De raad van de gemeente Medemblik;
gelezen het bijbehorend voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Medemblik van 30 september 2014;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Medemblik.
Artikel I Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Medemblik
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Medemblik wordt als volgt gewijzigd.
A Artikel 1:1, komt vanaf i. als volgt te luiden:
- i.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit
ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende
- j.
constructie: een bouwsel dat dient om een opschrift, aankondiging of
afbeelding aan te bevestigen;
- k.
zaak: een perceel inclusief de onroerende zaken die zich daarop bevinden.
B In artikel 1:2, derde lid, wordt na ‘als bedoeld in artikel 2:11’ ingevoegd:, tweede lid,
C In artikel 2:10, zesde lid, onder b, wordt ‘artikel 5:19’ vervangen door: artikel 5:18.
D Artikel 2:12 komt als volgt te luiden:
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een uitweg te maken naar de weg
of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
- a.
ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
- b.
indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- c.
indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast,
- d.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg
wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een
openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien
door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal
E Artikel 2:25, lid 2 aanhef komt als volgt te luiden:
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, zoals omschreven in artikel 2:24,
F Na afdeling 5 van Hoofdstuk 2 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
Afdeling 5a Opschriften, aankondigingen, afbeeldingen en reclameobjecten
niet
vallende binnen de bebouwde kom
G Ingevoegd wordt een artikel luidende:
Artikel 2:12a Verbod en omgevingsvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een zaak
te gebruiken voor het aanbrengen of doen aanbrengen van opschriften,
aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies, in welke vorm ook.
- 2.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als zakelijk
gerechtigde of gebruiker van een zaak, het gebruik van de zaak toe te staan voor
het aanbrengen of doen aanbrengen van opschriften, aankondigingen, afbeeldingen,
reclameobjecten of constructies, in welke vorm ook.
- 3.
Een omgevingsvergunning kan slechts in het belang van de landschappelijke of
natuurwetenschappelijke waarden van de gemeente Medemblik worden geweigerd
- 4.
De voorschriften van een omgevingsvergunning kunnen worden gewijzigd in het
belang van de landschappelijke waarden van de gemeente Medemblik.
H Ingevoegd wordt een artikel luidende:
Artikel 2:12b Indieningsvereisten aanvraag omgevingsvergunning
De in artikel 7.4 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht opgenomen specifieke
indieningsvereisten voor een aanvraag voor het maken of voeren van handelsreclame,
zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag voor een activiteit als bedoeld in
artikel 2:12a, lid 1 of 2, die niet het karakter van een handelsreclame heeft.
I Ingevoegd wordt een artikel luidende:
Artikel 2:12c Toegestane opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten en
- 1.
Het verbod bedoeld in artikel 2:12a is niet van toepassing op:
- a.
opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies
die niet zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een spoorweg of openbaar
- b.
opschriften, aankondigingen, afbeeldingen of constructies in het belang van
- c.
abri’s ten behoeve van het openbaar vervoer;
- d.
- 2.
Het verbod in artikel 2:12a is voorts niet van toepassing op opschriften,
aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies die:
- a.
zijn aangebracht ter voldoening aan een wettelijke verplichting of op
grond van een bij of krachtens enige wet toegekende bevoegdheid;
- b.
betrekking hebben op de dienst die wordt verleend of het bedrijf of
beroep dat wordt uitgeoefend op of in de zaak waaraan ze zijn bevestigd,
mits niet meer dan één opschrift, aankondiging, afbeelding of object aan,
op of in de zaak wordt aangebracht;
- c.
aangebracht zijn op, aan of in een zaak en inhouden dat die zaak te koop,
te huur of in pacht wordt aangeboden, mits:
- 1.
het aantal niet groter is dan twee per zaak; of
- 2.
het aantal niet groter is dan één per 5 hectaren, indien het een
zaak betreft die groter is dan 10 hectaren en die als één geheel
te koop, te huur of in pacht wordt aangeboden;
- d.
eigennamen weergeven zonder verdere toevoeging, zijn aangebracht op,
aan of in een zaak waarop zij betrekking hebben en kennelijk geen
commercieel belang dienen;
- e.
van tijdelijke aard zijn en betrekking hebben op een te houden openbare
wedstrijd, manifestatie, evenement, tentoonstelling of activiteit, die niet
behoort tot de gebruikelijke commerciële uitoefening van een beroep,
- 1.
niet eerder dan twee weken voor aanvang daarvan aanwezig is;
- 2.
niet langer dan een week na afloop daarvan aanwezig is;
- 3.
in totaal voor niet langer dan een jaar aanwezig is; en
- 4.
er niet meer dan twee opschriften, afbeeldingen, aankondigingen
of reclameobjecten worden aangebracht in de gemeente.
- 3.
Tenzij een wettelijk voorschrift anders bepaalt, dienen de opschriften,
aankondigingen, afbeeldingen en reclameobjecten bedoeld in lid 2:
- a.
een oppervlak te hebben van maximaal 0,5 vierkante meter;
- b.
een afmeting te hebben van maximaal 1,5 meter in één richting;
- c.
indien aangebracht aan een gebouw, inclusief constructie niet geheel
of gedeeltelijk boven de dakgoot daarvan uit te komen; en
- d.
indien niet aangebracht aan een gebouw, inclusief constructie, zich met
het hoogste punt niet hoger dan 1,5 meter boven het maaiveld te
- 4.
Het verbod bedoeld in artikel 2:12a is voorts niet van toepassing opschriften,
aankondigingen, afbeeldingen, reclameobjecten of constructies die:
- a.
dienstaankondigingen bevatten van het openbaar vervoer, met inbegrip
van daarop met uitdrukkelijke toestemming van het openbaar vervoer-
bedrijf aangebrachte reclame;
- b.
dienen voor de aanduiding van door of vanwege de overheid beheerde
- c.
dienen ter openbaring van gedachten of gevoelens in de zin van artikel 7
- 1.
het oppervlak niet groter is dan 1 vierkante meter, en
- 2.
het aantal niet meer dan twee per zaak bedraagt;
- 3.
van tijdelijke aard zijn en betrekking hebben op een werk in
uitvoering van of namens de overheid, mits onmiddellijk bij het
werk geplaatst en niet langer aanwezig dan uitvoering van het
- 4.
zich bevinden in het inwendige deel van een gebouw, voor zover
dit als winkel, toonzaal, hotel, café-restaurant, werkplaats of
- 5.
Tenzij een wettelijk voorschrift anders bepaalt, dienen de opschriften,
aankondigingen, afbeeldingen en reclameobjecten bedoeld in lid 2 en in lid 4
onder 1 tot en met 4 van dit artikel niet met fluorescerende verf of in de retro-
flecterend materiaal te zijn uitgevoerd.
- 6.
In dit artikel worden onder opschriften, aankondigingen en afbeeldingen mede
verstaan die welke dubbelzijdig zijn uitgevoerd of zijn aangebracht op vlakken die
in de vorm van de letter V zijn geschikt.
J In artikel 2:31, onder c, vervalt: de zitplaatsen die aanwezig zijn op.
K In artikel 2:39, tweede lid, onder b, wordt ‘de minister van Justitie’ vervangen door:
de minister van Veiligheid en Justitie.
L In artikel 2:48, eerste lid, wordt na ‘Het is’ ingevoegd: voor personen die de leeftijd van
achttien jaar hebben bereikt.
M Artikel 2:58, tweede lid komt te luiden:
2.Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich
2. vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
N Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt als volgt te luiden:
Afdeling 15. Bestuurlijke
ophouding
, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op
openbare plaatsen en gebiedsontzegging
O Na artikel 2:77 wordt een artikel ingevoegd luidende:
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgermeester kan aan een persoon die de artikelen 2:1, 2:1a, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50,
2:53, 2:74, 3:9 van de Algemene plaatselijke verordening, de artikelen 2 en 3 van de
Opiumwet, de artikelen 141, 184, 239, 266 jo 267, 285, 300, 350, 424, 426 en 453 van het
Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 of van de Wet Wapens en Munitie zich
gedurende ten hoogste achtenveertig uur niet in een of meer bepaalde delen van de
gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
In het geval van overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgmeester aan een
persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die
opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat, een bevel geven zich
gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente
op een openbare plaat op te houden.
- 3.
Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als de overtreding binnen
zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of
- 4.
De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in
verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De
burgemeester kan op aanvraag tijdelijke ontheffing verlenen van een bevel.
P In artikel 3:5, tweede lid, onder c, wordt ‘273a’ vervangen door: 273f.
Q In artikel 3:9, vierde lid, wordt na ‘gedurende’ ingevoegd: een.
R In artikel 4:2, tweede lid, wordt ‘artikel 4:113, eerste lid’ vervangen door: 3.148, eerste
S In artikel 5:9, eerste lid, wordt ‘hun’ vervangen door: hen.
U In artikel 5:24, vierde lid, vervalt het woord ‘geldt’.
V In artikel 5:33, derde lid, aanhef, wordt ‘eerst’ vervangen door: eerste.
Artikel II Inwerkingtreding
Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.
De verordening wordt aangehaald als ‘Zesde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Medemblik’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 13 november 2014.
De griffier, De voorzitter,
De wijzigingen van de Algemene plaatselijke verordening gemeente betreffen grotendeels technische verbeteringen, correcties en actualisatie. In een aantal artikelen zijn ook inhoudelijk zaken veranderd. Enkel deze artikelen worden in de artikelswijze toelichting behandeld.
Artikelsgewijze
toelichting
Artikel 2:12
Maken, veranderen van een uitweg
In 2009 is de vergunning voor de uitweg vervangen door een meldingenstelsel. De aanleg van een uitweg wordt nu gemeld bij het college. Het college heeft op 8 februari 2011 beleidsregels voor het maken of veranderen van een uitweg vastgesteld. Het college kan hier geen leges voor vragen.
In de praktijk is de melding lastig hanteerbaar. Om die reden wordt een eenvoudig vergunningstelsel ingevoerd. Een voorstel voor een dekkend legesbedrag volgt.
De rechtspraak van de Raad van State laat er geen twijfel over bestaan dat een grondeigenaar in beginsel in staat moet worden gesteld om vanaf zijn perceel met een voertuig de openbare weg te bereiken. Alleen om zwaarwegende redenen kan de overheid daarin in de weg staan. Om dat duidelijk te laten uitkomen is het aantal weigeringsgronden beperkt.
Voor alle duidelijkheid wordt voor het begrip ‘klein evenement’ een verwijzing gemaakt naar de omschrijving in artikel 2:24, lid 2 onder e.
Afdeling 5a Opschriften, aankondigingen, afbeeldingen en reclameobjecten
in het buitengebied
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 23 juni 2014 besloten de Landschapsverordening Noord-Holland 2010 in te trekken. Met het intrekken van de verordening is het toetsingskader weggevallen voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor reclameborden in het buitengebied. Om te voorkomen dat er een leemte ontstaat in de bescherming van het landschap wordt een nieuwe afdeling 5a toegevoegd in de Algemene plaatselijke verordening. In deze afdeling zijn de oude artikelen uit de ingetrokken provinciale verordening opgenomen. Het onderdeel over woonschepen is niet overgenomen, omdat de woonschepen inmiddels in bestemmingsplannen zijn opgenomen.
Artikel 2:31
Verboden gedragingen
De bedoeling van dit artikel is om te voorkomen dat het terras een soort mobiel tappunt wordt voor voorbijgangers. Uit de oude tekst kon onbedoeld worden gelezen dat het daarnaast ging om een verbod om op een terras standplaatsen te hebben
Artikel 2:48
Verboden drankgebruik
Met de wijziging van de Drank- en Horecawet is het voor jongeren onder de 18 jaar sowieso verboden. Om te voorkomen dat een ‘dubbel’ verbod ontstaat, waardoor deze bepaling mogelijk zelfs onverbindend zou kunnen blijken, is nu ingevoerd dat het verbod in de APV slechts geldt voor mensen boven de 18 jaar.
Artikel 2:58
Verontreiniging door honden
In dit artikel was een bepaling opgenomen die ook de opleiders van hulphonden uitzonderde van dit gebod om hondenpoep op te ruimen. Er is geen reden waarom iemand die een hulphond opleidt eventuele uitwerpselen niet zou kunnen opruimen.
Artikel 2:78
Gebiedsontzeggingen
Er zijn vier soorten grondslagen op basis waarvan een burgemeester een gebiedsontzegging kan opleggen. De bekendste is een bepaling in de APV. Daarnaast kan een gebiedsontzegging worden opgelegd op basis van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet (de ‘lichtste bevelsbevoegdheid). Deze gebiedsontzegging is enkel over verstoringen van de openbare orde waarop de APV-bepaling geen oog heeft. De bevoegdheid van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet is ‘licht’ ten opzichte van de noodbevelsbevoegdheid van de bevoegdheid van de burgemeester (artikel 175, eerste lid van de Gemeentewet). Ten slotte bestaat de mogelijkheid om op basis van artikel 172a van de Gemeentewet een gebiedsontzegging op te leggen (ingevoegd via de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast).
Kan zowel de APV als artikel 172, derde lid, toepassing vinden voor een gebiedsontzegging, dan gaat de APV voor.
Overtreding van een gebiedsontzegging die krachtens dit artikel is gegeven, is een overtreding van een ambtelijk bevel (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); dus niet een overtreding van de APV zelf. Het is een misdrijf; overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Kan van de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland worden vastgesteld, dan is strafrechtelijk onder omstandigheden voorlopige hechtenis mogelijk.
De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan dat de gebiedsontzegging kan opleggen. Nu het in het eerste lid gaat om gebiedsontzeggingen van korte duur, kan deze bevoegdheid worden gemandateerd aan opsporingsambtenaren. In de regel zal, alvorens over te gaan tot oplegging van een dergelijke gebiedsontzegging, eerste een waarschuwing worden gegeven.
Het tweede lid ziet op de situatie dat een openbare-ordeverstoorder opnieuw een misstap begaat met betrekking tot strafbare feiten of de openbare orde in een bepaald gebied. In dit geval is het gelegitimeerd om een gebiedsontzegging van meerdere weken op te leggen. Immers zal veelal eerst een waarschuwing hebben plaatsgevonden, vervolgens de oplegging van een kortdurende gebiedsontzegging en pas daarna een gebiedsontzegging in de zin van het tweede lid. Er is aldus een dusdanige voorgeschiedenis dat proportionaliteit en subsidiariteit niet aan een langdurige gebiedsontzegging in de weg staan.
Het is in het licht van proportionaliteit en subsidiariteit geboden om slechts tot oplegging van een langdurige gebiedsontzegging over te gaan, wanneer de gedraging waarop deze oplegging betrekking heeft binnen een bepaalde periode na oplegging van de eerste gebiedsontzegging plaatsvindt. Vindt de gedraging aldus na deze periode plaats, dan wordt een langdurige gebiedsont-zegging niet gelegitimeerd geacht.
Dit lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij wordt rekening gehouden met (de noodzaak) zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam en/of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden, staatkundige en religieuze vrijheid en het familieleven. Ook is ontheffing mogelijk.