Verordening Jeugdhulp Opsterland 2015
 
De raad van de gemeente Opsterland,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014;
gelet op de artikelen 2.2, 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, lid 4, van de Jeugdwet;
overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
overwegende dat het noodzakelijk is om door middel van een verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de jeugdhulpplicht;
overwegende dat het Beleidsplan drie decentralisaties 2015-2018 Gemeente Opsterland is vastgesteld op 17 november 2014;
besluit vast te stellen:
de Verordening jeugdhulp Opsterland 2015.
 
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
 
Artikel 1 Jeugdhulp
In de Jeugdwet (art 1.1) wordt onder jeugdhulp het volgende verstaan:
  • 1.
    Ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
  • 2.
    Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
  • 3.
    Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.
Artikel 2 Jeugdhulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders
De jeugdhulpvraag houdt de im- of expliciete behoefte in van een jeugdige en/of de ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als er sprake van is dat de jeugdige onvoldoende in staat wordt gesteld om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en/of voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, daarbij rekening houdend met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige (zoals bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet).
Artikel 3 Jeugdhulpvoorzieningen
  • 1.
    Vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen: voorzieningen waarvoor geen beschikking van het college nodig is.
  • 2.
    Individuele jeugdhulpvoorzieningen: voorzieningen die aangevraagd moeten worden en waarvoor een beschikking van het college nodig is.
  • 3.
    Andere voorzieningen: voorzieningen die niet vallen onder de Jeugdwet, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.
Artikel 4 Gebiedsteam
  • 1.
    Het gebiedsteam is een team van consulenten dat namens het college onder andere preventietaken uitvoert en de jeugdige en/of de ouders
    • a.
      Ondersteunt en begeleidt;
    • b.
      Gezamenlijk met de jeugdige en/of de ouders een maatwerkplan opstelt;
    • c.
      Toeleidt naar een jeugdhulpvoorziening als omschreven in hoofdstuk 2, als de jeugdige en/of de ouders niet op eigen kracht en binnen eigen mogelijkheden de jeugdhulpvraag kunnen oplossen.
  • 2.
    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid en voldoende capaciteit van het gebiedsteam.
Hoofdstuk 2. Vrij toegankelijke en individuele jeugdhulpvoorzieningen
Artikel 5 Vrij toegankelijke jeugdhulp- en andere voorzieningen
  • 1.
    Onder de vrij toegankelijke jeugdhulp- en andere voorziening vallen:
    • a.
      basisvoorzieningen voor jeugdigen en/of ouders gericht op preventie en signalering algemeen, de preventie en signalering door de jeugdgezondheidszorg, de lichte ambulante ondersteuning door het gebiedsteam;
    • b.
      het advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
  • 2.
    Het college stelt vast welke vrij toegankelijke jeugdhulp- en andere voorzieningen beschikbaar zijn. Deze lijst is verkrijgbaar bij het gebiedsteam en inzichtelijk op de gemeentelijke website.
Artikel 6 Individuele jeugdhulpvoorzieningen
  • 1.
    Onder de individuele jeugdhulpvoorzieningen vallen de specialistische jeugdhulpvoorzieningen, zoals dagbehandeling, pleegzorg/tijdelijke gezinsvervanging, crisisopvang, residentiële hulp, gesloten jeugdzorg.
  • 2.
    Het college stelt vast welke individuele jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar zijn. Deze lijst is verkrijgbaar bij het gebiedsteam en inzichtelijk op de gemeentelijke website.
Hoofdstuk 3. Behandeling van een jeugdhulpvraag
Artikel 7 Voorleggen van een jeugdhulpvraag
Iedere jeugdige of ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente, kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het gebiedsteam.
Artikel 8 Afspraak voor een gesprek over een jeugdhulpvraag
  • 1.
    Het gebiedsteam verzamelt in overleg met de jeugdige en/of de ouders de noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.
  • 2.
    Het gebiedsteam maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek en informeert de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten (waaronder de rechten genoemd in artikel 22), en de vervolgprocedure.
  • 3.
    De identiteit van de jeugdige en/of de ouders wordt vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
  • 4.
    Het gebiedsteam en de jeugdige en/of de ouders kunnen in overleg gemotiveerd afzien van het gesprek.
Artikel 9 Inhoud van het gesprek
In het gesprek over de jeugdhulpvraag tussen de jeugdige, de ouders en het gebiedsteam en mogelijk andere betrokkenen, kan worden gesproken over:
  • a.
    de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;
  • a.
    het gewenste resultaat;
  • b.
    het vermogen van de jeugdige en/of de ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de jeugdhulpvraag te vinden;
  • c.
    de mogelijkheid om gebruik te maken van een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet onder de Jeugdwet valt;
  • d.
    de mogelijkheid om gebruik te maken van een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening, zoals genoemd in artikel 5;
  • e.
    de mogelijkheid om een individuele jeugdhulpvoorziening aan te vragen, zoals genoemd in artikel 6, en
  • f.
    de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb), waarbij de jeugdige en/of de ouders in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Artikel 10 Verslag van het gesprek
  • 1.
    Het gebiedsteam maakt van het gesprek een gespreksverslag. Het gespreksverslag wordt in beginsel binnen tien werkdagen na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd of overhandigd.
  • 2.
    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of de ouders worden aan het gespreksverslag toegevoegd.
Artikel 11 Inhoud van het verslag
  • 1.
    Het gespreksverslag bevat de mogelijkheden tot of afspraken over één of meer vervolgstappen in verband met de besproken jeugdhulpvraag.
  • 2.
    In het gespreksverslag wordt, indien van toepassing, aangegeven:
    • a.
      of de jeugdhulpvraag aanleiding geeft tot het opstellen van een maatwerkplan;
    • b.
      op welke wijze een mogelijk toe te kennen individuele jeugdhulpvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en/of
    • c.
      hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of de ouders.
Artikel 12 Opstellen van het maatwerkplan
  • 1.
    Het gebiedsteam stelt samen met de jeugdige en/of de ouders een maatwerkplan op als het gesprek en/of de jeugdhulpvraag daar aanleiding toe geeft.
  • 2.
    Het maatwerkplan wordt opgesteld vanuit het kader: één gezin, één plan, één regisseur, zoals genoemd in het Beleidsplan drie decentralisaties 2015-2018 Gemeente Opsterland.
  • 3.
    In het maatwerkplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het gebiedsteam.
Hoofdstuk 4. Behandeling van een aanvraag voor een individuele jeugdhulpvoorziening
Artikel 13 Indienen van een aanvraag bij het gebiedsteam
  • 1.
    Jeugdigen en/of de ouders dienen een aanvraag in voor een individuele jeugdhulpvoorziening in bij het gebiedsteam.
  • 2.
    Het door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende gespreksverslag als bedoeld in artikel 10 en 11 en het door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende maatwerkplan zoals bedoeld in artikel 12 kunnen als aanvraag gelden, als de jeugdige en/of zijn ouders en/of het gebiedsteam dat wenst.
Artikel 14 Beschikking individuele jeugdhulpvoorziening
Het college besluit een individuele jeugdhulpvoorziening te verlenen voor zover in het maatwerkplan zoals bedoeld in artikel 12 wordt aangegeven dat de jeugdige:
  • a.
    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden, en
  • b.
    geen oplossing kan vinden voor zijn jeugdhulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening.
Artikel 15 Inhoud van de beschikking individuele jeugdhulpvoorziening
  • 1.
    In de beschikking tot verstrekking van een individuele jeugdhulpvoorziening wordt in ieder geval gemotiveerd aangegeven of de voorziening wordt verstrekt, of deze in natura of als persoonsgebonden budget (pgb) wordt verstrekt en wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
  • 2.
    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
    • a.
      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
    • b.
      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is.
  • 3.
    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
    • a.
      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
    • b.
      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
    • c.
      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
    • d.
      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
    • e.
      de wijze van verantwoording.
  • 4.
    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage, dan worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.
Hoofdstuk 5. Individuele jeugdhulpvoorziening via een persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 16 Individuele jeugdhulpvoorziening via een persoonsgebonden budget (pgb)
      • 1.
        Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.
      • 2.
        Het tarief voor een pgb:
    • a.
      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;
    • b.
      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en
    • c.
      bedraagt maximaal 75% van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate, niet vrij toegankelijke voorziening in natura.
      • 3.
        De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.
      • 4.
        De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:
  • a.
    dat deze persoon maximaal 25% van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate, niet vrij toegankelijke voorziening betaald krijgt voor zijn diensten;
  • b.
    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende hem niet zwaar valt;
  • c.
    dat deze persoon op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb heeft uitgeoefend bij het besluit over het betrekken van deze persoon, en
  • d.
    dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.
    5. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een ongekwalificeerde ondersteuner (werkstudenten, zzp’ers zonder gespecialiseerde opleiding) onder de voorwaarde dat deze persoon maximaal 50% van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate, niet vrij toegankelijke voorziening betaald krijgt voor zijn diensten.
Hoofdstuk 6. Overige wijzen van toegang tot jeugdhulp
Artikel 17 Verwijzing naar jeugdhulp door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
  • 1.
    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing van de jeugdige en/of de ouders, door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
  • 2.
    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 14.
  • 3.
    Het college maakt nadere afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen, de zorgverzekeraars en aanbieders over de verwijzing en de afstemming met het gebiedsteam.
Artikel 18 Toegang tot jeugdhulp via de rechter of een gecertificeerde instelling
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
Artikel 19 Jeugdhulp in een spoedeisend geval
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 7. Overige bepalingen
Artikel 20 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
    • 1.
      Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet, doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening.
    • 2.
      Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet, kan het college een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
  • a.
    de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
  • b.
    de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele jeugdhulpvoorziening of op het pgb zijn aangewezen;
  • c.
    de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet meer toereikend is;
  • d.
    de jeugdige of zijn ouders niet (meer) voldoen aan de voorwaarden van de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb, of
  • e.
    de jeugdige of zijn ouders de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
  • f.
    het pgb binnen drie maanden na toekenning of binnen de termijn waarvoor het is toegekend niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
    • 3.
      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid heeft ingetrokken, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft of opzettelijk niet heeft gehandeld conform de beschikking als bedoeld in artikel 15, het geheel of een deel van de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele jeugdhulpvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
    • 4.
      Het college onderzoekt, lettend op de doelstellingen van het pgb, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het pgb.
Artikel 21 Verhouding prijs en kwaliteit van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
  • a.
    De kwaliteitseisen die volgen uit onder andere de Jeugdwet, zoals de verplichting om verantwoorde hulp te bieden en een meldplicht bij calamiteiten en geweld;
  • b.
    de aard en omvang van de te verrichten taken;
  • c.
    de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.
Artikel 22 Positie van jeugdigen en ouders
  • 1.
    Het college wijst jeugdigen en ouders die (mogelijk) jeugdhulp (gaan) ontvangen erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door het gebiedsteam.
  • 2.
    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
  • 3.
    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
  • 4.
    Jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instelling treffen een regeling voor de behandeling van klachten, conform de Jeugdwet.
  • 5.
    Jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen stellen een cliëntenraad in, conform de Jeugdwet.
  • 6.
    Het college betrekt ingezeten, waaronder jeugdigen, ouders of hun vertegenwoordigers, bij beleid en uitvoering, onder andere door ze actief in de gelegenheid te stellen advies te geven en periodiek overleg te voeren over beleid en verordeningen op het gebied van jeugdhulp.
Artikel 23 Toepassen van de verordening en stellen van nadere regels
  • 1.
    Indien bij het toepassen en uitvoeren van deze verordening onduidelijkheid ontstaat over het gebruik, dan zijn de in de Jeugdwet opgenomen begrippen en bepalingen leidend.
  • 2.
    Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.
Artikel 24 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 25 Uitvoeringsplan en evaluatie
Het college stelt jaarlijks een Uitvoeringsplan Jeugdwet op. Het uitvoeringsplan bevat, met uitzondering van het eerste plan, een beknopte evaluatie van de uitvoering van de Jeugdwet door de gemeente Opsterland. Over het uitvoeringsplan wordt overleg gevoerd met jeugdigen, ouders of hun vertegenwoordigers, conform artikel 22 lid 6 van deze verordening en het uitvoeringsplan wordt ter informatie aan de gemeenteraad gestuurd.
Artikel 26 Overgangsrecht
  • 1.
    Voor jeugdigen en/of hun ouders die op het moment van inwerkingtreding van de Jeugdwet en deze Verordening jeugdhulp al een verwijzing in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of een indicatiebesluit in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet op de jeugdzorg (Wjz) hebben, is het overgangsrecht van toepassing, zoals bedoeld in artikel 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet.
  • 2.
    Wanneer sprake is van overgangsrecht, is het college er voor verantwoordelijk dat de jeugdige de jeugdhulp kan voortzetten bij dezelfde aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Daarbij geldt dat deze verwijzingen en indicatiebesluiten maximaal een jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet blijven gelden.
  • 3.
    In afwijking van het tweede lid geldt voor een indicatiebesluit waarin is vastgesteld dat de jeugdige aangewezen is op pleegzorg, geen einddatum voor de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan dit besluit jegens het college.
Artikel 27 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Opsterland 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 november 2014.
Voorzitter,
Griffier
Naar boven