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
    • a)
      voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel via een pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, in overeenstemming met het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
  • 2.
    De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:
a) door een aanbesteding;
b) na een consultatie in de markt, of
c) in overleg met de aanbieder.
  • 3.
    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet (opvang a.g.v. huiselijk geweld), worden de bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of via een pgb vastgesteld en geïnd door de opvangorganisatie.
  • 4.
    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
  • 1.
    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
    • a)
      Het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
    • b)
      Het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
    • c)
      Erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.
  • 1.
    Onverminderd andere handhavingbevoegdheden ziet het college toe op naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
  • 1.
    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
  • 2.
    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
  • 3.
    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
  • 4.
    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering
  • 1.
    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
  • 2.
    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
    • a.
      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
    • b.
      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;
    • c.
      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
    • d.
      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of
    • e.
      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.
  • 3.
    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
  • 4.
    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. Daarnaast kan het college aangifte doen van fraude.
  • 5.
    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
  • 6.
    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
  • 7.
    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat. Dit wordt vastgelegd in het uitvoeringsplan Jeugd/Wmo beleidsplan Wmo.
Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit (in de verordening maatschappelijke ondersteuning)
  • 1.
    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:
    • a)
      De aard en omvang van de te verrichten taken;
    • b)
      De voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
    • c)
      Een redelijke toeslag voor overheadkosten;
    • d)
      Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
    • e)
      Kosten voor bijscholing van het personeel.
  • 1.
    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
    • a)
      De marktprijs van de voorziening, en
    • b)
      De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:
      • Aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening
      • Instructie over het gebruik van de voorziening
      • Onderhoud van de voorziening, en
      • Verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociale wijkteams)
Artikel 19. Klachtregeling
  • 1.
    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
  • 2.
    Onverminderd andere handhavingbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
  • 1.
    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de volgende voorzieningen:
    • hulp bij het huishouden
    • begeleiding
    • kortdurend verblijf
  • 2.
    Onverminderd andere handhavingbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
  • 1.
    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning
  • 2.
    Het college stelt ingezetenen bijtijds in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
  • 3.
    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
  • 4.
    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Artikel 22. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.
Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
  • 1.
    De ‘Verordening voorzieningen Wmo Culemborg 2012’ wordt ingetrokken.
  • 2.
    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen Wmo Culemborg 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
  • 3.
    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen Wmo Culemborg 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
  • 4.
    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen Wmo Culemborg 2012, wordt beslist met inachtneming van die verordening.
  • 5.
    Van het in lid 3 en 4 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.
Artikel 24. Nadere regels, communicatie en hardheidsclausule
  • 1.
    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
  • 2.
    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening
  • 3.
    Het college stuurt de nadere regels over de uitvoering van deze verordening ter informatie aan de Raad.
  • 4.
    Het college draagt zorg voor een tijdige en heldere communicatie over deze regels richting inwoners.
  • 5.
    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 25. Indexering
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.
Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Culemborg 2015.
Aldus besloten in de vergadering van de Raad,
gehouden op 30 oktober 2014
De griffier De voorzitter
P.J. Peters R. van Schelven
Naar boven