Financiële verordening gemeente Lingewaard 2015
 
 
De raad van de gemeente Lingewaard;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard d.d. 28 oktober 2014;
gehoord de behandeling tijdens de Auditcommissie d.d. 15 oktober 2014;
gelet op het bepaalde in artikel 212 Gemeentewet;
alinea
besluit (d.d. 13 november 2014):
vast te stellen de volgende verordening:
Financi ë le ver o rdening geme e nte Lin g e w aard 2015
 
1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    Afdeling/team:
    Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen, rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.
  • b.
    Administratie:
    Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
     
    2. Begroting en verantwoording
     
Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken
  • 1.
    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per prestatiedoel weergegeven.
  • 2.
    In de begroting wordt van elke nieuwe investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.
  • 3.
    In de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
  • 4.
    Bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per prestatiedoel weergegeven.
  • 5.
    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.
Artikel 3. Kaders begroting
  • 1.
    Het college biedt de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting van het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
  • 2.
    Het college biedt de raad de kadernota op een dusdanig tijdstip aan dat behandeling daarvan kan plaatsvinden voor het begin van de landelijke zomervakantie zoals deze geldt voor de regio Zuid Nederland.
  • 3.
    De raad stelt jaarlijks bij de kadernota een programma-indeling vast.
Artikel 4. Autorisatie begroting
  • 1.
    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen.
  • 2.
    Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd voor het begrotingsjaar.
  • 3.
    De nadere uitwerking van de autorisatie van de begrotingswijzigingen is opgenomen in bijlage 1 “Autorisatie begrotingswijzigingen 2015” behorende bij deze verordening.
Artikel 5. Tussentijdse rapportages
  • 1.
    Het college informeert de raad door middel van ten minste één tussentijdse rapportage over de realisatie van de lopende begroting van de gemeente.
  • 2.
    Het college biedt de raad de tussentijdse rapportage uiterlijk voor het begin van de landelijke zomervakantie zoals deze geldt voor de regio Zuid Nederland aan.
  • 3.
    De tussentijdse rapportage genoemd in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van de activiteiten, prestaties en budgetten en in overleg met de raad te bepalen overige onderwerpen.
  • 4.
    Het college draagt er zorg voor dat de overige informatievoorziening zoveel mogelijk digitaal plaatsvindt.
Artikel 6. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3 zesde lid van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.
Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
 
3. Financieel beleid
Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa
Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een nota activabeleid aan.
De raad stelt de nota vast.
Artikel 8. Reserves en voorzieningen
Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan.
De raad stelt de nota vast.
Artikel 9. Risicomanagement en weerstandsvermogen
Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan. De raad stelt de nota vast.
Artikel 10. Financieringsfunctie
Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een treasurystatuut aan.
De raad stelt het treasurystatuut vast.
Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel over de hoogte van alle gemeentelijke tarieven.
De raad stelt de gemeentelijke tarieven vast.
Artikel 12. Kostprijsberekening
  • 1.
    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Lingewaard wordt een systeem van kostentoerekening, zoals jaarlijks in de begroting is opgenomen, gehanteerd. Binnen deze kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
  • 2.
    Bij de indirecte kosten wordt voor het bepalen van de tarieven voor rioolrechten en afvalstoffenheffing ook de compensabele BTW meegenomen.
  • 3.
    Bij de begroting wordt de omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa afgeleid van het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen. Bij de jaarrekening wordt de bij de begroting bepaalde omslagrente gehanteerd.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
  • 1.
    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
  • 2.
    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
  • 3.
    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
  • 4.
    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:
    • a.
      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;
    • b.
      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;
    • c.
      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;
    • d.
      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;
    • e.
      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;
    • f.
      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en
    • g.
      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.
       
    4. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 14. Administratie
De gemeentelijke administraties zijn zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:
  • a.
    Het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en inde afdelingen/teams;
  • b.
    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;
  • c.
    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
  • d.
    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;
  • e.
    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid
Artikel 15. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
  • a.
    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
  • b.
    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;
  • c.
    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
  • d.
    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
  • e.
    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
  • f.
    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.
  • g.
    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
  • h.
    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en
  • i.
    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 16. Interne controle
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
 
5. Slotbepalingen
Artikel 17. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De ‘Financiële verordening gemeente Lingewaard’ en de “Regeling begrotingswijzigingen 2007”, zoals deze zijn vastgesteld op 19 april 2007, worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening (inclusief bijlage 1: “Autorisatie begrotingswijzigingen 2015”) treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening (inclusief bijlage 1: “Autorisatie begrotingswijzigingen 2015”) wordt aangehaald als “Financiële verordening gemeente Lingewaard 2015”.
Bijlage 1
Autorisatie begrotingswijzigingen 2015
(regeling gebaseerd op artikel 4, lid 3 van de Financiële verordening gemeente Lingewaard 2015)
Onderstaand een samenvatting van het proces rondom de begrotingswijzigingen en de administratieve wijzigingen. In de toelichting wordt een nadere omschrijving gegeven.
Aanleiding
Nadere omschrijving
Wanneer vaststellen?
Hoe?
Begrotingswijzigingen raad
A .Budgetwijzigingen
Wijziging van bestaand beleid, starten nieuwe activiteiten, intensiveren bestaande activiteiten waarvoor geen budget in de begroting is opgenomen, overige budgetwijzigingen op programmaniveau.
Structurele wijziging bij voorkeur in Kadernota of een apart raadsvoorstel
Raad stelt vooraf vast.
Apart raadsvoorstel
B .Budgetverschuivingen
∘Inzet van de post onvoorziene uitgaven en vergelijkbare stelposten;
•Wijzigingen met gevolgen voor volume van programma’s;
•Saldo van verschuivingen op productroepniveau.
Raad stelt achteraf vast.
Tussentijdse rapportage of apart raadsvoorstel (vaststelling vóór 31 december)
C .Spoedgevallen
Nieuwe uitgaven, garanties en overige verplichtingen die een uitzonderlijk en spoedeisend karakter hebben.
Raad wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Begrotingswijziging wordt achteraf vastgesteld.
Tussentijdse rapportage of apart raadsvoorstel (vaststelling vóór 31 december)
D .Nieuwe investeringen
Investeringen die niet zijn opgenomen in het investeringsplan van het begrotingsjaar.
Nieuwe investeringen bij voorkeur in Kadernota.
Raad stelt vooraf vast.
Apart raadsvoorstel
(vaststelling vóór 31 december)
E .Grondexploitatie
Uitgaven dienen te passen binnen de exploitatieopzetten.
Raad stelt achteraf vast
Jaarrekening of apart raadsvoorstel (vaststelling vóór 31 december)
F .Reserves
Hogere inzet van reeds geautoriseerde bestemmings-reserves indien sprake is van verschuiving over de jaren van geplande uitgaven die door de bestemmings-reserve worden gedekt.
Raad stelt achteraf vast.
Tussentijdse rapportage of apart raadsvoorstel
(vaststelling vóór 31 december)
G .Voorzieningen
Bij wijziging van de geraamde dotaties op basis van geactualiseerde beleids- en beheersplannen dient een begrotingswijziging te worden gemaakt.
Raad stelt vooraf vast.
Apart raadsvoorstel
Administratieve wijzigingen burgemeester en wethouders / burgemeester
H .Aanpassingen op basis van beheersbeslissingen
Aangezien raad begroting op programmaniveau vaststelt, kunnen B&W onder voorwaarden schuiven met budgetten binnen programma’s.
B&W stelt vast.
 
Administratieve wijzigingen directie/producthouders
I .Aanpassingen op basis van beheersbeslissingen
Door integrale verantwoordelijkheid kan directie/producthouder onder door B&W te bepalen voorwaarden schuiven met budgetten binnen het product, alsmede met die budgetten die betrekking hebben op de personeelslasten
Directie/budgethouder stelt vast.
 
TOELICHTING
  • A.
    De raad stelt de begrotingswijzigingen op programmaniveau vast indien sprake is van wijziging van bestaand beleid/ starten nieuwe activiteiten/ intensiveren bestaande activiteiten waarvoor geen budget in de begroting is opgenomen/ overige budgetwijzigingen op programmaniveau die niet vallen onder B.
  • B.
    De wijzigingen die betrekking hebben op:
    • 1.
      de inzet van de post onvoorziene uitgaven en vergelijkbare stelposten zoals de post prijsstijgingen;
    • 2.
      wijzigingen met gevolgen voor de omzet/het volume van een programma (bijvoorbeeld gelijke verhoging van uitgaven en inkomsten door bijdragen van derden);
    • 3.
      het saldo van de verschuivingen op productniveau die per saldo hebben geleid tot een verschuiving op programmaniveau (onder andere door de inzet van uren)
worden achteraf gemeld in de tussentijdse rapportage, de jaarrekening of middels separate documenten. De financiële afwijkingen mogen geen gevolg zijn van een beleidswijziging. De over- of onderschrijdingen op productgroepniveau die met een percentage van 10% of meer worden onder/overschreden moeten nader worden toegelicht. Hierbij geldt voor investeringskredieten een minimumbedrag van € 50.000 en voor budgetten op productniveau een minimumbedrag van € 25.000.
  • A.
    In de praktijk kunnen zich op beleids- en/of bestuursniveau zaken voordoen waarbij het reguliere besluitvormingsproces niet binnen de daarvoor geldende termijnen kan worden gevolgd. Alleen in die gevallen die een uitzonderlijk dan wel een spoedeisend karakter hebben (en waarbij dus onmiddellijke afdoening noodzakelijk is) is vooraf geen budgetverlening door de raad noodzakelijk. De raad dient zo spoedig mogelijk na het spoedeisende voorval te worden geïnformeerd.
  • B.
    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor, met uitzondering van die gevallen hierboven genoemd onder C.
  • C.
    In de jaarrekening zijn de grondexploitatieopzetten opgenomen. Deze zijn geactualiseerd. Indien de raad de jaarrekening vaststelt, stelt zij ook de geactualiseerde grondexploitatieopzetten vast. Begrotingswijzigingen worden niet opgesteld/vastgesteld.
  • D.
    Bij de tussentijdse rapportage of jaarrekening legt het college over het beschikken van de bestemmingsreserves achteraf verantwoording af aan de raad. De eventuele begrotingswijziging wordt dan door de raad achteraf vastgesteld.
  • E.
    Indien in het lopende het jaar een beleids- en/of beheersplan wordt geactualiseerd, met als gevolg een wijziging van de dotaties aan de voorzieningen, dan worden bij de vaststelling van het beleids- of beheersplan door de dotaties aan de voorziening en de begrotingswijziging door de raad vastgesteld.
  • F.
    Bij verschuivingen van budgetten tussen producten binnen een programma is het college van B&W of de burgemeester bevoegd de administratieve (begrotings)wijziging vast te stellen, tenzij het een naar het oordeel van de raad belangrijke beleidswijziging betreft.
  • G.
    Een administratieve wijziging is een wijziging op werkbudgetniveau binnen een product. Om deze reden kan worden volstaan met autorisatie van de wijziging door de budgethouder of de directie en kan de wijziging daarna worden verwerkt. Om de autorisatie begrotingswijzigingen in overeenstemming te brengen met de mandaatregeling is opgenomen dat de directie/budgethouder ook mag schuiven met die budgetten die betrekking hebben op de personeelslasten. Voor zover dit budgettair neutraal gebeurt kan dit zowel binnen het programma als over de programma’s heen. Het college en de raad hoeven in principe niet geïnformeerd te worden. Het college legt deze voorwaarden vast in bijvoorbeeld de mandaatregeling en/of in een budgethouders regeling.
Naar boven