Verordening scheepvaartrechten 2015
 
raadsbesluit 12-11-2014-nr.25
De raad van de gemeente Tilburg ;
  • -
    gezien het voorstel van het college;
  • -
    gelet op de artikelen 216, 217, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b,
van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de “Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2015”
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1. Rechten
Krachtens deze verordening worden geheven:
  • a.
    havengeld;
  • b.
    bedrijfsbijdrage ontwikkeling Wilhelminakanaal;
  • c.
    staangeld.
Artikel 2. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;
  • b.
    bedrijf : een aan een langshaven, de insteekhaven of een openbare loswal gevestigde onderneming die gebruik maakt van schepen voor de aan- dan wel afvoer van goederen;
  • c.
    haven coördinato r: de ambtenaar van de gemeente Tilburg belast met het toezicht op naleving van het bepaalde in deze verordening of diens plaatsvervanger.
Hoofdstuk II Havengeld
Artikel 3 Aard der belasting
Onder de naam "havengeld" wordt een recht geheven voor het meren, hetzij middellijk of onmiddellijk, van vaartuigen aan de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal, met de bedoeling om goederen te laden dan wel te lossen.
Artikel 4. Grondslag
  • 1.
    Het havengeld wordt berekend naar het tonnage van de in Tilburg geladen dan wel geloste goederen.
  • 2.
    Inzake het havengeld geldt een aangifteplicht. De aangifte dient maandelijks, uiterlijk zeven dagen na afloop van een kalendermaand, plaats te vinden middels het van gemeentewege verstrekte aangifteformulier.
  • 3.
    In afwijking van het gestelde in de tweede volzin van het voorgaande lid, mag aangifte plaatsvinden op een andere wijze, mits tenminste de gegevens worden vermeld zoals die op het van gemeentewege verstrekte aangifteformulier zijn opgenomen.
Artikel 5. Tarief
Het havengeld bedraagt € 0,12 per ton, of gedeelte daarvan, in Tilburg geladen dan wel geloste goederen.
Artikel 6. Vrijstellingen
Het havengeld wordt niet geheven voor:
  • a.
    vaartuigen, eigendom van, in gebruik bij of ten behoeve van het Rijk en bestemd uitsluitend voor de openbare dienst;
  • b.
    hospitaalschepen, bedoeld bij de wet van 30 december 1905, S 385;
  • c.
    sleepboten, welke de haven alleen aandoen om vaartuigen te brengen of te halen en onmiddellijk na aankomst weer vertrekken;
  • d.
    vaartuigen, die uitsluitend voor het innemen van gasolie en/of drinkwater voor eigen gebruik aan de kaden aanleggen;
  • e.
    vaartuigen, waarvan de schippers aantonen, dat zij wegens familieomstandigheden of dringende noodzakelijkheid van de kade gebruik moeten maken, mits niet wordt geladen of gelost.
Artikel 7. Belastingplicht
Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.
Hoofdstuk III Bedrijfsbijdrage (Vervallen)
Artikel 8. Vervallen
Artikel 9. Vervallen
Artikel 1 0 . Vervallen
Artikel 11 . Vervallen
Artikel 12 . Vervallen
Hoofdstuk IV Staangeld
Artikel 13. Aard en grondslag der belasting
  • 1.
    Onder de naam "staangeld" wordt een recht geheven voor het gebruik van gedeelten van de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal met toestellen, werken of inrichtingen, welke onmiddellijk dan wel middellijk met het lossen en laden van vaartuigen verband houden, zoals los- en laadbruggen, hijskranen, elevatoren of andere soortgelijke toestellen, werken of inrichtingen.
  • 2.
    Bij dit gebruik is het onverschillig, of de in het eerste lid bedoelde toestellen, werken of inrichtingen zich in, op of boven de daar aangeduide kaden bevinden.
  • 3.
    Het staangeld wordt mede geheven voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn aangebracht.
Artikel 14. Tarieven
1. Het recht bedoeld in artikel 13 bedraagt per jaar:
a.
voor los- en laadbruggen
€ 
15,50
 
per strekkende meter kademuur, met als minimum
76,05
b.
voor elke hijskraan met bijbehorende werken
397,25
c.
voor vergaarputten op bakken per stuk
19,35
 
en voor daarbij behorende buisleidingen
7,80
 
per strekkende meter, met een minimum voor de
 
 
 
putten of bakken en buisleidingen tezamen van
76,05
d.
voor andere toestellen, werken of inrichtingen:
 
 
 
indien de kaden of de gemeentelijke aanlegplaatsen
 
 
 
tot geen grotere diepte dan 9 meter in gebruik
 
 
 
worden genomen
15,50
 
per vierkante meter met een minimum van
76,05
 
en
134,60
 
per strekkende meter kademuur met een minimum van
689,05
 
bij ingebruikname van een grotere diepte dan 9 meter;
 
 
e.
voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve
 
 
 
van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn
 
 
 
zijn aangebracht per vaartuig
233,55
  • 2.
    Voor verplaatsbare toestellen is het in dit artikel bepaalde recht voor elk toestel slechts eenmaal per jaar verschuldigd.
  • 3.
    Bij de berekening van het verschuldigde bedrag worden gedeelten van een m2, respectievelijk van een strekkende meter voor een hele m2 respectievelijk hele strekkende meter gehouden.
Artikel 15. Belastingplicht
Het staangeld wordt geheven van degene, aan wie de gedeelten van de kaden in gebruik zijn gegeven.
Hoofdstuk V Algemene bepalingen
Artikel 16 . Belastingjaar
Ter zake van de in artikel 13 opgenomen rechten wordt het belastingjaar gelijk gesteld aan een kalenderjaar.
Artikel 17 . Tijdstip ontstaan /eindigen belastingplicht in de loop van het belastingjaar
Indien de belastingplicht van de in artikel 13 opgenomen rechten in de loop van het belastingjaar aanvangen dan wel eindigen, worden de rechten geheven over zoveel twaalfde gedeelten als er na de aanvang/einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.
Artikel 18 . Wijze van heffing
De rechten worden geheven:
  • 1.
    Bij wijze van maandelijkse factuur voor wat betreft de rechten genoemd in artikel 3 en artikel 8 als voldoening op aangifte.
  • 2.
    Bij wijze van aanslag voor wat betreft de rechten genoemd in artikel 13.
Artikel 1 9. Kwijtschelding
Bij de invordering van deze rechten wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 2 0. Nadere regels door het college
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de scheepvaartrechten.
Artikel 2 1. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2015.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 3.
    De "Verordening Scheepvaartrechten 2014" van 13 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.
  • 4.
    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening scheepvaartrechten 2015".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 november 2014
de griffier,
de voorzitter,
Memorie van toelichting behorende bij de "Verordening scheepvaartrechten 201 5 "
Wijzigingen
De verwijzing naar artikel 1 van de Huisvestingswet is verwijderd omdat deze niet van toepassing is. Betreft geen woonschepen, alleen beroepsvaart.
Tarieven Voor 2015 zijn de tarieven verhoogd met de nominale index van 0,80%.
Voor de liggelden en de scheepvaartrechten zijn de kosten € 197.000,-- en de opbrengsten € 117.000,--.
Kosten en opbrengsten (x € 1.000)
 
Rekening
201 3
Begroting
201 4
Begroting
201 5
Salarissen (incl. overhead)
43
29
29
Overige kosten
173
180
168
Totale kosten
21 6
209
197
Opbrengst havengelden
100
131
117
Totale opbrengsten
1 00
131
117
Saldo
-/- 116
-/- 78
-/- 80
Naar boven