Gemeenteblad van Capelle aan den IJssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2014, 7478 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2014, 7478 | Verordeningen |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 3.8, eerste lid, en 3.9, eerste en tweede lid, van de Wet basisregistratie
personen;
gelet op artikel 156 eerste lid van de gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Bestuur, Veiligheid en Middelen (BVM);
b e s l u i t :
de volgende verordening vast te stellen:
Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen Capelle aan den IJssel 2014
Basisregistratie De basisregistratiepersonen als bedoeld in artikel 1.2. van de Wet
Derden Elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een
ingeschrevene en elke rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is
ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed
Ingeschrevene Degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is
opgenomen
Overheidsorgaan: 1° een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of
2° een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed
Persoonslijst Het geheel van gegevens over één persoon, zoals bedoeld in artikel 2.7, lid 1 en artikel 2.69, lid 1 van de Wet
Wet De Wet basisregistratie personen (Wbrp)
Het college van burgemeester en wethouders verstrekt aan een overheidsorgaan gegevens uit de basisregistratie, voor zover dit is bepaald bij nadere regeling van het college.
Het college van burgemeester en wethouders kan overeenkomstig artikel 3.9 van de Wet
basisregistratie personen, op verzoek van een derde aan hem gegevens verstrekken uit de basisregistratie personen als:
a.de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie
gegevens worden verstrekt, of
b.de verstrekking in overeenstemming is met het bepaalde krachtens het derde lid.
Verstrekking overeenkomstig het eerste lid aanhef en onder b vindt enkel plaats voor zover deze noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de derde en het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de ingeschrevene niet aan de verstrekking in de weg staan.
Het college van burgemeester en wethouders wijst aan:
a.de werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang voor de gemeente, ten
behoeve waarvan gegevens uit de basisregistratie kunnen worden verstrekt; en
b.de categorieën van derden die in aanmerking komen voor verstrekking van gegevens uit de basisregistratie.
Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking en werkt terug tot
6 januari 2014 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Capelle aan den IJssel 2008
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen Capelle aan den IJssel 2014.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 3 februari 2014,
de griffier, de voorzitter,
De Wet- en het Besluit basisregistratie personen (Wbrp) treden met ingang van 6 januari 2014 in
werking en vormen vanaf dit moment het wettelijke kader voor de nieuwe basisregistratie personen.
De wet vormt de juridische vertaling van nieuwe ontwikkelingen die zich op het terrein van de
Nederlandse bevolkingsadministratie voordoen. De belangrijkste daarvan zijn: de technische
modernisering van de basisregistratie, de uitbreiding van de basisregistratie met de opname van
gegevens over niet-ingezetenen, de verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie en van de dienstverlening en de vermindering van de administratieve lasten in verband met de basisregistratie.
Deze wet treedt in de plaats van de Wet GBA waarin onder andere de verstrekking van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers en derden was geregeld. De verordening gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens Capelle aan den IJssel 2008 dient te worden ingetrokken
wanneer de nieuwe Wet basisregistratie personen (Wbrp) in werking treedt.
Deze verordening geeft uitvoering aan de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wbrp waarin respectievelijk
verstrekkingen aan overheidsorganen en verstrekkingen aan derden zijn geregeld.
De mogelijkheid die de Wet GBA kende om regels te stellen over de verstrekking van gegevens over inwoners van de eigen gemeente is in de Wbrp overgenomen. Daarmee is het uitgangspunt dat de gemeenten zelfstandig de informatiehuishouding met betrekking tot de eigen inwoners moeten kunnen inrichten, gehandhaafd. De gemeenten kunnen in dit opzicht een eigen beleid voeren, waarbij zij uiteraard niet buiten de in de Wet en het besluit brp vastgelegde kaders kunnen treden.
Deze wettelijke kaders beogen te waarborgen dat ook de verstrekkingen uit de basisregistratie niet leiden tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de ingeschreven personen.
De Wbrp, met de artikelen 3.8 en 3.9, brengt geen wezenlijke wijzigingen in de
mogelijkheden die gemeenten hebben voor het verstrekken van gegevens aan organen van de eigen gemeente en derden (t.o.v. de Wet GBA, met de artikelen 96 en 100). De taken die gemeenten uitvoeren veranderen immers ook niet met het vervangen van de gemeentelijke
basisadministraties door de basisregistratie personen; datzelfde geldt voor de gegevens die nodig zijn voor de goede uitvoering van die taken.
Gemeenten kunnen dus in beginsel blijven verstrekken aan degenen aan wie zij gewend zijn te
verstrekken en dat blijven doen op de wijzen waarop ze dat deden. Met het vervallen van de
GBA-verordening is het echter wel nodig een nieuwe verordening vast te stellen omdat er anders
geen grondslag is voor de verstrekkingen.
Het gaat in deze verordening om verstrekking door het college van burgemeester en wethouders
(hierna: college) van gegevens uit de basisregistratie, over inwoners van de eigen gemeente aan:
-organen van de eigen gemeente (op grond van artikel 3.8 van de Wbrp, zie artikel 2 van deze
verordening); en
-derden (op grond van artikel 3.9 van de Wbrp, zie artikel 3 van deze verordening).
De Wet- en het Besluit basisregistratie personen (Wbrp) treden met ingang van 6 januari 2014 in
werking en vormen vanaf dit moment het wettelijke kader voor de nieuwe basisregistratie personen.
De wet vormt de juridische vertaling van nieuwe ontwikkelingen die zich op het terrein van de
Nederlandse bevolkingsadministratie voordoen. De belangrijkste daarvan zijn: de technische
modernisering van de basisregistratie, de uitbreiding van de basisregistratie met de opname van
gegevens over niet-ingezetenen, de verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie en van de dienstverlening en de vermindering van de administratieve lasten in verband met de basisregistratie.
Deze wet treedt in de plaats van de Wet GBA waarin onder andere de verstrekking van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers en derden was geregeld. De verordening gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens Capelle aan den IJssel 2008 dient te worden ingetrokken
wanneer de nieuwe Wet basisregistratie personen (Wbrp) in werking treedt.
Deze verordening geeft uitvoering aan de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wbrp waarin respectievelijk
verstrekkingen aan overheidsorganen en verstrekkingen aan derden zijn geregeld.
De mogelijkheid die de Wet GBA kende om regels te stellen over de verstrekking van gegevens over inwoners van de eigen gemeente is in de Wbrp overgenomen. Daarmee is het uitgangspunt dat de gemeenten zelfstandig de informatiehuishouding met betrekking tot de eigen inwoners moeten kunnen inrichten, gehandhaafd. De gemeenten kunnen in dit opzicht een eigen beleid voeren, waarbij zij uiteraard niet buiten de in de Wet en het besluit brp vastgelegde kaders kunnen treden.
Deze wettelijke kaders beogen te waarborgen dat ook de verstrekkingen uit de basisregistratie niet leiden tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de ingeschreven personen.
De Wbrp, met de artikelen 3.8 en 3.9, brengt geen wezenlijke wijzigingen in de
mogelijkheden die gemeenten hebben voor het verstrekken van gegevens aan organen van de eigen gemeente en derden (t.o.v. de Wet GBA, met de artikelen 96 en 100). De taken die gemeenten uitvoeren veranderen immers ook niet met het vervangen van de gemeentelijke
basisadministraties door de basisregistratie personen; datzelfde geldt voor de gegevens die nodig zijn voor de goede uitvoering van die taken.
Gemeenten kunnen dus in beginsel blijven verstrekken aan degenen aan wie zij gewend zijn te
verstrekken en dat blijven doen op de wijzen waarop ze dat deden. Met het vervallen van de
GBA-verordening is het echter wel nodig een nieuwe verordening vast te stellen omdat er anders
geen grondslag is voor de verstrekkingen.
Het gaat in deze verordening om verstrekking door het college van burgemeester en wethouders
(hierna: college) van gegevens uit de basisregistratie, over inwoners van de eigen gemeente aan:
-organen van de eigen gemeente (op grond van artikel 3.8 van de Wbrp, zie artikel 2 van deze
verordening); en
-derden (op grond van artikel 3.9 van de Wbrp, zie artikel 3 van deze verordening).
De begripsbepalingen uit de Wbrp werken door in deze verordening. Daarmee wordt in deze
verordening verstaan onder:
Basisregistratie: de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 (van de Wbrp).
Er is onder de Wbrp sprake van één basisregistratie personen, en niet langer van afzonderlijke
basisadministraties per gemeente, zoals onder de Wet GBA. In de basisregistratie is iedere gemeente verantwoordelijk voor het bijhouden van de persoonsgegevens over de eigen ingezetenen;
Derden: elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een ingeschrevene en elke
rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed.
Onder de Wbrp wordt niet meer gesproken over ‘vrije derden’, maar kortweg over derden.
De verordening geeft handvatten voor de regeling van verstrekking aan andere informatievragers dan overheidsorganen, personen en instellingen, die al door de Wbrp of het Besluit basisregistratie personen zelf zijn aangewezen;
Ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;
Overheidsorgaan:
1° een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
2° een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. In de Wbrp wordt niet meer
gesproken over (binnengemeentelijke) afnemers, maar over overheidsorganen (of met name relevant voor de modelverordening, overheidsorganen die een orgaan zijn van de gemeente). Er kan – in de gemeentelijke context – bijvoorbeeld gedacht worden aan de Sociale Dienst, de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS), de leerplichtambtenaar, de beheerder van de begraafplaats, de afdeling
Belastingen, de burgemeester, de gemeentelijke ombudsman et cetera;
Persoonslijst: het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, en artikel 2.69, eerste lid, (van de Wbrp) over één persoon in de basisregistratie;
Wet: de Wet basisregistratie personen (Wbrp).
De begripsbepalingen uit de Wbrp werken door in deze verordening. Daarmee wordt in deze
verordening verstaan onder:
Basisregistratie: de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 (van de Wbrp).
Er is onder de Wbrp sprake van één basisregistratie personen, en niet langer van afzonderlijke
basisadministraties per gemeente, zoals onder de Wet GBA. In de basisregistratie is iedere gemeente verantwoordelijk voor het bijhouden van de persoonsgegevens over de eigen ingezetenen;
Derden: elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een ingeschrevene en elke
rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed.
Onder de Wbrp wordt niet meer gesproken over ‘vrije derden’, maar kortweg over derden.
De verordening geeft handvatten voor de regeling van verstrekking aan andere informatievragers dan overheidsorganen, personen en instellingen, die al door de Wbrp of het Besluit basisregistratie personen zelf zijn aangewezen;
Ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;
Overheidsorgaan:
1° een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
2° een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. In de Wbrp wordt niet meer
gesproken over (binnengemeentelijke) afnemers, maar over overheidsorganen (of met name relevant voor de modelverordening, overheidsorganen die een orgaan zijn van de gemeente). Er kan – in de gemeentelijke context – bijvoorbeeld gedacht worden aan de Sociale Dienst, de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS), de leerplichtambtenaar, de beheerder van de begraafplaats, de afdeling
Belastingen, de burgemeester, de gemeentelijke ombudsman et cetera;
Persoonslijst: het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, en artikel 2.69, eerste lid, (van de Wbrp) over één persoon in de basisregistratie;
Wet: de Wet basisregistratie personen (Wbrp).
Met dit artikel wordt ons college de bevoegdheid gegeven om gegevens uit de basisregistratie te
verstrekken aan gemeentelijke organen. Het wordt aan ons college overgelaten om te bepalen welke gegevens uit de basisregistratie, over welke personen en voor welke taken, de verschillende gemeentelijke organen verstrekt krijgen. Ons college verstrekt de gegevens vervolgens zelf, al dan niet systematisch, met dien verstande dat slechts gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van de taak van de betreffende organen (zie artikel 3.8, tweede lid, van de Wbrp).
Met dit artikel wordt ons college de bevoegdheid gegeven om gegevens uit de basisregistratie te
verstrekken aan gemeentelijke organen. Het wordt aan ons college overgelaten om te bepalen welke gegevens uit de basisregistratie, over welke personen en voor welke taken, de verschillende gemeentelijke organen verstrekt krijgen. Ons college verstrekt de gegevens vervolgens zelf, al dan niet systematisch, met dien verstande dat slechts gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van de taak van de betreffende organen (zie artikel 3.8, tweede lid, van de Wbrp).
Dit artikel maakt het mogelijk dat op verzoek van een derde aan hem door ons college gegevens
worden verstrekt over inwoners van de gemeente. De verstrekking kan echter uitsluitend plaatsvinden in twee gevallen, namelijk:
1.als de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie
gegevens worden verstrekt (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BRP); of
2.ten behoeve van door een derde verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk
belang voor de gemeente (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid van de Wbrp).
Dit artikel maakt het mogelijk dat op verzoek van een derde aan hem door ons college gegevens
worden verstrekt over inwoners van de gemeente. De verstrekking kan echter uitsluitend plaatsvinden in twee gevallen, namelijk:
1.als de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie
gegevens worden verstrekt (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BRP); of
2.ten behoeve van door een derde verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk
belang voor de gemeente (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid van de Wbrp).
De werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang dienen bij gemeentelijke
verordening aangewezen te worden, waarbij is aangegeven dat het gewichtig maatschappelijk belang moet samenvallen met het gemeentelijk belang.
De bevoegdheid tot het vaststellen/aanpassen van een verordening kan door de gemeenteraad op grond van artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet worden gedelegeerd aan ons college.
Op deze manier kan ingespeeld worden op zich wijzigende inzichten over de vraag aan welke door derden verrichte werkzaamheden de kwalificatie kan worden toegekend dat zij van een gewichtig maatschappelijk belang zijn, zonder dat daar telkens een wijziging van de verordening voor nodig is.
De situatie die hierdoor ontstaat is vergelijkbaar met de situatie zoals die was onder de wet GBA ook toen werd door ons college vastgelegd aan welke derden gegevens verstrekt werden. De Wbrp geeft echter duidelijker aan wanneer verstrekking van gegevens aan derden is toegestaan.
In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevenen
schrijft de Wbrp in artikel 3.9, tweede lid voor, dat de gemeentelijke verordening de verstrekking van gegevens over hen slechts mag toestaan voor zover deze noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de derde.
Ook is het van belang dat de fundamentele rechten en vrijheden van de ingeschrevene (waaronder ook diens recht op privacy moet worden begrepen) niet aan de verstrekking in de weg staan.
Daarnaast kan de verstrekking uitsluitend betrekking hebben op een aantal in de Wbrp met name
genoemde gegevens (zie artikel 3.9, lid 4 Wbrp). Bij het aanwijzen van de werkzaamheden en
categorieën zal steeds een afweging gemaakt moeten worden tussen deze belangen en de
doeleinden waarvoor verstrekking wordt toegestaan.
Uitgangspunt is dat slechts werkzaamheden worden aangewezen die samenhangen met een
overheidstaak, die strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is overheidszorg of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is (zie artikel 3.9, lid 5 j.o. 3.3 lid 2 Wbrp).
Binnen deze kaders zullen, door ons college van burgemeester en wethouders in de regeling
gegevensverstrekking basisregistratie personen 2014, de categorieën van derden en het soort
werkzaamheden worden aangewezen.
De werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang dienen bij gemeentelijke
verordening aangewezen te worden, waarbij is aangegeven dat het gewichtig maatschappelijk belang moet samenvallen met het gemeentelijk belang.
De bevoegdheid tot het vaststellen/aanpassen van een verordening kan door de gemeenteraad op grond van artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet worden gedelegeerd aan ons college.
Op deze manier kan ingespeeld worden op zich wijzigende inzichten over de vraag aan welke door derden verrichte werkzaamheden de kwalificatie kan worden toegekend dat zij van een gewichtig maatschappelijk belang zijn, zonder dat daar telkens een wijziging van de verordening voor nodig is.
De situatie die hierdoor ontstaat is vergelijkbaar met de situatie zoals die was onder de wet GBA ook toen werd door ons college vastgelegd aan welke derden gegevens verstrekt werden. De Wbrp geeft echter duidelijker aan wanneer verstrekking van gegevens aan derden is toegestaan.
In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevenen
schrijft de Wbrp in artikel 3.9, tweede lid voor, dat de gemeentelijke verordening de verstrekking van gegevens over hen slechts mag toestaan voor zover deze noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de derde.
Ook is het van belang dat de fundamentele rechten en vrijheden van de ingeschrevene (waaronder ook diens recht op privacy moet worden begrepen) niet aan de verstrekking in de weg staan.
Daarnaast kan de verstrekking uitsluitend betrekking hebben op een aantal in de Wbrp met name
genoemde gegevens (zie artikel 3.9, lid 4 Wbrp). Bij het aanwijzen van de werkzaamheden en
categorieën zal steeds een afweging gemaakt moeten worden tussen deze belangen en de
doeleinden waarvoor verstrekking wordt toegestaan.
Uitgangspunt is dat slechts werkzaamheden worden aangewezen die samenhangen met een
overheidstaak, die strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is overheidszorg of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is (zie artikel 3.9, lid 5 j.o. 3.3 lid 2 Wbrp).
Binnen deze kaders zullen, door ons college van burgemeester en wethouders in de regeling
gegevensverstrekking basisregistratie personen 2014, de categorieën van derden en het soort
werkzaamheden worden aangewezen.
Er worden geen gegevens aan derden verstrekt als op de persoonslijst een aantekening omtrent
beperking van de verstrekking van gegevens aan derden is vermeld, als bedoeld in artikel 3.21,
lid 1 Wet brp.
Er worden geen gegevens aan derden verstrekt als op de persoonslijst een aantekening omtrent
beperking van de verstrekking van gegevens aan derden is vermeld, als bedoeld in artikel 3.21,
lid 1 Wet brp.
De verstrekking van gegevens aan derden op grond van een gemeentelijke verordening is
aan een nadere beperking onderworpen, als het gaat om een overheidsorgaan van dan wel een
persoon of organisatie gevestigd in een land buiten de Europese Unie.
In dat geval kunnen slechts gegevens worden verstrekt als een verdrag of een besluit van een
volkenrechtelijke organisatie in de verstrekking van die gegevens voorziet (artikel 3.9 lid2 Wbrp).
Onder een verstrekking aan een overheidsorgaan dient in dit verband ook verstrekking aan een
diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het betreffende land in Nederland te worden
verstaan.
De verstrekking van gegevens aan derden op grond van een gemeentelijke verordening is
aan een nadere beperking onderworpen, als het gaat om een overheidsorgaan van dan wel een
persoon of organisatie gevestigd in een land buiten de Europese Unie.
In dat geval kunnen slechts gegevens worden verstrekt als een verdrag of een besluit van een
volkenrechtelijke organisatie in de verstrekking van die gegevens voorziet (artikel 3.9 lid2 Wbrp).
Onder een verstrekking aan een overheidsorgaan dient in dit verband ook verstrekking aan een
diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het betreffende land in Nederland te worden
verstaan.
Aan de verordening wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 6 januari 2014.
Hiermee wordt aan de verstrekkingen gedaan in de periode tussen 6 januari en de inwerkingtreding van deze verordening alsnog een adequate, wettelijke grondslag geboden. Terugwerkende kracht ligt hier in voor de hand, omdat enkel daarmee de voortdurende goede uitvoering van bepaalde gemeentelijke taken gewaarborgd is. Bovendien gaat het om een korte periode en zijn de verstrekkingen een voortzetting van de bestaande praktijk (zoals deze voorheen onder de Wet GBA plaatsvond).
Aan de verordening wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 6 januari 2014.
Hiermee wordt aan de verstrekkingen gedaan in de periode tussen 6 januari en de inwerkingtreding van deze verordening alsnog een adequate, wettelijke grondslag geboden. Terugwerkende kracht ligt hier in voor de hand, omdat enkel daarmee de voortdurende goede uitvoering van bepaalde gemeentelijke taken gewaarborgd is. Bovendien gaat het om een korte periode en zijn de verstrekkingen een voortzetting van de bestaande praktijk (zoals deze voorheen onder de Wet GBA plaatsvond).
De Wet- en het Besluit basisregistratie personen (Wbrp) treden met ingang van 6 januari 2014 in
werking en vormen vanaf dit moment het wettelijke kader voor de nieuwe basisregistratie personen.
De wet vormt de juridische vertaling van nieuwe ontwikkelingen die zich op het terrein van de
Nederlandse bevolkingsadministratie voordoen. De belangrijkste daarvan zijn: de technische
modernisering van de basisregistratie, de uitbreiding van de basisregistratie met de opname van
gegevens over niet-ingezetenen, de verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie en van de dienstverlening en de vermindering van de administratieve lasten in verband met de basisregistratie.
Deze wet treedt in de plaats van de Wet GBA waarin onder andere de verstrekking van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers en derden was geregeld. De verordening gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens Capelle aan den IJssel 2008 dient te worden ingetrokken
wanneer de nieuwe Wet basisregistratie personen (Wbrp) in werking treedt.
Deze verordening geeft uitvoering aan de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wbrp waarin respectievelijk
verstrekkingen aan overheidsorganen en verstrekkingen aan derden zijn geregeld.
De mogelijkheid die de Wet GBA kende om regels te stellen over de verstrekking van gegevens over inwoners van de eigen gemeente is in de Wbrp overgenomen. Daarmee is het uitgangspunt dat de gemeenten zelfstandig de informatiehuishouding met betrekking tot de eigen inwoners moeten kunnen inrichten, gehandhaafd. De gemeenten kunnen in dit opzicht een eigen beleid voeren, waarbij zij uiteraard niet buiten de in de Wet en het besluit brp vastgelegde kaders kunnen treden.
Deze wettelijke kaders beogen te waarborgen dat ook de verstrekkingen uit de basisregistratie niet leiden tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de ingeschreven personen.
De Wbrp, met de artikelen 3.8 en 3.9, brengt geen wezenlijke wijzigingen in de
mogelijkheden die gemeenten hebben voor het verstrekken van gegevens aan organen van de eigen gemeente en derden (t.o.v. de Wet GBA, met de artikelen 96 en 100). De taken die gemeenten uitvoeren veranderen immers ook niet met het vervangen van de gemeentelijke
basisadministraties door de basisregistratie personen; datzelfde geldt voor de gegevens die nodig zijn voor de goede uitvoering van die taken.
Gemeenten kunnen dus in beginsel blijven verstrekken aan degenen aan wie zij gewend zijn te
verstrekken en dat blijven doen op de wijzen waarop ze dat deden. Met het vervallen van de
GBA-verordening is het echter wel nodig een nieuwe verordening vast te stellen omdat er anders
geen grondslag is voor de verstrekkingen.
Het gaat in deze verordening om verstrekking door het college van burgemeester en wethouders
(hierna: college) van gegevens uit de basisregistratie, over inwoners van de eigen gemeente aan:
-organen van de eigen gemeente (op grond van artikel 3.8 van de Wbrp, zie artikel 2 van deze
verordening); en
-derden (op grond van artikel 3.9 van de Wbrp, zie artikel 3 van deze verordening).
De begripsbepalingen uit de Wbrp werken door in deze verordening. Daarmee wordt in deze
verordening verstaan onder:
Basisregistratie: de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 (van de Wbrp).
Er is onder de Wbrp sprake van één basisregistratie personen, en niet langer van afzonderlijke
basisadministraties per gemeente, zoals onder de Wet GBA. In de basisregistratie is iedere gemeente verantwoordelijk voor het bijhouden van de persoonsgegevens over de eigen ingezetenen;
Derden: elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een ingeschrevene en elke
rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed.
Onder de Wbrp wordt niet meer gesproken over ‘vrije derden’, maar kortweg over derden.
De verordening geeft handvatten voor de regeling van verstrekking aan andere informatievragers dan overheidsorganen, personen en instellingen, die al door de Wbrp of het Besluit basisregistratie personen zelf zijn aangewezen;
Ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;
Overheidsorgaan:
1° een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
2° een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. In de Wbrp wordt niet meer
gesproken over (binnengemeentelijke) afnemers, maar over overheidsorganen (of met name relevant voor de modelverordening, overheidsorganen die een orgaan zijn van de gemeente). Er kan – in de gemeentelijke context – bijvoorbeeld gedacht worden aan de Sociale Dienst, de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS), de leerplichtambtenaar, de beheerder van de begraafplaats, de afdeling
Belastingen, de burgemeester, de gemeentelijke ombudsman et cetera;
Persoonslijst: het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, en artikel 2.69, eerste lid, (van de Wbrp) over één persoon in de basisregistratie;
Wet: de Wet basisregistratie personen (Wbrp).
Met dit artikel wordt ons college de bevoegdheid gegeven om gegevens uit de basisregistratie te
verstrekken aan gemeentelijke organen. Het wordt aan ons college overgelaten om te bepalen welke gegevens uit de basisregistratie, over welke personen en voor welke taken, de verschillende gemeentelijke organen verstrekt krijgen. Ons college verstrekt de gegevens vervolgens zelf, al dan niet systematisch, met dien verstande dat slechts gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van de taak van de betreffende organen (zie artikel 3.8, tweede lid, van de Wbrp).
Dit artikel maakt het mogelijk dat op verzoek van een derde aan hem door ons college gegevens
worden verstrekt over inwoners van de gemeente. De verstrekking kan echter uitsluitend plaatsvinden in twee gevallen, namelijk:
1.als de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft van de ingeschrevene over wie
gegevens worden verstrekt (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BRP); of
2.ten behoeve van door een derde verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk
belang voor de gemeente (artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid van de Wbrp).
De werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang dienen bij gemeentelijke
verordening aangewezen te worden, waarbij is aangegeven dat het gewichtig maatschappelijk belang moet samenvallen met het gemeentelijk belang.
De bevoegdheid tot het vaststellen/aanpassen van een verordening kan door de gemeenteraad op grond van artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet worden gedelegeerd aan ons college.
Op deze manier kan ingespeeld worden op zich wijzigende inzichten over de vraag aan welke door derden verrichte werkzaamheden de kwalificatie kan worden toegekend dat zij van een gewichtig maatschappelijk belang zijn, zonder dat daar telkens een wijziging van de verordening voor nodig is.
De situatie die hierdoor ontstaat is vergelijkbaar met de situatie zoals die was onder de wet GBA ook toen werd door ons college vastgelegd aan welke derden gegevens verstrekt werden. De Wbrp geeft echter duidelijker aan wanneer verstrekking van gegevens aan derden is toegestaan.
In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevenen
schrijft de Wbrp in artikel 3.9, tweede lid voor, dat de gemeentelijke verordening de verstrekking van gegevens over hen slechts mag toestaan voor zover deze noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de derde.
Ook is het van belang dat de fundamentele rechten en vrijheden van de ingeschrevene (waaronder ook diens recht op privacy moet worden begrepen) niet aan de verstrekking in de weg staan.
Daarnaast kan de verstrekking uitsluitend betrekking hebben op een aantal in de Wbrp met name
genoemde gegevens (zie artikel 3.9, lid 4 Wbrp). Bij het aanwijzen van de werkzaamheden en
categorieën zal steeds een afweging gemaakt moeten worden tussen deze belangen en de
doeleinden waarvoor verstrekking wordt toegestaan.
Uitgangspunt is dat slechts werkzaamheden worden aangewezen die samenhangen met een
overheidstaak, die strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is overheidszorg of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is (zie artikel 3.9, lid 5 j.o. 3.3 lid 2 Wbrp).
Binnen deze kaders zullen, door ons college van burgemeester en wethouders in de regeling
gegevensverstrekking basisregistratie personen 2014, de categorieën van derden en het soort
werkzaamheden worden aangewezen.
Er worden geen gegevens aan derden verstrekt als op de persoonslijst een aantekening omtrent
beperking van de verstrekking van gegevens aan derden is vermeld, als bedoeld in artikel 3.21,
lid 1 Wet brp.
De verstrekking van gegevens aan derden op grond van een gemeentelijke verordening is
aan een nadere beperking onderworpen, als het gaat om een overheidsorgaan van dan wel een
persoon of organisatie gevestigd in een land buiten de Europese Unie.
In dat geval kunnen slechts gegevens worden verstrekt als een verdrag of een besluit van een
volkenrechtelijke organisatie in de verstrekking van die gegevens voorziet (artikel 3.9 lid2 Wbrp).
Onder een verstrekking aan een overheidsorgaan dient in dit verband ook verstrekking aan een
diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het betreffende land in Nederland te worden
verstaan.
Aan de verordening wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 6 januari 2014.
Hiermee wordt aan de verstrekkingen gedaan in de periode tussen 6 januari en de inwerkingtreding van deze verordening alsnog een adequate, wettelijke grondslag geboden. Terugwerkende kracht ligt hier in voor de hand, omdat enkel daarmee de voortdurende goede uitvoering van bepaalde gemeentelijke taken gewaarborgd is. Bovendien gaat het om een korte periode en zijn de verstrekkingen een voortzetting van de bestaande praktijk (zoals deze voorheen onder de Wet GBA plaatsvond).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-7478.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.