Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst IJmond*
* Gemeenschappelijke Regeling Milieudienst IJmond, door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) goedgekeurd op 7 april 1998, in werking getreden op 1 mei 1998 en als volgt gewijzigd:
1ste wijziging is door GS goedgekeurd op 14 maart 2002 en in werking getreden op 1 mei 2002;
2de wijziging is door GS goedgekeurd op 16 december 2003 en in werking getreden op 1 februari 2004;
3de wijziging is in werking getreden op 1 april 2013;
4de wijziging is in werking getreden op 1 januari 2014;
5de wijziging treedt in werking op 1 januari 2015.
 
Inhoud
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Hoofdstuk II Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
Hoofdstuk III Taken en bevoegdheden
Hoofdstuk IV Directie en personeel
Hoofdstuk V Financiële bepalingen
Hoofdstuk VI Archief
Hoofdstuk VII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Hoofdstuk VIII Geschillen
Hoofdstuk IX Aansprakelijkheid
Hoofdstuk X Overgangs- en slotbepalingen
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen
In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:
  • a.
    basistakenpakket: het basistakenpakket voor omgevingsdiensten, versie 2.3 van 25 mei 2011, behorende bij de ‘package deal’, gesloten door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009;
  • b.
    belang van de bescherming van de omgeving en het milieu: zorg voor het milieu in de ruimste zin waarbij in samenspel met andere beleidsterreinen van de deelnemers aan duurzame ontwikkeling vorm wordt gegeven;
  • c.
    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland;
  • d.
    deelnemer(s): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende bestuursorganen van de gemeenten, te weten Beemster, Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Purmerend, Uitgeest en Velsen, en van provincie Noord-Holland;
  • e.
    dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;
  • f.
    dienstverleningsovereenkomst: de opdrachtovereenkomst die een deelnemer of derde partij met de dienst kan sluiten over door de dienst voor een deelnemer of derde partij uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder die uitvoering plaatsvindt, daaronder mede begrepen de financiële voorwaarden;
  • g.
    regeling: deze gemeenschappelijke regeling;
  • h.
    samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling;
  • i.
    uitvoering: het anders dan via algemeen verbindende voorschriften effectueren van genomen besluiten.
Artikel 2 Openbaar lichaam
  • 1.
    Er is een openbaar lichaam, genaamd “Omgevingsdienst IJmond”.
  • 2.
    Het openbaar lichaam is rechtspersoon en gevestigd te Beverwijk.
  • 3.
    Het openbaar lichaam is ingesteld in het belang van de bescherming van de omgeving en het milieu in het samenwerkingsgebied.
Hoofdstuk II Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
Paragraaf 1: Algemene bepaling
Artikel 3 Bestuur van de dienst
Het bestuur van de dienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Paragraaf 2: Algemeen bestuur
Artikel 4 Samenstelling
  • 1.
    Het algemeen bestuur bestaat uit dertien leden, te weten:
    • a.
      één lid, aan te wijzen door en uit het midden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster;
    • b.
      twee leden, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Beverwijk;
    • c.
      twee leden, aan te wijzen door en uit het midden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem;
    • d.
      twee leden, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Heemskerk;
    • e.
      één lid, aan te wijzen door en uit het midden van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Purmerend;
    • f.
      één lid, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Uitgeest;
    • g.
      drie leden, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Velsen;
    • h.
      één lid, aan te wijzen door en uit het midden van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland.
  • 2.
    De raden van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen wijzen elk ten minste één lid, deel uitmakend van het college, aan als lid van het algemeen bestuur.
  • 3.
    Een lid van het algemeen bestuur kan bij afwezigheid worden vervangen door een voor de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders, en voor gemeenten Beemster, Haarlem en Purmerend en de provincie Noord-Holland door de colleges uit hun midden aangewezen plaatsvervangend lid.
  • 4.
    Het in deze regeling ten aanzien van leden van het algemeen bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.
Artikel 5 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap
  • 1.
    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de zittingsperiode van de raad onderscheidenlijk provinciale staten. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de betreffende raad onderscheidenlijk provinciale staten afloopt.
  • 2.
    Hij die ophoudt raadslid, collegelid of voorzitter van de raad te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.
  • 3.
    Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen.
  • 4.
    Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
  • 5.
    De raden van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen onderscheidenlijk de colleges van de gemeenten Beemster, Haarlem en Purmerend en van de provincie Noord-Holland kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan indien dit lid het vertrouwen van de raad onderscheidenlijk het college niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
  • 6.
    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die onderscheidenlijk het college dat hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.
  • 7.
    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de deelnemer die het lid vertegenwoordigt.
Artikel 6 Incompatibiliteit
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van een deelnemer dan wel door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn voor een deelnemer of de dienst.
Artikel 7 Orde
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
  • 2.
    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar.
  • 3.
    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
  • 4.
    De deuren worden gesloten wanneer twee der aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
  • 5.
    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:
    a. de vaststelling van de begroting en de rekening;
    b. het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;
    c. het wijzigen en beëindigen van de regeling.
Artikel 8 Stemrecht
  • 1.
    In geval van stemming heeft ieder van de leden van het algemeen bestuur één stem.
  • 2.
    Voor het nemen van een besluit geldt een gewogen stemverhouding tussen de deelnemers.
  • 3.
    De verhouding van de stemmen over de leden van de verschillende deelnemers wordt bepaald op basis van de jaarlijkse financiële bijdrage van iedere deelnemer aan het openbaar lichaam.
  • 4.
    Het algemeen bestuur stelt deze verhouding vast op basis van de vastgestelde begroting voor het volgende jaar.
Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording
  • 1.
    Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door de raad van de gemeente Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest of Velsen, verstrekt de raad die dit lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.
  • 2.
    Een lid van het algemeen bestuur dat door het college van gedeputeerde staten is aangewezen verstrekt:
    • a.
      gedeputeerde staten alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd;
    • b.
      provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.
  • 3.
    Een lid van het algemeen bestuur dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster, Haarlem of Purmerend is aangewezen verstrekt:
    • a.
      het college dat dit lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd;
    • b.
      de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.
  • 4.
    Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door de raad van de gemeente Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest of Velsen, kan door de raad die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
  • 5.
    Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door het college van gedeputeerde staten is aangewezen kan door gedeputeerde staten of provinciale staten ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid
  • 6.
    Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster, Haarlem of Purmerend kan door dat college of door de raad van zijn gemeente ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid .
  • 7.
    Het algemeen bestuur geeft de raden en provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van de gemeenteraad of leden van provinciale staten worden gevraagd.
  • 8.
    De gevraagde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.
  • 9.
    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
Paragraaf 3: Dagelijks bestuur
Artikel 10 Samenstelling
  • 1.
    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf leden.
  • 2.
    Van de in het eerste lid bedoelde leden worden naast de voorzitter vijf leden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Uit elk der deelnemers, met uitzondering van de deelnemers uit de gemeenten Beemster en Purmerend, wordt één lid – deel uitmakend van het college– als lid van het dagelijks bestuur aangewezen.
  • 3.
    Een lid van het dagelijks bestuur kan bij zijn afwezigheid worden vervangen door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen plaatsvervangend lid, met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid.
  • 4.
    Het in deze regeling ten aanzien van leden van het dagelijks bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.
Artikel 11 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap
  • 1.
    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers.
  • 2.
    Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn. Hij blijft, indien en voor zover hij nog lid is van het college, als lid van het dagelijks bestuur functioneren tot het moment waarop in zijn opvolging is voorzien.
  • 3.
    Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen.
  • 4.
    Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden.
  • 5.
    Het algemeen bestuur kan één of meer door hem aangewezen leden van het dagelijks bestuur ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
  • 6.
    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, neemt zijn betrekking waar totdat zijn opvolger het lidmaatschap van het dagelijks bestuur heeft aanvaard.
Artikel 12 Orde
  • 1.
    Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur medegedeeld.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of wanneer twee leden hem dit schriftelijk verzoeken onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd door het vereiste aantal leden, wordt zij binnen twee weken gehouden.
  • 3.
    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.
Artikel 13 Stemmen en besluitvorming
  • 1.
    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.
  • 2.
    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste drie van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig zijn.
  • 3.
    Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
  • 4.
    Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
Artikel 14 Inlichtingen en verantwoording
  • 1.
    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of één der leden gevoerde bestuur.
  • 3.
    Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop aan het eerste en tweede lid invulling wordt gegeven.
Paragraaf 4: Voorzitter
Artikel 15 De voorzitter
  • 1.
    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een collegelid, niet afkomstig uit de gemeente Beemster of Purmerend, aan als voorzitter.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
  • 3.
    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen. Indien het algemeen bestuur dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt.
Hoofdstuk III Taken en bevoegdheden
Paragraaf 1: Taken
Artikel 16 Taken dienst
  • 1.
    De dienst bereidt wettelijke milieutaken, milieubeleidstaken en taken met betrekking tot de fysieke omgeving van de deelnemers voor, welke zijn opgenomen in de bij deze regeling gevoegde bijlage, onderdeel I, en voert deze, met inachtneming van de eveneens in de bijlage aangeduide bevoegdheden, uit.
  • 2.
    Voor een wijziging van de door de dienst uit te voeren taken en/of van de aan de dienst toekomende bevoegdheden, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling, is de goedkeuring van de raad, onderscheidenlijk provinciale staten van de betreffende deelnemer, alsmede unanieme instemming van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur van de dienst vereist. Een besluit wordt eerst genomen nadat de andere deelnemers in de gelegenheid zijn gesteld hieromtrent hun zienswijze te geven.
  • 3.
    Zowel het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur als elk van de bestuursorganen van de deelnemers zijn bevoegd tot het doen van voorstellen tot een wijziging als bedoeld in het tweede lid.
  • 4.
    Na besluitvorming wordt de bijlage bij deze regeling aangepast zonder dat sprake is van een wijziging als bedoeld in artikel 37 van deze regeling.
  • 5.
    Aan het eerste lid wordt door de dienst zo effectief en efficiënt mogelijk invulling gegeven in overeenstemming met de in artikel 2, derde lid genoemde belangen.
Artikel 17 Relatie deelnemers – dienst
  • 1.
    De dienst en de deelnemers maken toetsbare afspraken over de omvang en kwaliteit van de zowel structureel als incidenteel te leveren producten en diensten alsmede de daarbij behorende kosten. Deze afspraken kunnen vastgelegd worden in dienstverleningsovereenkomsten.
  • 2.
    Elke deelnemer stelt om de 4 jaar een integraal milieubeleidsplan vast waarin de ontwikkelingsrichtingen in het te voeren milieubeleid worden uiteengezet. Op basis van dit plan stelt de dienst jaarlijks voor elke deelnemer een milieuwerkprogramma op. In dit programma worden in ieder geval vastgelegd:
    • a.
      de producten en diensten die in dat jaar door de betrokken deelnemer worden afgenomen;
    • b.
      een prognose van de geplande tijdsbesteding en kosten per product.
  • 3.
    In aanvulling op het in het tweede lid bepaalde kunnen de dienst en elke deelnemer projectovereenkomsten afsluiten waarin wordt vastgelegd aan welke producten en diensten door de dienst projectmatig invulling wordt gegeven.
  • 4.
    De dienst en de deelnemers maken werkafspraken inzake de concrete uitvoering van de taken.
Artikel 18 Taken op verzoek
  • 1.
    De in artikel 16 aangeduide taken kunnen door de dienst op verzoek voor derden worden uitgevoerd. Behoudens incidentele werkzaamheden en pilots, worden deze taken in een dienstverleningsovereenkomst en een jaarlijks werkprogramma nader aangeduid.
  • 2.
    Op verzoek van een deelnemer of een derde kunnen door de dienst ook andere taken dan de in artikel 16 aangeduide taken worden uitgevoerd.
  • 3.
    De dienst en de derde(n) maken werkafspraken inzake de concrete uitvoering van de in het eerste en tweede lid bedoelde taken.
Paragraaf 2: Bevoegdheden
Artikel 19 Delegatie en mandaat door de deelnemers
  • 1.
    De deelnemers uit de gemeente Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen dragen bij deze regeling de bevoegdheden beschreven in de bijlage, Onderdeel II, bij deze regeling aan de overeenkomstige bestuursorganen van de dienst over. De bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan de bestuursorganen van de dienst zijn overgedragen berusten bij de deelnemers.
  • 2.
    De deelnemers kunnen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de secretaris-directeur mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van de betreffende deelnemer.
  • 3.
    Het nemen van zelfstandige besluiten op verzoeken om schadevergoedingen die veroorzaakt zouden zijn binnen het kader van de uitoefening van de onder de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde bevoegdheden, is aan de deelnemers voorbehouden. Het nemen van deze besluiten wordt noch aan de bestuursorganen van de dienst overgedragen, noch opgedragen.
Artikel 20 Algemeen bestuur
Het algemeen bestuur is belast met en bevoegd tot:
  • a.
    Het voorbereiden van het door de raden der deelnemers onderscheidenlijk provinciale staten vast te stellen tweejaarlijkse strategische beleidsplan (inclusief organisatie-ontwikkelingsplan)
  • b.
    het vaststellen van het tweejaarlijkse kwaliteitsborgingsplan;
  • c.
    het vaststellen van het jaarlijkse milieuwerkprogramma nadat de raden van de deelnemers onderscheidenlijk provinciale staten in de gelegenheid zijn gesteld hieromtrent hun zienswijze te geven;
  • d.
    het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling;
  • e.
    het besluiten tot deelname aan en samenwerken met gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen;
  • f.
    het instellen van commissies van advies en commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen zoals bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 21 Commissies
Vervallen.
Artikel 22 Dagelijks bestuur
  • 1.
    Bij het dagelijks bestuur berusten alle bevoegdheden die niet bij deze regeling aan het algemeen bestuur of de voorzitter zijn voorbehouden.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheden zoals opgenomen in de bijlage, onderdeel II, behorende bij deze regeling.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur kan besluiten dat de secretaris-directeur bevoegd is in naam en onder verantwoordelijkheid van dit bestuur de in de bijlage onderdeel II, onder a, b, en d aangeduide besluiten te nemen. Zij kan hierbij tevens bepalen dat de directeur bevoegd is tot ondermandaat aan de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame teamleiders en senioren. De verleende mandaten en ondermandaten worden aan de deelnemers bekendgemaakt.
  • 4.
    Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden zoals vermeld in de bijlage behorende bij deze regeling is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:
    • a.
      het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht;
    • b.
      het uitvoeren en bekendmaken van de besluiten van het algemeen bestuur;
    • c.
      het beheer van de organisatie en de bewaking van de continuïteit van de dienst;
    • d.
      het aangaan van geldleningen tot een totaalbedrag 113.445,- Euro per jaar waarvan onverwijld een kennisgeving aan het algemeen bestuur wordt gedaan;
    • e.
      het beheer van de activa en passiva van de dienst;
    • f.
      de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
    • g.
      het toezicht op het beheer van de eigendommen van de dienst;
    • h.
      het verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van eigendommen van de dienst;
    • i.
      het huren en pachten ten behoeve van het lichaam;
    • j.
      het voorstaan van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, diensten en personen waarmee contact voor de dienst van belang is;
    • k.
      aanstelling, schorsing en ontslag van personeel van de dienst, met uitzondering van de secretaris-directeur;
    • l.
      het sluiten van overeenkomsten met derden inzake werkzaamheden door de dienst te verrichten.
Artikel 23 Voorzitter
  • 1.
    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
  • 2.
    De stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. Het dagelijks bestuur kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van dit bestuur, aan de secretaris-directeur of aan een of meer andere ambtenaren van de dienst.
  • 3.
    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij de dienst betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit.
Artikel 24 Secretaris
  • 1.
    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur als secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.
  • 2.
    De secretaris staat het algemeen, en het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.
  • 3.
    Alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend.
  • 4.
    De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen en/of dagelijks bestuur bepaalt dat de secretaris bij bepaalde (onderdelen van) vergaderingen niet aanwezig dient te zijn.
  • 5.
    De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk IV Directie en personeel
Artikel 25 Directeur
  • 1.
    De directeur is het hoofd van de dienst.
  • 2.
    De directeur wordt benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur.
  • 3.
    De directeur kan worden geschorst door het dagelijks bestuur.
  • 4.
    De directeur kan zich in zijn taken en onder zijn verantwoording laten bijstaan door door hem aan te wijzen personen.
  • 5.
    Het algemeen bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.
Artikel 26 Rechtspositie en bezoldiging
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van het openbaar lichaam de rechtspositie vast conform de CAR/UWO voor het gemeentepersoneel.
  • 2.
    Met betrekking tot tussentijdse wijzigingen van de CAR/UWO is het dagelijks bestuur bevoegd deze reeds toe te passen voor het personeel. Het algemeen bestuur stelt deze tussentijdse wijzigingen in de rechtspositie periodiek vast, waar nodig met terugwerkende kracht.
  • 3.
    Het algemeen bestuur beslist op voorstel van het dagelijks bestuur over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.
  • 4.
    Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschiedt door het dagelijks bestuur behoudens het bepaalde in artikel 25, lid 2.
Hoofdstuk V Financiële bepalingen
Artikel 27 Financieel beheer
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot:
  • a.
    de organisatie van de administratie en het kasbeheer;
  • b.
    de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding.
De artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 28 Boekjaar
  • 1.
    Het boekjaar van de dienst is gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december daaraanvolgend.
Artikel 29 Begroting
  • 1.
    De begroting van de dienst wordt vóór 15 juli voorafgaand aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op van baten en lasten en de investerings- en financieringstaak voor het volgende boekjaar. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten resp. provinciale staten van de provincie.
  • 3.
    Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen en wijzigingen.
  • 4.
    De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten.
  • 5.
    De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven.
  • 6.
    De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de provincie kunnen binnen 6 weken na de datum van toezending omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat, bij de begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
  • 7.
    Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd.
  • 8.
    De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien.
  • 9.
    De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting.
  • 10.
    Op het wijzigen van de begroting zijn de leden 2 tot en met 7 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30 Rekening
  • 1.
    Van de baten en lasten van de dienst wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.
    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.
  • 2.
    De SiSa-verantwoordingsbijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen maakt onderdeel uit van de toelichting op de jaarrekening. Het dagelijks bestuur verantwoordt zich door middel van de jaarrekening over de uitvoering van de regelingen van de specifieke uitkeringen overeenkomstig het bepaalde in artikel 17a van de Financiële- verhoudingswet uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
  • 3.
    Uiterlijk 15 juli na afloop van het dienstjaar stelt het algemeen bestuur een jaarverslag vast van de door het bestuur van de dienst verrichte werkzaamheden. Dit jaarverslag wordt ter kennisneming toegezonden aan de raden en provinciale staten van de deelnemers.
Artikel 31 Batig saldo
Indien de rekening sluit met een batig saldo, besluit het algemeen bestuur of dit saldo:
  • a.
    geheel of gedeeltelijk zal worden gereserveerd in een algemene reserve tot een maximum van 500.000,- Euro;
  • b.
    geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor extra investeringen; of
  • c.
    geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor het bijstellen van de tariefstelling.
Artikel 32 Financiering
  • 1.
    De dienst verantwoordt zich in de begroting en de jaarstukken over de in artikel 8 van de Wet financiering decentrale overheden genoemde gegevens, conform de bij of krachtens die wet gestelde normen en regels. Bij afwijkingen dan wel dreigende overschrijding van de in de Wet financiering decentrale overheden genoemde normen, wordt daarover afzonderlijk en onverwijld gerapporteerd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
  • 2.
    Als de garantstelling van één of meer deelnemers nodig is, in verband met het aangaan van geldleningen en/of rekening courantovereenkomsten, dan wordt het conceptbesluit tot het aangaan van een geldlening, een rekening-courant-overeenkomst of het uitlenen van geld, aan de desbetreffende respectievelijk aan alle deelnemers ter goedkeuring voorgelegd.
  • 3.
    Voor het betalen van rente en aflossing van aan te gane geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de garantie is verleend.
Artikel 33 Verdeling van baten en lasten
  • 1.
    De lasten van de dienst worden gedekt door:
    • a.
      bijdragen van de deelnemers voor de uitoefening van taken zoals bedoeld in artikel 16;
    • b.
      bijdragen van de deelnemers aan schadevergoedingen. Deze schadevergoedingen komen volledig ten laste van de deelnemer binnen wiens aan de dienst opgedragen of overgedragen takenpakket, besluiten als bedoeld in artikel 22 zijn genomen;
    • d.
      inkomsten uit de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten, onder meer op grond van artikel 18;
    • e.
      subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit artikel bedoelde bijdragen en schenkingen;
    • f.
      overige inkomsten;
    • g.
      reserves.
  • 2.
    De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Uitgeest, Velsen en provincie Noord-Holland per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld ingaande 1 januari 2003.
  • 3.
    In afwijking van het tweede lid dragen de gemeente Haarlem en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 tot 1 januari 2017 jaarlijks bij middels een som in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De door de betreffende partijen in te brengen formatie vormt de basis voor de berekening van de som in een keer.
  • 4.
    Vanaf 1 januari 2017 wordt de hoogte van de bijdragen voor de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Uitgeest, Velsen en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld.
  • 5.
    In afwijking van het tweede lid dragen gemeenten Beemster en Purmerend voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 jaarlijks bij middels een som in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De basis voor de berekening van de som in een keer is de minimale afname van 900 uur door gemeente Beemster en 1340 uur door gemeente Purmerend.
Hoofdstuk VI Archiefbescheiden
Artikel 34 Archiefbescheiden
  • 1.
    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de onder het bestuur van de Milieudienst IJmond berustende archiefbescheiden overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling als bedoeld in de Archiefwet 1995, welke aan gedeputeerde staten wordt meegedeeld.
  • 2.
    De secretaris-directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de dienst, voorzover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd.
  • 3.
    De archivaris, dan wel indien deze niet benoemd is de gemeentesecretaris van Beverwijk, oefent toezicht uit op het in het tweede lid bedoelde beheer.
  • 4.
    Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de dienst is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd.
  • 5.
    De in het vierde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris, indien niet benoemd door de gemeentesecretaris, van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd.
Hoofdstuk VII Toetreding,uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 35 Toetreding
  • 1.
    Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden bij besluit van de raad onderscheidenlijk provinciale staten en het college en de burgemeester onderscheidenlijk de commissaris van de Koning van de toetredende gemeente of provincie, nadat de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers met deze toetreding hebben ingestemd.
  • 2.
    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de raden onderscheidenlijk provinciale staten van bestaande deelnemers met de toetreding hebben ingestemd en het besluit tot toetreding is bekend gemaakt en ingeschreven in de gemeentelijke registers onderscheidenlijk het provinciale register als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 36 Uittreding
  • 1.
    Een deelnemer kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van de betreffende bestuursorganen.
  • 2.
    Uittreding kan slechts plaatsvinden nadat het algemeen bestuur in overleg met de deelnemer die wenst uit te treden de financiële en overige gevolgen van de uittreding heeft bepaald.
  • 3.
    Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaar na toetreding.
  • 4.
    De uittreding vindt eerst plaats met ingang van 1 januari volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is ingeschreven in het gemeentelijk dan wel provinciaal register als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
  • 5.
    In afwijking van het derde lid kan het college van gedeputeerde staten binnen de eerste vijf jaar na toetreding, een besluit tot uittreding nemen
Artikel 37 Wijziging
  • 1.
    De regeling kan worden gewijzigd indien tenminste tweederde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.
  • 2.
    Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.
  • 3.
    Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot wijziging is bekend gemaakt en ingeschreven in de gemeentelijke registers en het provinciaal register als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 38 Opheffing
  • 1.
    De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste tweederde van het aantal deelnemers daartoe besluiten.
  • 2.
    De in het eerste lid bedoelde besluitvorming vindt niet plaats dan nadat het algemeen bestuur een liquidatieplan heeft vastgesteld, de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers gehoord.
  • 3.
    Het liquidatieplan voorziet tenminste in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel van de dienst.
  • 4.
    Toewijzing van personeel van de dienst aan de deelnemers zal plaatsvinden bij besluit van het algemeen bestuur.
Artikel 39 Vereffening vermogen
  • 1.
    De dienst blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur zal als vereffenaar worden aangewezen.
Hoofdstuk VIII Geschillen
Artikel 40 Geschillen
Vervallen.
Hoofdstuk IX Aansprakelijkheid
Artikel 41 Aansprakelijkheid
  • 1.
    De dienst verzekert zich tegen:
    • a.
      civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;
    • b.
      wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
  • 2.
    Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van de dienst komende schade niet dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer binnen wiens aan de dienst overgedragen of opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen of de dienst.
  • 3.
    De afzonderlijke deelnemers verzekeren zich tegen het risico van bestuurdersaansprakelijkheid voor structurele en/of incidentele bedrijfsschade en vermogensschade.
Hoofdstuk X Overgangs-en slotbepalingen
Artikel 42 Titel en looptijd regeling
  • 1.
    De regeling wordt aangehaald als: de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst IJmond.
  • 2.
    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 43 Wijziging wettelijke regelingen
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, ter bescherming van de omgeving en het milieu, werkzaamheden als bedoeld in artikel 16 en 17 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig artikel 16 en 17 aan de dienst zijn opgedragen en overgedragen.
Artikel 44 Toezending, bekendmaking en inwerkingtreding
  • 1.
    Het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten.
  • 2.
    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1998 dan wel later op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin inschrijving in het gemeentelijk c.q. provinciaal register overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaats gevonden.
  • 3.
    De colleges van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van deze regeling.
Aldus vastgesteld voor de gemeente Purmerend

Door burgemeester en wethouders van Purmerend op 28 oktober 2014

de secretaris,

M.H.J. Smulders

de burgemeester,

D. Bijl

Bijlage als bedoeld in de artikelen 16 en 22
Onderdeel I Taken (artikel 16)
1. De dienst bereidt voor de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen alle wettelijke milieutaken en alle milieubeleidstaken, alsmede de taken bedoeld in het basistakenpakket, voor en voert deze met inachtneming van de in onderdeel II van de in deze regeling opgenomen bijlage aangeduide bevoegdheden uit. Tot de in dit lid bedoelde taken behoren in ieder geval de in het vijfde lid onder a tot en met r genoemde taken.
2. De dienst bereidt voor gemeente Haarlem alle inrichtinggebonden milieutaken, alsmede de taken bedoeld in het basistakenpakket, voor en voert deze met inachtneming van de in onderdeel II van de in deze regeling opgenomen bijlage aangeduide bevoegdheden uit. Tot de in dit lid bedoelde taken behoren in ieder geval de in het vijfde lid onder a, b, c, h, k, o, q en r genoemde taken.
3. De dienst voert de gemeenten Beemster en Purmerend alle taken bedoeld in het basistakenpakket uit met inachtneming van de in onderdeel II van de in deze regeling opgenomen bijlage aangeduide bevoegdheden uit. Tot de in dit lid bedoelde taken behoren in ieder geval de in het vijfde lid onder a,b, c, q en r genoemde taken.
4. De dienst bereidt voor provincie Noord-Holland alle taken bedoeld in het basistakenpakket voor en voert deze met inachtneming van de in onderdeel II van de in deze regeling opgenomen bijlage aangeduide bevoegdheden uit, met uitzondering van de taken met betrekking tot BRZO-bedrijven en bedrijven die onder de IPPC-richtlijn 2008/1/EG als IPPC werden aangemerkt en het milieutoezicht waarvoor krachtens provinciale verordening een vergunning is vereist. Tot de in dit lid bedoelde taken behoren in ieder geval de in het vijfde lid onder b, c, k, q, r en s genoemde taken.
5. Taken:
  • a.
    het voeren van procedures verband houdende met enkelvoudige omgevingsvergunningen, milieuontheffingen, aanwijzingen, nadere eisen en meldingen;
  • b.
    het uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van de milieuwetgeving;
  • c.
    het invulling geven aan het “coördinatie- en informatiepunt handhaving”, betreffende de milieuaspecten van de omgevingsvergunning, waarbij tenminste zorg wordt gedragen voor:
    • .
      technische-, juridische-, beleidsmatige en organisatorische ondersteuning van de uitvoering van handhavings- of beleidsprojecten van derden;
    • ·
      het verzamelen, beheren en verstrekken van voor de milieuhandhaving relevante en actuele informatie;
    • ·
      het opstellen van (meerjaren)handhavingsprogramma’s en coördinatie van de in deze programma’s overeengekomen acties;
    • ·
      coördinatie en organisatie van de inzet van handhavingsteams;
    • ·
      voortgangs- en kwaliteitsbewaking, o.a. door periodieke verslaglegging van de uitvoering van de handhavingsprogramma’s;
    • ·
      secretariaatsfuncties van de ambtelijke- en bestuurlijke regionale milieuoverleggen en het
    • ·
      voorzitterschap van het ambtelijk regionaal milieu overleg in het samenwerkingsgebied inclusief de voorbereiding van deze vergaderingen;
  • d.
    het verrichten van geluidmetingen en het adviseren over- en uitvoering van taken samenhangend met industrielawaai, verkeerslawaai en spoorweglawaai, zoals voeren van procedures verband houdende met de vaststelling van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting;
  • e.
    het verrichten en beoordelen van bodem- en grondwateronderzoeken en het begeleiden van bodem- en grondwatersaneringsprojecten;
  • f.
    monitoring (registratie) en het opstellen van rapportages en (bijdragen aan) saneringsprogramma’s;
  • g.
    het leveren van inhoudelijke bijdragen aan milieu-effectrapportage(s) en het voeren van procedures die hiermee verband houden, voor zover deze rapportages worden opgesteld ten behoeve van het nemen van milieubesluiten;
  • h.
    het adviseren omtrent ruimtelijke planvorming en bouwplannen;
  • i.
    het participeren in projecten en milieuoverlegstructuren van andere overheidslichamen of milieuorganisaties;
  • j.
    het voorbereiden en uitvoeren van de milieubeleidsplannen en milieuwerkprogramma’s;
  • k.
    het voeren van bestuursrechtelijke procedures, w.o. vertegenwoordiging in bezwaar- of beroepsprocedures;
  • l.
    het voorbereiden en (doen) uitvoeren van milieuprojecten, onder meer op het gebied van geluid, lucht, water, bodem, afval, veiligheid en zonodig op raakvlakken met andere beleidsterreinen;
  • m.
    het signaleren van relevante ontwikkelingen en het adviseren omtrent te nemen besluiten ten aanzien van beleidswijzigingen;
  • n.
    het bevorderen en stimuleren van milieueducatie en milieu-communicatie;
  • o.
    het adviseren, het voorbereiden en uitvoeren van plannen en projecten en het voeren van procedures met betrekking tot externe veiligheid;
  • p.
    beoordelen of er sprake is van een bijzondere omstandigheid ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 en/of de Flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning;
  • q.
    het milieutoezicht bij activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit;
  • r.
    het milieutoezicht op sloopwerkzaamheden;
  • s.
    het voeren van procedures verband houdende met vergunningverlening op basis van de Wabo, met uitzondering van besluiten op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en op grond van de Provinciale Ruimtelijke verordening Structuurvisie.
 
Onderdeel II Bevoegdheden (artikel 22)
1. Aan het dagelijks bestuur worden door de deelnemers uit de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen de volgende bevoegdheden gedelegeerd:
  • a.
    het nemen van besluiten aangaande omgevingsvergunningen, die uitsluitend zien op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid 1 sub e en sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop gebaseerde regelgeving, alsmede het nemen van de besluiten ingevolge de regels bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Algemene wet bestuursrecht, te weten;
    • ·
      besluiten op aanvragen;
    • ·
      besluiten waarin wordt bepaald dat een (omgevings-) vergunning, ontheffing of aanwijzing moet worden aangevraagd;
    • ·
      besluiten inzake het buiten behandeling laten van aanvragen;
    • ·
      besluiten inzake de weigering van een (omgevings-) vergunning, ontheffing of aanwijzing;
    • ·
      besluiten inzake het stellen van maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten;
    • ·
      besluiten inzake het verlenen van een (tijdelijke) (omgevings-)vergunning, ontheffing of aanwijzing;
    • ·
      het afgeven van een schriftelijke verklaring of het verlenen van goedkeuring;
    • ·
      besluiten inzake de wijziging of intrekking van (omgevings-)vergunningen, ontheffingen of aanwijzingen zowel ambtshalve als op verzoek;
    • ·
      besluiten inzake de toepassing van de (uitgebreide) voorbereidingsprocedure voor besluiten inzake aanvragen of ambtshalve te nemen besluiten;
    • ·
      besluiten inzake de verlenging van termijnen waarbinnen besluiten op aanvragen of ambtshalve te nemen besluiten worden genomen.
    • ·
      het geven van bevelen voor zover de bevoegdheid hiertoe ingevolge de regels bij of krachtens de Wet bodembescherming aan de deelnemers toe zou komen;
    • ·
      besluiten die verband houden met de openbaarheid van gegevens, mede ingevolge verzoeken van derden met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur;
  • b.
    het nemen van besluiten verband houdende met milieu-effectrapportage, als bedoeld in hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer, voor zover deze rapportage wordt opgesteld ten behoeve van het nemen van een milieubesluit, te weten;
    • ·
      besluiten inzake de beoordeling of een milieu-effectrapport moet worden gemaakt;
    • ·
      besluiten omtrent de inhoud van een milieu-effectrapport;
    • ·
      besluiten omtrent de vaststelling van richtlijnen;
    • ·
      besluiten inzake de beoordeling van de volledigheid en juistheid van een milieu-effectrapport;
    • ·
      besluiten omtrent het niet nemen van een besluit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt;
    • ·
      besluiten omtrent het buiten behandeling laten van een aanvraag om een besluit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt;
    • ·
      besluiten inzake het niet ondernemen van een activiteit die tot ontoelaatbare nadelige gevolgen voor het milieu kan leiden;
  • c.
    het nemen van zelfstandige besluiten op verzoeken om schadevergoedingen die veroorzaakt zouden zijn binnen het kader van de uitoefening van de onder a en b van dit artikellid genoemde bevoegdheden;
  • d.
    het nemen van besluiten inzake het aanwijzen van ambtenaren belast met vertegenwoordiging in bezwaar- of beroepsprocedures en het leiden of deelnemen aan zittingen waarin gelegenheid wordt geboden mondelinge zienswijzen of bedenkingen in te dienen voor zover deze vertegenwoordiging betrekking heeft op de uitoefening van de onder a en b van dit artikellid genoemde bevoegdheden.
2. De overige deelnemers uit de gemeente Haarlem en de provincie Noord-Holland kunnen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan het dagelijks bestuur
Naar boven