Vaststellen van de Verordening Tegenprestatie Participatiewet, kennisnemen van de bij de Verordening Tegenprestatie Participatiewet behorende toelichting, vaststellen van een verordening tot wijziging van de Verordening Maatregelen, handhaving en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen en intrekken van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand (3A, 2014, 272/929)
 
Afdeling 3A
Nummer 272/929
Publicatiedatum 21 november 2014
Agendapunt 42
Datum besluit B&W 30 september 2014
Onderwerp
Vaststellen van de Verordening Tegenprestatie Participatiewet, kennisnemen van de bij de Verordening Tegenprestatie Participatiewet behorende toelichting, vaststellen van een verordening tot wijziging van de Verordening Maatregelen, handhaving en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen en intrekken van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand
De gemeenteraad van Amsterdam
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 30 september 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 929),
Besluit:
I.vast te stellen de navolgende
Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;
  • b.
    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
  • c.
    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
  • d.
    raad: gemeenteraad van Amsterdam;
  • e.
    re-integratievoorziening: re-integratievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet Participatiebudget;
  • f.
    tegenprestatie: verrichten van onbeloonde, maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet;
  • g.
    uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet, dan wel een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ;
  • h.
    uitkeringsgerechtigde: persoon die algemene bijstand op grond van de Participatiewet ontvangt, dan wel een uitkering ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ;
  • i.
    wet: Participatiewet.
Artikel 2 Het verrichten van een tegenprestatie
  • 1.
    Het college kan onbeloonde, maatschappelijk nuttige werkzaamheden van een uitkeringsgerechtigde aanmerken als een tegenprestatie.
  • 2.
    Het college kan de uitkeringsgerechtigde die vooralsnog geen uitzicht heeft op arbeidsinschakeling en aan wie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, vragen een tegenprestatie te verrichten.
  • 3.
    Het college treedt bij de toepassing van het eerste en tweede lid niet in de keuze van de uitkeringsgerechtigde voor een bepaalde aard en omvang van een tegenprestatie, afgezien van de mogelijkheid om te besluiten dat een bepaalde activiteit naar haar aard en/of omvang voor een belanghebbende niet of niet langer verenigbaar is met het recht op algemene bijstand.
Artikel 3 Geven van informatie door het college
Het college informeert de uitkeringsgerechtigde over bestaande mogelijkheden voor onbeloonde, maatschappelijk nuttige activiteiten.
Artikel 4 Geven van informatie door de belanghebbende
  • 1.
    De uitkeringsgerechtigde is verplicht het college desgevraagd te informeren over de aard, intensiteit en andere aspecten van de voorgenomen of verrichte tegenprestatie en de uitvoering daarvan.
  • 2.
    De uitkeringsgerechtigde informeert het college uit eigen beweging over relevante wijzigingen met betrekking tot de uitvoering van de tegenprestatie ten opzichte van eerder door hem verstrekte inlichtingen.
Artikel 5 Verslaglegging aan de raad.
Het college informeert de raad ten minste jaarlijks over de toepassing en effecten van deze verordening.
Artikel 6 Nadere regels
Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening nadere regels te stellen.
Artikel 7 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Tegenprestatie Participatiewet.;
II.kennis te nemen van de bij de Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam behorende toelichting:
Toelichting bij de Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam
De Wet maatregelen WWB legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan personen die een bijstandsuitkering ontvangen of een IOAW- of IOAZ-uitkering. Daarnaast heeft het college de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie. Invulling van de tegenprestatie is dus aan de gemeente.
Het beleid ten aanzien van de tegenprestatie is toegespitst op uitkeringsgerechtigden met een dusdanig grote afstand tot de arbeidsmarkt dat re-integratie naar werk vooralsnog niet aan de orde is. Het college vindt het van belang dat alle Amsterdammers volwaardig meedoen en wil mensen daartoe ondersteunen en stimuleren. Dit gebeurt in samenwerking met de stadsdelen. Het verrichten van onbeloonde maatschappelijke activiteiten vindt plaats op vrijwillige basis.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2 Het verrichten van een tegenprestatie
Vrijwilligheid staat bij het verrichten van een tegenprestatie door uitkeringsgerechtigden voorop. Met dit uitgangspunt voorziet de verordening in de mogelijkheid dat het college onbeloonde, maatschappelijk nuttige werkzaamheden die een uitkeringsgerechtigde verricht, aanmerkt als een tegenprestatie (eerste lid). Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het college van een uitkeringsgerechtigde een tegenprestatie vraagt (tweede lid). Degenen aan wie het college een tegenprestatie kan vragen, zijn uitkeringsgerechtigden die vooralsnog geen uitzicht hebben op arbeidsinschakeling en aan wie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden. Wanneer een uitkeringsgerechtigde de mogelijkheid heeft om uit te stromen naar werk, op eigen kracht of via een re-integratietraject, dan is hier de focus op gericht. Hierbij kan het ook gaan om werken naar loonwaarde of deeltijdwerk, of de voorbereiding op zelfstandig ondernemerschap. Mensen met een re-integratieverplichting worden niet tevens belast met de vraag om een tegenprestatie te leveren. Zowel voor de belanghebbenden zelf als voor degenen die hen begeleiden, biedt dit veruit de meeste helderheid en focus.
De mogelijkheid een tegenprestatie te vragen beperkt zich dus tot uitkeringsgerechtigden met een dusdanig grote afstand tot de arbeidsmarkt, dat re-integratie naar werk vooralsnog niet aan de orde is. In Amsterdam gaat het dan in de praktijk om uitkeringsgerechtigden die zijn ingedeeld op treden 1 en 2 van de Participatieladder. Hierbij past de aantekening dat een deel van de groep op trede 2 wél perspectief kan hebben op werk, maar dan op de langere termijn. Voor deze groep moeten afspraken worden gemaakt in het kader van re-integratie, waardoor doorstroom naar trede 3 mogelijk is. Alleen wanneer is vastgesteld dat re-integratie (vooralsnog) niet mogelijk is, kan een vorm van tegenprestatie passend zijn voor klanten in deze groep.
Het vrijwillige karakter van de tegenprestatie komt eveneens tot uitdrukking in het derde lid. Daarin is bepaald dat het college niet treedt in de keuze van de belanghebbende voor een bepaalde activiteit of de omvang daarvan. Hierbij geldt wel een beperking, die samenhangt met het karakter van de bijstandsuitkering. In termen van de Participatiewet moeten activiteiten van uitkeringsgerechtigden, voor zover het niet gaat om betaald werk, ‘naast of in aanvulling op reguliere arbeid worden verricht, en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt’. Bij veel activiteiten van mensen zal het duidelijk zijn dat deze additioneel zijn. Maar wanneer mensen binnen een bedrijf actief zijn of wanneer persoonlijke activiteiten een bedrijfsmatig karakter krijgen, kan dit conflicteren met het ontvangen van een bijstandsuitkering. In zo’n geval kan een klantmanager besluiten dat een bepaalde activiteit naar haar aard en/of omvang voor een belanghebbende niet of niet langer verenigbaar is met het recht op algemene bijstand. Daarmee is deze activiteit ook niet of niet langer aan te merken als tegenprestatie.
Artikel 3 Geven van informatie door het college
De gemeente heeft een informerende rol richting burgers met betrekking tot bestaande mogelijkheden om actief te zijn binnen een wijk of de stad. Hierbij is een samenhang met de opdracht die de gemeente heeft in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). In de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 is bepaald dat als onderdeel van de basisvoorzieningen op wijkniveau maatregelen worden genomen voor de beschikbaarheid van informatie en advies, versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken, mantelzorgondersteuning en activering en participatie. Bij de WMO is een belangrijk vertrekpunt een ondersteuningsvraag van de burger. Bij de tegenprestatie komt de opdracht van de gemeente. De informerende taak ten behoeve van de tegenprestatie heeft daarom sterke raakvlakken met de WMO-taken maar valt daar niet volledig mee samen. Daarom wordt deze informerende rol in deze verordening afzonderlijk benoemd.
Artikel 4 Geven van informatie door de belanghebbende
De keuze voor een bepaalde tegenprestatie is aan de uitkeringsgerechtigde. Wel geldt voor hem of haar de verplichting om op verzoek van het college informatie te leveren over de tegenprestatie. Bij een andere invulling van de tegenprestatie moet een uitkeringsgerechtigde verplicht dit zelf doorgeven. Aan het niet nakomen van deze verplichtingen wordt vooralsnog geen sanctie verbonden. Wel kan het college een sanctie toepassen wanneer een gedraging van de uitkeringsgerechtigde in strijd komt met de informatieplicht met het oog op de rechtmatigheid van de uitkering of iemands arbeidsre-integratie (artikel 17, eerste en tweede lid, van de wet) of een andere wettelijke verplichting, zoals het zich onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens personen die op dat moment taken in het kader van de wet uitvoeren (artikel 9, zesde lid, van de wet).
Artikel 6 Verslaglegging aan de raad.
Als onderdeel van de verantwoording aan de raad informeert het college de raad ten minste jaarlijks over de toepassing en de effecten van het beleid en de uitvoering rond de tegenprestatie.;
III.vast te stellen de volgende
Verordening tot wijziging van de Verordening Maatregelen, handhaving en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 februari 2014 (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 59/98):
Artikel I
Artikel 1 (Begripsbepalingen) wordt gewijzigd als volgt:
  • a.
    In het eerste lid vervalt onderdeel a, onder vernummering van de onderdelen b t/m n tot a t/m m.
  • b.
    In de tot e, g, i, j, k en m verletterde onderdelen van het eerste lid wordt ‘WWB’ telkens vervangen door ‘Participatiewet’.
Artikel II
Artikel 6 (Ingangsdatum en tijdvak) wordt gewijzigd als volgt:
  • a.
    Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd dat komt te luiden:
    • 2.
      In overleg met belanghebbende kan de uitvoering van de maatregel, conform het bepaalde in artikel 18, vijfde lid, van de wet, over maximaal drie maanden worden verdeeld.
Artikel III
Na artikel 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd dat komt te luiden:
Artikel 6a Inkeerregeling
Op verzoek van belanghebbende herziet het college een opgelegde maatregel door de duur en/of de hoogte van de opgelegde maatregel te matigen per datum verzoek belanghebbende, indien uit de houding en gedraging van belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8 en 8a nakomt.
Artikel IV
Artikel 8 (Het onvoldoende en het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen) wordt gewijzigd als volgt:
  • a.
    in het tweede lid onder a wordt ‘WWB’ telkens vervangen door ‘Participatiewet’.
  • b.
    de tekst van het derde lid onder a komt te vervallen en wordt vervangen door:
Het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen omvat de volgende gedragingen:
  • -
    zich zodanig gedragen dat een stage niet behouden wordt;
  • -
    het niet meewerken aan een procedure die kan leiden tot het verkrijgen van een baan.
    • c.
      na het derde lid wordt een vierde lid toegevoegd dat komt te luiden:
      • 4.
        In geval van het niet nakomen van de wettelijke verplichtingen als genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, wordt een maatregel van de derde categorie opgelegd.
Artikel V
Artikel 8a (Het onvoldoende nakomen en het niet nakomen van verplichtingen opgelegd op grond van de artikelen 55 en 57) wordt gewijzigd als volgt:
In de aanhef wordt ‘WWB’ vervangen door ‘Participatiewet’.
Artikel VI
Artikel 9 (Zeer ernstige misdragingen) wordt gewijzigd als volgt:
In het eerste lid wordt de zinsnede ‘zijn verplichtingen niet nakomt en zich daarbij’ vervangen door het woord ‘zich’.
Artikel VII
Artikel 14 (‘Verrekenen bestuurlijke boete bij geen of onvoldoende bezit’) wordt gewijzigd als volgt:
In het derde lid wordt ‘Wet werk en bijstand’ vervangen door ‘Participatiewet’.
Artikel VIII
Artikel 19 (Inwerkingtreding) wordt gewijzigd als volgt:
De zinsnede ‘de dag na publicatie in het Gemeenteblad’ wordt vervangen door de zinsnede ‘op 1 januari 2015, of zoveel later als de Participatiewet in werking treedt’.
Artikel IX
Na artikel 19 wordt een nieuw artikel toegevoegd dat komt te luiden:
Artikel 20 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Maatregelverordening Participatiewet’.;
  • IV.
    in te trekken de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 december 2003 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 22 december 2011 (Gemeenteblad 2011, afd. 3A, nr. 261/1207);
  • V.
    te bepalen dat de Toeslagenverordening zoals deze luidde op 31 december 2014 gedurende een halfjaar tot 1 juli 2015 van toepassing blijft voor die personen op wie het overgangsrecht van toepassing is, op grond van artikel XVIII, eerste lid, van de wet van 2 juli 2014 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten, zoals gepubliceerd in Staatsblad 2014, nr. 269;
  • VI.
    te bepalen dat de beslispunten I, II, III, IV en V in werking treden op 1 januari 2015.
     
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
in zijn vergadering op 6 november 2014.
De plv. voorzitter
E.Ünver
De raadsgriffier
mr. M. Pe
Naar boven