Gemeente Goeree-Overflakkee - Kadernota Participatiewet 2015
 
In deze nota wordt dieper ingegaan op de aankomende wijzigingen als gevolg van de invoering van de Participatiewet en geeft de richtinggevende kaders aan. Ingegaan wordt op de doelstellingen en het nieuwe van de Participatiewet. Verder worden ook de doelen en uitgangspunten van de gemeente Goeree-Overflakkee gerelateerd aan de Participatiewet. De doelgroepen die met de Participatiewet de verantwoordelijkheid zijn geworden van de gemeente en de ondersteuning die aan deze groepen geboden kan worden, worden omschreven. Daarbij wordt ingegaan op de ondersteuningsmogelijkheden waarover de gemeente beschikt. Datum inwerkingtreding: 01/01/15.
K a d e r not a Par t ici p a t i ewet 2015
Désirée Megens
Datum:
September 2014
Versie:
1
Afk o r ti n g enl i js t
Ioaw Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers
Ioaz Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen
SUWI Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Sw-bedrijf Sociaal werkvoorzieningsbedrijf
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid
UWV Uitvoeringsbedrijf Werknemers Verzekeringen
Wet Wajong Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
Wsw Wet sociale werkvoorziening
WW Werkloosheidswet
Wwb Wet werk en bijstand
Wml Wettelijk minimumloon
In ho ud so p g a v e
Afkortingenlijst .................................................................................................. 2
  • 1.
    Inleiding..................................................................................................... 4
  • 2.
    De Participatiewet ....................................................................................... 5
  • 2.
    1 Visie op de Participatiewet .......................................................... ............. 5
  • 2.
    2 De wijzigingen per 2015 ........................................................................... 6
2.2.1 Wwb wordt Participatiewet..................................................................... 6
2.2.2 De Wsw eindigt .................................................................................... 6
2.2.3 Aanscherping van de Wajong ................................................................. 7
2.2.4 Nieuw in de Participatiewet .................................................................... 7
2.2.5 Wijzigingen Wwb integraal onderdeel van Participatiewet .......................... 8
  • 3.
    Doelgroep en ondersteuning ......................................................................... 8
  • 3.
    1 Bestaande doelgroep Wwb ........................................................................ 8
  • 3.
    2 Nieuwe doelgroep .................................................................................. 8
  • 3.
    3 Instrumenten en ondersteuning in de Participatiewet.................................. 9
3.3.1 Loonkostensubsidie............................................................................. 9
3.3.2 Proefplaatsing .................................................................................... 10
3.3.3 No-riskpolis ....................................................................................... 10
3.3.4 Jobcoaching .................................................................................... 10
3.3.5 Werkvoorzieningen ............................................................................. 10
3.3.6 Individuele studietoeslag ..................................................................... 10
3.3.7 Beschut werk ..................................................................................... 11
3.3.8 Baanafspraken ................................................................................... 11
3.3.9 Herpositionering SW-bedrijf ................................................................ 11
  • 3.
    4 Wanneer en voor wie welke vorm van ondersteuning? ................................ 12
  • 4.
    Regionale samenwerking ............................................................................ 13
  • 4.
    1 Voorne-Putten & Goeree-Overflakkee ....................................................... 13
  • 4.
    2 Arbeidsmarktregio Rijnmond ................................................................... 13
  • 5.
    Financiën.................................................................................................. 15
  • 5.
    1 Participatiebudget .................................................................................. 15
  • 5.
    2 I-deel ................................................................................................... 16
  • 6.
    Planning ................................................................................................... 17
1. Inleiding
Nederland staat aan de vooravond van een ingrijpende hervorming van het sociale zekerheidsstelsel. Vrijwel geen enkele wet binnen dit stelsel wordt door de Regering ongemoeid gelaten. Binnen dit stelsel is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van diverse wetten, waardoor de gemeente geconfronteerd wordt met de voorgenomen maatregelen van het kabinet. De gemeenten krijgen vanaf 2015 te maken met drie grote decentralisaties. De verantwoordelijkheden van de gemeente met betrekking tot zorg, jeugdzorg en participatie worden enorm uitgebreid. Deze wijzigingen gaan gepaard met forse bezuinigingen.
Voorafgaand aan deze nota zijn er een startnotitie en een plan van aanpak geschreven. In deze nota wordt dieper ingegaan op de aankomende wijzigingen als gevolg van de invoering van de Participatiewet en geeft de richtinggevende kaders aan. Diverse onderwerpen zullen met zogenaamde deelnota’s ter besluitvorming worden aangeboden. Deze nota geeft hiervoor het te verwachten tijdspad.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de nieuwe Participatiewet. Ingegaan wordt op de doelstellingen en het nieuwe van de Participatiewet. In hoofdstuk 2 worden ook de doelen en uitgangspunten van de gemeente Goeree-Overflakkee gerelateerd aan de Participatiewet. De doelgroepen die met de Participatiewet de verantwoordelijkheid zijn geworden van de gemeente en de ondersteuning die aan deze groepen geboden kan worden, worden in hoofdstuk 3 besproken. Daarbij wordt ingegaan op de ondersteuningsmogelijkheden waarover de gemeente beschikt. In hoofdstuk 4 zal worden ingegaan op de regionale samenwerking met gemeenten. Hoofdstuk 5 bevat de financiële consequenties van de invoering van de Participatiewet. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een overzicht gegeven van de adviezen, nota’s, verordeningen en beleidsregels inclusief de planning die de Raad de komende periode kan verwachten.
2. De Participatiewet
2.1 Visie op de Participatiewet
De kern van de visie van Goeree-Overflakkee op de opgaven in het sociale domein is als volgt:
  • -
    Iedereen doet (naar vermogen) mee op Goeree-Overflakkee;
  • -
    Focus op mogelijkheden van de doelgroep en het bieden van perspectief: Niet iedere beperking is een belemmering;
  • -
    Ruimte voor de diversiteit van de doelgroep(en);
  • -
    Versterken van eigen kracht en bevorderen inzet sociaal netwerk van doelgroep;
  • -
    Een maatschappelijk betrokken samenleving op Goeree-Overflakkee waarin we omzien naar elkaar en zorgen voor elkaar;
  • -
    Ondersteuning is een middel geen doel op zich;
  • -
    Focus op prestaties en minder op protocollen.
De nadruk van het Participatiebeleid ligt op het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid en het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid als het hoogst haalbare doel.
De eerder in de Startnotitie Participatiewet en het Plan van aanpak opgenomen uitgangspunten zijn als volgt:
-We gaan uit van de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.
Alles wat de cliënt zelf kan, doet hij ook zelf. Niet de vraag ‘Wat kunnen wij voor u doen?’, maar de vraag ‘Wat kunt u zelf doen? staat centraal;
  • -
    Iedereen doet naar vermogen mee aan de samenleving. Het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid geldt binnen het participatiebeleid als hoogst haalbare doel. Voor wie dit (nog) niet haalbaar is, wordt gestreefd naar de hoogst haalbare vorm van participatie. Met participatie leveren mensen die ondersteuning ontvangen, een bijdrage aan de samenleving. Deze bijdrage kan bijvoorbeeld worden ingevuld door het verrichten van vrijwilligerswerk of deelname aan re- integratietrajecten;
  • -
    Participatie is in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners en hun omgeving (het sociaal netwerk). Wanneer dat netwerk onvoldoende is om actief mee te doen aan de maatschappij willen we mensen ondersteunen, met als doel om de zelfredzaamheid te bevorderen. Uitgangspunt hierbij is dat ondersteuning door de gemeenten aanvullend en, waar mogelijk, tijdelijk is. Ook geldt hierbij wederkerigheid;
  • -
    Ondersteuning door de gemeenten zal zo veel mogelijk op basis van maatwerk plaatsvinden. Om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen waar de gemeenten mee geconfronteerd gaan worden, kunnen ook collectieve trajecten of instrumenten worden ingezet;
  • -
    De werkgeversbenadering dient regionaal te worden afgestemd, om er voor te zorgen dat werkgevers niet door verschillende gemeenten en instanties benaderd worden. De arbeidsmarkt is regionaal. Tegelijkertijd zijn er de lokale contacten die gekoesterd moeten worden. De werkgeversbenadering blijft daardoor een combinatie van lokale en regionale aanpak.
2.2 De wijzigingen per 2015
Met de komst van de participatiewet vinden forse veranderingen plaats ten aanzien van drie regelingen, namelijk de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Deze drie regelingen bedienen op dit moment verschillende doelgroepen en kennen verschillende voorwaarden. Hoe zien deze regelingen eruit en wat wijzigt er? Onderstaand worden de wijzigingen nogmaals op een rij gezet.
2.2.1 Wwb wordt Participatiewet
De Wwb regelt dat mensen via de gemeente ondersteund worden bij arbeidsinschakeling en dat zij verzekerd zijn van een minimuminkomen indien zij zelf niet beschikken over voldoende middelen om in het eigen bestaan te voorzien. Het is het laatste vangnet binnen het sociale
zekerheidsstelsel. In de Wwb staat de eigen verantwoordelijkheid van mensen centraal. De uitvoering van de Wwb is de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit blijft ongewijzigd.
De Participatiewet is een aangepaste Wwb met een toegevoegde nieuwe doelgroep en enkele nieuwe instrumenten. De uitgangspunten en het risicomodel blijven ook onder de Participatiewet in stand. Wel wordt een nieuwe verdeelsystematiek toegepast. Voor iedereen die per 2015 onder de Participatiewet valt, gelden de polisvoorwaarden van de huidige Wwb (zoals rechten, plichten en de hoogte van de uitkering). Wel worden de polisvoorwaarden op onderdelen via het wetsvoorstel ‘Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten’ gewijzigd. Daarnaast blijft een financiële prikkel bestaan in de verstrekking van uitkeringen, waardoor het voor gemeenten loont om mensen uit te laten stromen.
2.2.2 De Wsw eindigt
De Wsw regelt dat arbeidsgehandicapten die lichamelijke, verstandelijke, psychische en/of somatische beperkingen hebben onder aangepaste omstandigheden (in een beschutte omgeving) kunnen werken binnen de sociale werkvoorziening. Het SW-bedrijf is Webego. De gemeente is en blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wsw. Echter, per 1 januari 2015 wordt de Wsw afgeschaft. Dit betekent dat niemand meer toegelaten wordt tot deze regeling en dat geen nieuwe indicaties meer worden afgegeven. Hierdoor zullen er alleen nog mensen uitstromen en ontstaat een sterfhuisconstructie. Ook personen die wel al een Wsw indicatie hebben en op de wachtlijst staan, kunnen niet meer instromen in de Wsw. Voor de werknemers die al werkzaam zijn bij Webego blijven de huidige rechten en plichten van de Wsw behouden. Voor de gemeente geldt dat het rijksbudget in vijf jaar tijd zal afnemen van ruim € 26.005,- naar € 22.700,- per arbeidsplaats. De Participatiewet introduceert de nieuwe voorziening ‘beschut werken’, waarvan de gemeenten zelf kunnen bepalen hoe zij deze vorm geven.
2.2.3 Aanscherping van de Wajong
De Wajong is bedoeld voor mensen die op jonge leeftijd (voor hun 18e jaar) een langdurige ziekte of handicap hebben gekregen en hulp nodig hebben bij het vinden of behouden van betaald werk. Tevens is de Wajong een inkomensvoorziening. Voor de uitvoering van de Wajong is het UWV verantwoordelijk. Ook per 1 januari 2015 blijft het UWV verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wajong. De Wajong is echter dan alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Daarnaast blijven ook alle jonggehandicapten die voor 1 januari 2015 een Wajong uitkering ontvingen, aanspraak maken op Wajong en onder de verantwoordelijkheid van het UWV. De gehele Wajong groep wordt opnieuw gekeurd. Als hieruit volgt dat sprake is van arbeidsvermogen, zal de Wajong uitkering worden verlaagd van 75% naar 70% van het Wml. Het Rijk hoopt hiermee de kosten voor de Wajong in te perken.
Wie nog wel kan werken, komt vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet te vallen.
2.2.4 Nieuw in de Participatiewet
Nieuw in de Participatiewet is dat met deze wet een (gedeeltelijke) samenvoeging van de drie voornoemde wetten plaatsvindt en dat gemeenten nieuwe taken krijgen en de verantwoordelijkheid voor een nieuwe doelgroep. Want de Participatiewet is in principe bedoeld voor alle personen die arbeidsvermogen hebben en (inkomens)ondersteuning nodig hebben van de gemeente. Met ‘arbeidsvermogen’ wordt bedoeld dat iemand in staat moet zijn om minimaal 20% van het wettelijk minimumloon (Wml) te verdienen. Het begrip ‘arbeidsvermogen’ wordt nog specifieker uitgewerkt en in het zogenaamde Schattingsbesluit vastgelegd.
De voornoemde wijzigingen zijn te vertalen in het onderstaande plaatje:
S i t u a t i e t o t 1 ja n u a r i 2 0 1 5 S i t u a t i e p er 1 j a nu a r i 201 5
Wajong Wsw
Voor personen met arbeidsvermogen
Geen nieuwe instroom
Sterfhuisconstructie
Wsw
Participatiewet
Wwb
Wajong
-Voor personen met
Wajong voor 1-1-2015-
-Voor personen die
duurzaam geen
arbeidsvermogen hebben
Ook nieuw is dat de Participatiewet een aantal nieuwe elementen introduceert. Zo is er een aantal nieuwe instrumenten dat moet bijdragen aan het aan het werk helpen van mensen met een arbeidsbeperking. Zo kent de Participatiewet nieuwe ondersteunende instrumenten als de inzet van loonkostensubsidie, jobcoaching, no risk polis en de studietoelage. Maar ook de inzet van baanafspraken, de vormgeving van het werkbedrijf en de verdere samenwerking binnen de 35 arbeidsmarktregio’s zijn nieuwe elementen. Hierop wordt later in deze nota ingegaan.
2.2.5 Wijzigingen Wwb integraal onderdeel van Participatiewet
Zoals eerdergenoemd worden de polisvoorwaarden van de Wwb via het wetsvoorstel ‘Maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten’ per 2015 gewijzigd. Deze “Maatregelen Wet werk en bijstand” zullen apart worden aangeleverd. Deze wijzigingen zijn reeds in het Plan van aanpak uitvoerig omschreven.
3. Doelgroep en ondersteuning
3.1 Bestaande doelgroep Wwb
De Wwb schrijft voor welke personen de gemeente moet ondersteunen in het kader van de Wwb. Het gaat om mensen die geen inkomen hebben en algemene bijstand ontvangen of een uitkering op grond van de Ioaw, Ioaz, of een andere uitkering én ondersteuning nodig hebben bij de arbeidsinschakeling. Ook als een persoon wel een inkomen heeft (bijv. via hun partner) maar vraagt om ondersteuning bij arbeidsinschakeling, heeft de gemeente een ondersteunende taak.
De gemeente heeft de keuze gemaakt om in principe niemand uit te sluiten van ondersteuning. Echter, als gevolg van de financiële en formatieve beperkingen, wordt in de praktijk aan een aantal groepen prioriteit gesteld. Personen die ingedeeld zijn op treden 3/4/5/6 van de participatieladder zijn deze prioriteitsgroepen. Specifieke aandacht is er ook voor jongeren. Voor deze groepen zijn er mogelijkheden om direct, op korte, middellange of lange termijn deel te nemen aan het arbeidsproces. Dit geldt niet voor personen die ingedeeld zijn op trede 1 en 2.
Deze groep is (nog) niet in staat tot re-integratie omdat er ernstige psychische en/of lichamelijke beperkingen aanwezig zijn en zij zijn daarom vrijgesteld van het verrichten van arbeid.
3.2 Nieuwe doelgroep
Met de invoering van de Participatiewet wordt de gemeente verantwoordelijk voor de groep mensen met een arbeidshandicap én arbeidsvermogen. Met deze doelgroep is de gemeente nu nog onbekend.
Het gaat per 2015 bij benadering om 35 “Wajongers”.
Omdat het UWV verantwoordelijk blijft voor alle personen met een Wajonguitkering op
31-12-2014, is de groep arbeidsgehandicapten aan wie de gemeente per 2015 ondersteuning moet bieden aanzienlijk kleiner dan aanvankelijk werd aangenomen. Dit wil niet zeggen dat de uitdaging minder groot is. De gemeente kan namelijk door de beperkte aantallen slechts mondjesmaat ervaring met de doelgroep opdoen en in een minder snel tempo uitvinden welke methoden goed werken en welke niet. Het feit dat het om kleine aantallen gaat, kan bovendien ten koste gaan van een efficiënte werkwijze. Tegelijkertijd is voor deze groep vooral maatwerk geboden. De beperkingen van deze groep zijn namelijk zeer divers; lichamelijke,- psychische,- verstandelijke of somatische beperkingen dan wel een combinatie hiervan.
Het UWV heeft met de ondersteuning van deze groep veel ervaring opgedaan. Niet alleen het UWV maar ook andere organisaties als Stichting Mee en Praktijkonderwijs Prins Maurits zijn bekend met jonggehandicapten. In het kader van ‘ervaring’ opdoen, werken we daarom samen met deze partijen. De gemeente hoeft dus niet helemaal zelf het wiel uit te vinden. Toch moeten we ons realiseren dat deze doelgroep per 2015 veel aandacht van de gemeente zal vragen en van de uitvoeringsafdelingen. Het is immers de bedoeling om deze groep, met de beperkingen die ze hebben, te laten deelnemen aan het reguliere arbeidsproces. Dit zal een grote inzet van de gemeente vergen.
De omvang van de groep waarvoor het niet meer mogelijk is een Wsw indicatie aan te vragen en die per 2015 een beroep zal doen op de Participatiewet, betreft circa 15 personen per jaar. De gemeente zal voor deze groep rechtstreeks begeleiding en ondersteuning moeten bieden in plaats van de Wsw. Ook hier geldt dat de begeleiding en ondersteuning door de gemeente in het begin veel aandacht zal vragen.
3 .3 Instrumenten en ondersteuning in de Participatiewet
De gemeente krijgt met de invoering van de participatiewet de beschikking over een aantal nieuwe instrumenten die ingezet kunnen worden voor de ondersteuning van de doelgroep. De volgende ondersteunende instrumenten kunnen worden ingezet voor werkgevers die mensen uit de gemeentelijke doelgroep willen aannemen.
3 .3.1 Loonkostensubsidie
Een werkgever kan voor een werknemer met een arbeidsbeperking die hij in dienst neemt een loonkostensubsidie ontvangen voor het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie mag maximal 70% van het Wml bedragen. Om de hoogte van deze loonkostensubsidie te bepalen, moet de loonwaarde van de werknemer gemeten worden. De loonwaarde is het percentage van het geldende loon voor de persoon die tot de doelgroep van loonkostensubsidie behoort, in vergelijking met iemand zonder arbeidsbeperking die dezelfde functie verricht. In de optimale situatie groeit een werknemer toe naar een baan waarmee hij het minimumloon kan verdienen. Jaarlijks wordt de loonwaarde herbepaald. De gemeente mag geen beperking aanbrengen in de duur van de verstrekking van de loonkostensubsidie. Wel legt de gemeente per verordening vast wie tot de gemeentelijke doelgroep voor loonkostensubsidie behoort.
3 .3.2 Proefplaatsing
Als instrument kan de gemeente de proefplaatsing inzetten. Deze is gekoppeld aan de loonkostensubsidie. Een proefplaatsing houdt in dat de werkgever een werknemer (met een beperking) voor een beperkte periode met behoud van uitkering werk aanbiedt. Deze proefplaatsing mag niet langer duren dan 2 maanden. Met behoud van uitkering werkt de werknemer tijdens de proefplaatsing bij de werkgever die kan bezien welke ondersteuning eventueel moet worden geboden en wat de loonwaarde van iemand is. Gemeenten kunnen dit instrument inzetten voor mensen uit de gemeentelijke doelgroep.
3 .3.3 No-riskpolis
De gemeente kan besluiten de no-risk polis in te zetten. Deze polis voorkomt dat werkgevers bij ziekte het loon van een werknemer moeten doorbetalen. De polis neemt daarmee het financiële risico weg voor werkgevers bij eventuele uitval wegens ziekte. Daarmee is deze polis een belangrijk instrument om de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking te bevorderen.
3.3.4 Jobcoaching
Personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (in het kader van de baanafspraken) kunnen aanspraak maken op begeleiding op de werkplek; de zogenaamde jobcoaching. Het gaat dan om een voorziening jobcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dan ook gaan om een systematische ondersteuning. Daarnaast moet de ondersteuning noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Jobcoaching heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn. De jobcoach kan worden ingezet vanaf de eerste werkdag. De jobcoach kan, indien van toepassing, ook worden ingezet bij een proefplaatsing.
3 .3.5 We rk plekaanpassingen
Mensen met een arbeidsbeperking kunnen bij de gemeente een aanvraag doen voor noodzakelijke voorzieningen, die het hen mogelijk maken om te werken. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn: brailleapparatuur, een doventolk of een jobcoachvoorziening. Ook kunnen deze werknemers bij de gemeente een verzoek doen om hun werkplek aan te laten passen. Al deze voorzieningen leveren wederzijds voordeel op voor werkgevers en werknemers. Wanneer iemand twee jaar lang zelfstandig het Wml heeft verdiend is het UWV hiervoor verantwoordelijk.
3 .3.6 Individuele studietoeslag
De gemeente kan aan studenten vanaf 18 jaar met een beperking een individuele studietoeslag verstrekken. Voorwaarde is dat de student studiefinanciering ontvangt. Met de studietoeslag kan de gemeente een financiële compensatie bieden voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.
3 .3.7 Beschut werk
Beschut werk is één van de instrumenten die de gemeente kan inzetten om mensen te activeren. De kern van de beschutte voorziening is de mate waarin een persoon (structureel) begeleiding en werkplekaanpassingen nodig heeft om een functie uit te oefenen. Het betreft loonvormende arbeid. Personen die voor beschut werk in aanmerking komen, hebben door lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen een zodanige mate van ondersteuning nodig dat van werkgevers niet verwacht kan worden dat zij deze mensen in dienst nemen. Beschut werk kan de gemeente, met extra aanpassing en begeleiding, ook bij reguliere werkgevers organiseren. (Groeps)detachering kan een variant zijn. Alle reguliere voorzieningen, zoals loonkostensubsidie, kan de gemeente inzetten. Voordat de gemeente beschut werk kan inzetten, moet het UWV eerst beoordelen of een persoon voldoet aan de criteria voor beschut werk. Deze criteria worden landelijk vastgesteld.
3 .3.8 Baanafspraken
In het sociaal akkoord heeft het Kabinet met sociale partners afgesproken dat werkgevers tot het jaar 2026 125.000 extra banen creëren voor mensen met een arbeidsbeperking (100.000 banen in de marktsector en 25.000 bij de overheid). Als werkgevers zich niet aan deze afspraak houden, zal het Rijk deze afspraak via de Quotumwet afdwingen. Tot de doelgroep voor deze banen behoren mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen met een Wsw indicatie op de wachtlijst en Wajongers met arbeidsvermogen. Bij de invulling van de banen hebben de laatste twee groepen prioriteit. Als de banen niet met deze groepen ingevuld kunnen worden, kan de doelgroep van de Participatiewet op de banen worden geplaatst. Het UWV moet volgens landelijke criteria beoordelen of de betreffende persoon in staat is het Wml te verdienen.
3 .3.9 Herpositionering SW-bedrijf
Op dit moment voert Webego de taakstelling Wsw uit voor de de gemeente Goeree-Overflakkee.
De gemeente heeft een werkgroep hiervoor opgesteld die zich de afgelopen maanden hierover heeft gebogen.
Er zijn 6 scenario’s bedacht, waar het gewenste effect/doel/visie diende te zijn:
  • -
    Een scenario dient aan te sluiten bij de doelstellingen van de Participatiewet en de voor de gemeente en Afdeling uitvoering Wsw geformuleerde koers/visie (coalitieakkoord). De huidige doelgroep van Afdeling uitvoering Wsw beweegt zich in het vlak van beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding;
  • -
    Bij het scenario dient er gekeken te worden welke mogelijkheden er liggen om een verbinding te leggen met andere doelgroepen vanuit de Participatiewet en andere geldende maatschappelijke vraagstukken;
  • -
    Het scenario dient bij te dragen aan de gewenste gemeentelijke maatschappelijke effecten maar ook aan te sluiten bij ontwikkelingen in de samenleving en de verwachting van het bedrijfsleven. Een scenario moet meerwaarde bieden aan Afdeling uitvoering Wsw en de gemeente;
  • -
    Het scenario dient, gelet op de huidige positie en prestaties van de Afdeling uitvoering Wsw en de huidige samenwerkingspartners/klanten, kansrijk te zijn.
Einddoel hierbij is om na de zomer van 2014 aan het college en de raad een stuk te presenteren met daarin een aantal goed beargumenteerde scenario’s, zodat bestuurlijk een keuze kan worden gemaakt omtrent een duurzaam perspectief voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Hierbij dient nadrukkelijk gekeken te worden hoe dit zo efficiënt mogelijk is te organiseren, aangehaakt aan bredere zaken zoals de organisatie-ontwikkeling, overige effecten van de Participatiewet en het sociaal akkoord, ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het al dan niet vormen van een regionaal werkbedrijf.
De reden dat hiertoe is besloten heeft te maken met de invoering van de Participatiewet en de bezuinigingen op het participatiebudget. Het re-integratiedeel van het participatiebudget daalt maar ook het subsidiebedrag dat gemeenten ontvangen per Sw-werknemer wordt verlaagd (van circa € 26.005,- per werknemer naar op termijn € 22.700,-). Hierdoor is het niet meer mogelijk om de uitvoering binnen Webego op de huidige wijze voort te zetten.
3 .4 Wanneer en voor wie welke vorm van ondersteuning?
Gezien het beperkte budget van € 401.715,00 zullen er keuzes gemaakt dienen te worden waarin wordt voorzien in de ondersteuning van de nieuwe en de bestaande doelgroep alsmede de inzet van de nieuwe voorzieningen.
Mensen die direct aan de slag kunnen en zelfstandig in staat zijn om voldoende inkomen te verdienen zijn in principe in staat om zelf werk te verkrijgen. Deze groep is in staat om tenminste 80% van het Wml te verdienen. Zij hebben slechts een lichte vorm van ondersteuning nodig en beperkte voorzieningen vanuit de gemeente. Voorzieningen die voor deze groep ingezet kunnen worden, zijn bijvoorbeeld Webego, de re-integratieconsulenten (qua ondersteuning) en de arbeidsmakelaars. Participatieladder 5-6.
Tijdelijke ondersteuning zal geboden worden aan de groep die meer tijd nodig heeft om uiteindelijk regulier aan de slag te kunnen en zelfstandig een inkomen te kunnen verdienen. Deze ondersteuning bestaat eveneens uit Webego en de inzet van de arbeidsmakelaars. Een stageplaats of de mogelijkheid om voor een paar maanden te werken met behoud van uitkering kunnen als instrumenten worden ingezet. Personen met een (lichte) arbeidshandicap én arbeidsvermogen kunnen ook binnen deze groep vertegenwoordigd zijn. Als dit het geval is kan (tijdelijk) het instrument loonkostensubsidie worden ingezet, tot het moment dat iemand in staat is het volledige Wml te verdienen. Voorzieningen die daarmee kunnen samenhangen zijn bijvoorbeeld Webego, loonkostensubsidie, de no-risk polis en werkplekaanpassing. Participatieladder 3/4/5.
Er bestaat ook een groep die permanente ondersteuning nodig heeft bij de arbeidsparticipatie en het verwerven van een eigen inkomen. Deze ondersteuning kan bestaan uit langdurige loonkostensubsidie voor de werkgever om het verlies aan loonwaarde te compenseren, maar bijvoorbeeld ook uit extra begeleiding op de werkvloer en/of een aangepaste werkplek. Het is ook mogelijk dat een persoon aangewezen is op de nieuwe voorziening ‘beschut werken’ onder de Participatiewet. Te denken valt bijvoorbeeld aan de groep die Wsw geïndiceerd is en op de wachtlijst staat. Participatieladder 2/3.
Uiteindelijk zal voor een deel van het bestand van de participatiewet gelden dat ook met ondersteuning door de gemeente personen niet in staat zullen zijn om hun eigen inkomen te verdienen. Voor deze groep lukt het niet om deel te nemen aan de arbeidsmarkt omdat zij onvoldoende arbeidsvermogen hebben. De ondersteuning voor deze groep zal zich richten op het organiseren van hulpverlening, het versterken van de eigen kracht, het aanbieden van voor de persoon passend vrijwilligerswerk of andere individuele trajecten. Participatieladder 1/2.
Op dit moment worden al diverse voorzieningen ingezet. Per 2015 blijf inzet van deze voorzieningen mogelijk. Het gaat onder meer om voorzieningen als Wmo, schuldbemiddeling, handhaving, volwasseneneducatie, stapelbanen, werkervaringsplaatsen en de vrijwilligersvacaturebank.
In de Re-integratieverordening zullen alle genoemde voorzieningen (instrumenten) worden vastgelegd en wordt bepaald welke groepen voor welke voorzieningen in aanmerking komen. Gezien de beperkte financiële middelen, kan de gemeente een afweging maken welke inwoners tot de doelgroep horen, welke type ondersteuning wordt ingezet, enzovoorts.
4 . Regionale samenwerking
Het Rijk vindt het van groot belang dat gemeenten samenwerken. Samenwerking vindt door de gemeenten regionaal plaats op twee niveaus. Onderstaand wordt hier verder op ingegaan.
4 .1 Goeree-Overflakkee-Voorne Putten
Als eerste wordt samengewerkt op het niveau van Goeree-Overflakkee en Voorne Putten. De colleges van B&W hebben afgesproken om ten aanzien van de Participatiewet (en de wijzigingen in de Wwb) op thema’s in de regio met elkaar op te trekken. Op onderdelen blijft het mogelijk voor gemeenten om eigen beleid te voeren. Op andere onderdelen wordt gestreefd te komen tot eenduidig beleid. Het gaat om de volgende thema’s: maatregelen arbeidsplicht, kostendelersnorm, tegenprestatie, baanafspraken, voorziening beschut werken, loonwaardebepaling en loonkostensubsidie, no-risk polis en Wajong.
4 .2 Arbeidsmarktregio Rijnmond
Het tweede niveau van samenwerking vindt plaats in de arbeidsmarktregio Rijnmond. De rol van de arbeidsmarktregio wordt steeds belangrijker. Gemeenten en het UWV zijn op grond van de Wet Suwi verplicht om gezamenlijk één regionale arbeidsmarktagenda te ontwikkelen, één werkgeversdienstverlening aan te bieden en in één systeem vacatures en werkzoekenden te registreren. Het Rijk heeft met de introductie van de Participatiewet uitgesproken dat binnen de 35 arbeidsmarktregio’s samengewerkt moet worden tussen gemeenten & UWV en Werkgevers- & werknemersorganisaties. De taak van deze partijen is om met elkaar de afgesproken doelen van de Participatiewet te realiseren en om via het op te richten ‘werkbedrijf’ beleidsmatige afstemming te zoeken op het gebied van werkgeversdienstverlening en aan te bieden voorzieningen ter bemiddeling van mensen met een arbeidshandicap.
Goeree-Overflakkee maakt onderdeel uit van de arbeidsmarktregio Rijnmond, waarvoor Rotterdam centrumgemeente is. Goeree- Overflakkee & Voorne Putten is één van de zes clusters binnen de regio Rijnmond. Spijkenisse vertegenwoordigd het cluster op bestuurlijk en ambtelijk niveau in de regio. Ten aanzien van de voorbereiding op de Participatiewet zijn door de arbeidsmarktregio Rijnmond drie thema’s benoemd die als eerste uitgewerkt worden, namelijk:
  • -
    vormgeving van het werkbedrijf;
  • -
    baanafspraken;
en,
-loonwaardebepaling & loonkostensubsidie.
Daarbij wordt op korte termijn gestreefd naar het versterken van de samenwerking tussen de partijen ten behoeve van het plaatsen van mensen met een arbeidshandicap op de baanafspraken. Op korte termijn wordt binnen de kaders van de Participatiewet het ‘werkbedrijf’ vorm gegeven. Uiteindelijk is het doel van de regionale samenwerking om zoveel mogelijk werkzoekenden uit de bestanden duurzaam aan het werk te helpen en het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om werkzoekenden, ook met een arbeidsbeperking, aan te nemen.
In paragraaf 3.3.1 en 3.3.7 is al ingegaan op de loonwaardebepaling, loonkostensubsidie en de baanafspraken. Zoals eerder genoemd is de vormgeving van het Werkbedrijf binnen de arbeidsmarktregio nieuw in de Participatiewet. Tussen het kabinet, de VNG, werkgevers- & werknemersorganisaties zijn afspraken gemaakt over de vormgeving van ‘werkbedrijven’ binnen de arbeidsmarktregio’s. Het werkbedrijf wordt een bestuurlijk samenwerkingsverband tussen gemeenten, UWV, werkgevers- & werknemersorganisaties. Daarbij hebben gemeenten het voortouw en financieren zij het werkbedrijf. Ook werkgevers dienen daaraan bij te dragen. Het werkbedrijf zou de verbindende schakel moeten vormen tussen mensen met een arbeidsbeperking en de baanafspraken die werkgevers beschikbaar stellen.
De wijze waarop het werkbedrijf precies wordt ingericht, is binnen de kaders van de Participatiewet aan de regio’s om te bepalen. In ieder geval moet in elke regio een basispakket aan functionaliteiten worden georganiseerd. In de regio Rijnmond wordt ernaar gestreefd om een aantal voorzieningen te harmoniseren. Zo heeft bijvoorbeeld één methodiek voor de bepaling van de loonwaarde de voorkeur, alsmede het hanteren van eenzelfde doelgroep voor de loonkostensubsidie. Ook worden afspraken gemaakt over de doelgroep voor de baanafspraken en de verdeling van de baanafspraken. Het is nadrukkelijk wel de bedoeling dat het voor gemeenten mogelijk is om binnen gestelde kaders een eigen werkwijze te hanteren. Verder wordt de samenwerking vooral praktische ingestoken zodat professionals binnen de bestaande werkstructuren elkaar goed weten te vinden.
5 . Financiën
5 .1 Participatiebudget
Het participatiebudget dat nu beschikbaar is om in het kader van de Wwb mensen te laten participeren en te re-integreren op de arbeidsmarkt wordt een gebundeld re-integratiebudget waarin alle middelen gericht op arbeidsdeelname van de totale doelgroep worden samen gevoegd. Het gaat om een samenvoeging van het re- integratiedeel, de educatiemiddelen en het Wsw-budget.
Bekend is dat voor de implementatie- en uitvoeringskosten van het wetsvoorstel
‘maatregelen in de Wwb’ door het Rijk een toevoeging gedaan wordt aan de algemene uitkering. Het kabinet voegt ook voor de uitvoeringskosten ten behoeve van de nieuwe doelgroep middelen toe aan de algemene uitkering. In het kader van de Participatiewet is de individuele studietoeslag geïntroduceerd. Deze regeling wordt eveneens gecompenseerd via de algemene uitkering. Verder is aangekondigd dat voor de Wsw extra budget beschikbaar wordt gesteld. Landelijk gaat het om twintig miljoen euro. Naar verwachting wordt het budget per individuele gemeente bekend gemaakt, tegelijk met de bekendmaking van het inkomensdeel. (zie 5.2)
Het Ministerie van SZW heeft inmiddels voor 2015 de hoogte van het participatiebudget en Wsw-budget bekend gemaakt. Waaruit blijkt dat het Participatiebudget en Wsw-budget in 2015 ten opzichte van 2014 omlaag gaat. Met het totaal beschikbare budget moet worden voorzien in de ondersteuning van de nieuwe doelgroep alsmede de inzet van de nieuwe voorzieningen.
2 0 14
Par t i c i p a t i e b ud g e t
W s w - b u d g e t
T o t a a l
 
€ 420.529,00
€ 6.183.117,00
6.603.646,00
2 0 1 5
Par t i c i p a t i e b ud g e t
( kl a s si e k+ n i e u w e do e lg r o e p)
W s w - b u d g e t
T o t a a l
 
€ 401.715,00 386.215,00
€ 5.927.048,00
6.328.763,00
V e r s c hil:
2 0 14 - 2 0 1 5
Par t i c i p a t i e b ud g e t
W s w - b u d g e t
T o t a a l
 
-€ 18.814,00
-€ 256.069,00
-€ 274.883,00
Ervan uitgaande dat er in 2015 circa 435 cliënten binnen de Participatiewet vallen, er
€ 200.000,00 volgens contract voor re-integratie-activiteiten aan Webego wordt betaald, blijft er een bedrag van € 201.715,00 over voor de inzet van de nieuwe voorzieningen, ondersteuning van de nieuwe doelgroep en activiteitein voor de doelgroep die niet in aanmerking komen voor de activiteiten binnen het contract met Webego.
5 .2 I-deel
Gemeenten ontvangen voor de verstrekking van uitkeringen het inkomensdeel (i-deel). Door voor de bekostiging van bijstandsuitkeringen een budget te verstrekken, hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om bij effectieve uitvoering de winst te behouden en worden zij bij optredende tekorten gestimuleerd tot verbetering.
Met het oog op de komst van de Participatiewet heeft het Rijk besloten te komen met een nieuw verdeelmodel voor het inkomensdeel. Dit nieuwe model is het model van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dit zogenaamde multiniveau-model biedt volgens het Ministerie van SZW de beste methode voor de verdeling van de budgetten over gemeenten.
Het SCP heeft onderzocht welke factoren bepalend zijn voor de kans dat een huishouden een bijstandsuitkering ontvangt en hoe sterk de invloed van de verschillende factoren is. Hierbij is rekening gehouden met de kenmerken van het huishouden (bijvoorbeeld leefvorm, leeftijd, wel/geen koopwoning, niet-westerse achtergrond en opleiding), maar ook met de kenmerken van de wijk, gemeente en regio waarin het betreffende huishouden woont (bijvoorbeeld gemiddelde woningwaarde en netto arbeidsparticipatie). Op basis van het aantal huishoudens van de verschillende typen in een gemeente wordt berekend welk bedrag een gemeente nodig heeft. Dit model biedt volgens de experts de meest zuivere benadering van de noodzakelijke bijstandskosten die een gemeente moet maken gegeven de specifieke omstandigheden van die gemeente.
Om de herverdeeleffecten die gepaard gaan met de overgang naar het nieuwe model te beperken en de financiële gevolgen voor gemeenten beheersbaar te houden, wordt een overgangsregime voor de duur van drie jaren gehanteerd. Dit betekent dat de eerste twee jaren de gemeentelijke budgetten voor 50% op basis van het model vastgesteld worden en voor 50% op basis van de uitgaven in het verleden. In het derde jaar wordt 75% van het gemeentelijk budget op basis van het model berekend, en voor 25% op basis van de uitgaven in het verleden. Vanaf het vierde jaar
wordt het budget geheel op basis van het model berekend.
Het inkomensdeel inclusief het budget met betrekking tot de loonkostensubsidie (op basis van loonwaardemeting) is voorlopig vastgesteld op € 6.441.161,00.
Vanaf 1 januari 2015 is het niet meer mogelijk om als gemeente jaarlijks de Incidentele aanvul-lende uitkering (IAU) aan te vragen. Gemeenten met een tekort van meer dan 10% op het in-komensdeel kunnen voor 2014 nog een IAU aanvragen. Dit betekent dat de gemeente vanaf
1 januari 2015 volledig risicodrager is.
6 . Planning
Zoals eerder is benoemd geeft dit document een uitgebreid overzicht van de wijzigingen als gevolg van de Participatiewet en geeft dit document richtinggevende kaders. Echter, voor veel onderwerpen geldt dat deze uitgewerkt worden in deelnota’s of kaders worden gesteld via verordeningen. Onderstaand een schema geeft de planning weer.
 
De el o nd e r w e r p en
P r o d u ct
G e r e e d
1
Kadernota Participatiewet
Nota
10-2014
2
Jonggehandicapten in de Participatiewet
Plan van Aanpak
10-2014
3
Tegenprestatie naar vermogen
Nota
10-2014
4
Het Werkbedrijf, loonkostensubsidie en loonwaardemeting
Uitvoeringsnota
10-2014
5
Re-integratieverordening Participatiewet Goeree-Overflakkee
Verordening
10-2014
6
Verordening individuele studietoeslag Goeree-Overflakkee
Verordening
10-2014
7
Verordening loonkostensubsidie Goeree-Overflakkee
Verordening
10-2014
8
Beleidsregels scholingsverplichting jongeren jonger dan 27 jaar Goeree-Overflakkee
Beleidsregels
10-2014
9
Beleidsregels ondersteuning niet uitkeringsgerechtigden (NUG’gers) en personen met een uitkering op grond van de ANW Goeree-Overflakkee
Beleidregels
10-2014
Naar boven