Verordening Reinigingsheffing Schouwen-Duiveland 2015
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Afdeling : Samenwerkingsverband Belastingen Middelburg-Vlissingen-Schouwen-
Duiveland
Onderwerp : Verordening reinigingsheffingen 2015
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
besluit vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2014
Artikel 1 Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
a een afvalstoffenheffing;
b reinigingsrechten.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15:33 Wet Milieubeheer;
  • b.
    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
1 Onder de naam ‘afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2 De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt of wijzigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.
4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
  • 1
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 2
    In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.
  • 3
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Artikel 10 Belastbaar feit
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Artikel 11 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 11A Vrijstellingen
Geen reinigingsrechten wordt geheven, indien ter zake van een in artikel 10 belastbaar feit de gemeente langs andere weg een vergoeding ontvangt.
Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1 De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2 Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 13 Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 14 Wijze van heffing
1 De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
2 De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1 De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 17 Termijnen van betaling
  • 1
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 2
    In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.
3 De reinigingsrechten bedoeld in artikel 14, tweede lid moeten worden betaald ingeval de kennisgeving:
a mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
b schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
4 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden genoemde termijnen.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.
Artikel 19Inwerkingstreding/Citeertitel
  • 1.
    De “Verordening reinigingsheffingen Schouwen-Duiveland 2014” van 14 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19, derde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    De verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    De verordening wordt aangehaald als “Verordening reinigingsheffingen Schouwen-Duiveland 2015”.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 13 november 2014.
Tarieventabel behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2015
algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
Tarief
Tarief
2015
2014
Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing
 
 
1.1
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
 
1.1.1
indien op het perceel op 1 januari van het belastingjaar of indien de 
 
 
 
belastingplicht later aanvangt, bij aanvang belastingplicht, een container
 
 
 
voor groente-, fruit- en tuinafvalen een container voor de huishoudelijke
 
 
afvalstoffen beschikbaar wordt gesteld
 € 310,80
 € 306,60
1.1.2
indien op het perceel van 1 januari van het belastingjaar of indien de
 
 
belastingplicht later aanvangt, bij aanvang belastingplicht, een container
 
 
 voor groente-, fruit- en tuinafval en een container van 140 liter voor de
 
overige huishoudelijke afvalstoffen beschikbaar wordt gesteld
 € 253,80
 € 249,60
1.1.3 
voor het beschikbaar stellen op 1 januari van het belastingjaar of indien de 
 
 
 
belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, van:
 
 
 
a. een tweede grijze rolemmer van 240 liter voor privégebruik voor het 
 
 
 
inzamelen van de zgn. restfractie van het afval met een ledigings-
 
 
 
frequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig met de eerste 
 
 
 
grijze rolemmer van 240 liter
 € 138,23
136,19
 
b. een tweede grijze rolemmer van 140 liter voor privégebruik voor het 
 
 
 
inzamelen van de zgn. restfractie van het afval met een ledigings-
 
 
 
frequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig met de eerste 
 
 
 
grijze rolemmer van 240 liter
 € 84,18
82,94
 
c. een tweede groene gift-rolemmer van 240 liter voor privégebruik 
 
 
 
voor het inzamelen van de GFT-fractie van het afval met een ledigings-
 
 
 
frequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig met de eerste 
 
 
 
groene rolemmer
 € 60,72
59,82
1.1.4
indien op het perceel op 1 januari van het belastingjaar of indien de 
 
 
 
belastingplicht later aanvangt, bij aanvang belastingplicht, geen containers 
 
 
 
voor groente-, fruit- en tuinafval alsmede voor overige huishoudelijke
 
 
 
afvalstoffen beschikbaar zijn gesteld of indien het perceel op 1 januari van 
 
 
 
het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang 
 
 
 
 van de belastingplicht, wordt gebruikt door:
 
 
 
a. één of 2 personen
 € 253,80
 € 249,60
 
b. meer dan 2 personen
 € 310,80
 € 306,60
 
 
 
Hoofdstuk 2 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten
 
2.1
Het recht bedraagt per belastingjaar, op 1 januari van het belastingjaar of
 
 
indien de belastinglicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, 
 
voor het:
 
2.1.1
beschikbaar stellen van een grijze rolemmer van 240 liter ten 
 
 
 
behoeve van een perceel voor het inzamelen van de zgn. restfractie 
 
 
 
en het beschikbaar stellen van een groene rolemmer ten behoeve van 
 
 
 
het inzamelen van de GFT-fractie van het afval met een ledigings-
 
 
 
frequentie van éénmaal per veertien dagen om en om, het zgn. 
 
 
 
alternerend systeem 
 € 376,07
370,99
2.1.2
beschikbaar stellen van:
 
 
 
a een tweede grijze rolemmer van 240 liter ten behoeve van een 
 
 
 
perceel voor het inzamelen van de zgn. restfractie van het afval met 
 
 
 
een ledigingsfrequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig 
 
 
 
met de eerste grijze rolemmer
 € 167,26
167,67
 
b een tweede groene rolemmer van 240 liter ten behoeve van een 
 
 
 
perceel voor het inzamelen van de GFT-fractie van het afval met een 
 
 
 
ledigingsfrequentie van eenmaal per veertien dagen gelijktijdig met de 
 
 
 
eerste groene rolemmer
 € 73,47
73,65
2.1.3
eenmaal per veertien dagen ophalen van de restfractie van 
 
 
 
bedrijfsvuil in de door de dienst ter beschikking gestelde grijze 
 
 
 
rolemmers en de GFT-fractie van bedrijfsafval in de door de dienst ter 
 
 
 
beschikking gestelde groene rolemmer eenmaal per veertien
 
 
 
dagen, om en om, het zgn., alternerend systeem
 € 376,07
370,99
2.1.4
eenmaal per week ophalen van de restfractie van bedrijfsvuil in
 
 
 
de door de dienst ter beschikking gestelde grijze rolemmer en de GFT-
 
 
 
fractie eenmaal per veertien dagen in de door de dienst beschikbaar 
 
 
 
gestelde groene rolemmer
 € 596,91
576,95
2.1.5
eenmaal per week ophalen van de GFT-fractie van bedrijfsvuil in 
 
 
 
de door de dienst ter beschikking gestelde groene rolemmer en de 
 
 
 
restfractie eenmaal per veertien dagen in de door de dienst 
 
 
 
beschikbaar gestelde grijze rolemmer
 € 540,55
522,47
2.1.6
eenmaal per week ophalen van de restfractie van bedrijfsafval 
 
 
 
in de door de dienst ter beschikking gestelde meerdere grijze 
 
 
 
rolemmers
 € 349,79
338,09
2.1.7
Indien op verzoek van de belastingplichtige de rolemmer(s) voor een 
 
 
periode van 15 maart tot 15 november wordt (worden) gebruikt, wordt een 
 
 
bedrag van 8/12 deel van het op grond van de artikelen 2.1.1, 2.1.2, 2.1.4 
 
 
of 2.1.6 bepaalde jaarbedrag in rekening gebracht. Indien het gebruik een 
 
 
kortere periode dan 8 maanden betreft, wordt het bedrag berekent naar het 
 
 
aantal volle maanden dat de rolemmer(s) worden gebruikt met dien
 
 
verstande dat dit aantal maximaal 8 is, gedeeld door 12 maanden en 
 
 
vervolgens vermenigvuldigd met het jaarbedrag op grond van de artikelen 
 
 
2.1.1, 2.1.2, 2.1.4 of 2.1.6.
 
2.1.7 a
Voor het gebruik van de ondergrondse containers zal een tarief per 
 
 
ledigingshandeling worden berekend
 € 1,57
2,29
2.1.8
Indien op verzoek van de belastingplichtige de rolemmer(s) voor een 
 
 
periode van minder dan 6 maanden van het belastingjaar ter 
 
 
beschikking wordt gesteld, wordt een bedrag, in rekening gebracht 
 
 
overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.6 sub d vermeerderd met 
 
 
de kosten als bedoeld in artikel 3.1.6 sub e.
 
 
 
 
Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten
 
3.1
Het recht bedraagt voor het omwisselen van een rolemmer
 € 27,10
26,70
3.2
Inzake het ophalen van grof huishoudelijk afval bedraagt het recht voor
 
een met behulp van een door de gemeente te leveren Big-Bag met een
 
 
inhoud van 1 m3:
 
3.2.1
voor de 1e Big-Bag
 € 41,50
40,80
3.2.2
voor elke volgende Big-Bag tezamen met de eerste Big-Bag
 € 42,10
41,40
3.2.3
Opgehaald grof huishoudelijk afval dat niet in de Big-Bag past, wordt per 
 
 
m³ afgerekend, ter beoordeling van de inzamelaar. Het recht bedraagt
 
 
 
hierbij voor de eerste m³
 € 42,40
41,70
 
Elke volgende m³ bij gelijktijdig ophalen met de eerste m³
 € 32,20
31,70
3.2.4
Inzake het inleveren van grof huishoudelijk afval op de milieustraat is
 
 
geen recht verschuldigd.
 
3.2.5
Het recht bedraagt voor:
 
 
a. het bestrijden van wespen met een maximum van 1 uur
 € 52,29
50,00
 
b. indien de bestrijding meer dan een uur in beslag neemt, wordt het bedrag onder a. voor elk half uur of deel daarvan dat de bestrijding langer duurt, verhoogt met
 € 26,15
25,76
 
c. voorrijdkosten en advisering indien geen bestrijding plaatsvindt
 € 26,15
25,76
Behorende bij raadsbesluit van 13 november 2014
de griffier,
T. van Oostenbrugge
 
 
 
 
T.van Oostenbrugge
G.C.G.M. Rabelink
griffier
voorzitter
Naar boven