Aanleggen, beschadigen en veranderen
1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te
leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2.Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
a. overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak;
b. het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van een huisaansluiting indien deze werkzaamheden een maximale lengte hebben van 25 meter, mits die werkzaamheden schriftelijk bij het bevoegd gezag zijn gemeld en wordt voldaan aan de door het bevoegd gezag gestelde nadere regels.
c. het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van voorwerpen voor het opladen van elektrische voertuigen zoals laadpalen voor elektrische voertuigen, mits deze werkzaamheden vooraf schriftelijk bij het bevoegd gezag zijn gemeld.
3.Het bepaalde in het tweede lid onder b is niet van toepassing voor zover:
a. gebruik wordt gemaakt van een gestuurde boring;
b. in het tracé een wegoversteek dan wel een wegkruising voorkomt;
c. er een handhole geplaatst wordt.
4.Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
|
Aanleggen, beschadigen en veranderen
1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2.De vergunning wordt verleend:
a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
b. door het college in de overige gevallen.
3.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing:
a. indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht;
b. bij het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van voorwerpen voor het opladen van elektrische voertuigen zoals laadpalen voor elektrische voertuigen, mits deze werkzaamheden vooraf schriftelijk bij het gevoegd gezag zijn gemeld.
4.Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, het Provinciaal Wegenreglement Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of Verordening Ondergrondse Infrastructuur Veldhoven.
|