Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2015
 
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1. Begrippen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ), de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • 2.
    In deze verordening wordt verstaan onder:
    • a.
      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
      werknemers;
    • b.
      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;
    • a.
      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;
    • b.
      Raad: de gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
    • c.
      Uitkering: algemene en bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet danwel een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ;
    • d.
      Handhaving: een stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van misbruik of oneigenlijk gebruik van een uitkering;
    • e.
      Fraude: het verwijtbaar achterhouden van informatie of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen dan waarop men recht zou hebben bij juiste en/of volledige informatieverstrekking;
    • f.
      Misbruik: het verwijtbaar ontvangen van een uitkering in strijd met wettelijke voorschriften;
    • g.
      Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering volgens de regels van de wet, maar in strijd met of buiten de bedoeling van de wet zoals die bij de totstandkoming bestond;
    • h.
      Aangiftegrens: de grens als bedoeld in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude;
    • i.
      Bestandsvergelijking: het vergelijken van bestanden van publiekrechtelijke organisaties;
    • j.
      Samenloopsignaal: een signaal van het Inlichtingenbureau wanneer cliënt over meerdere inkomensbronnen beschikt;
    • k.
      Opsporingsambtenaar: een ambtenaar met bijzondere opsporingsbevoegdheden.
Artikel 2.Opdracht college
  • 1.
    Het college draagt zorg voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude en het ontmoedigen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
  • 2.
    Ten aanzien van de taak als bedoeld in het eerste lid, stelt het college handhavingsbeleid vast. Hierin beschrijft het college in ieder geval:
    • a.
      de maatregelen die gericht zijn op fraudepreventie;
    • b.
      wijze van controle bij een verzoek om uitkering, de voortzetting ervan en de beëindiging van het recht op uitkering;
    • c.
      de handelswijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van het recht op uitkering;
    • d.
      de uitvoering van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd en vergeleken.
  • 3.
    Het college verstrekt informatie over de rechten en plichten die verbonden zijn aan het ontvangen van een uitkering, alsmede over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van een uitkering.
  • 4.
    Het college voert periodiek bestandsvergelijkingen uit en onderzoekt daaruit voortkomende samenloopsignalen.
  • 5.
    Het college kan bij het verrichten van onderzoek een opsporingsambtenaar inschakelen.
Hoofdstuk 2
Gevolgen van fraude
Artikel 3. Terugvordering en debiteurenplan
  • 1.
    Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot:
    • a.
      de wijze waarop het invulling geeft aan de mogelijkheid tot herziening, terugvordering en verhaal als bedoeld in het eerste lid; en
    • b.
      de wijze waarop wordt overgegaan tot invordering.
Artikel 4. Verlaging en aangifte bij het OM
  • 1.
    Overeenkomstig de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2015 verlaagt het college de uitkering, indien sprake is van een of meerdere verplichtingen die de wet stelt.
  • 2.
    Indien het bedrag aan ten onrechte verstrekte bijstand hoger is dan de aangiftegrens, wordt in afwijking van het eerste lid, bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan. Indien blijkt dat het Openbaar Ministerie niet overgaat tot strafrechtelijke vervolging dan wel indien de belanghebbende niet wordt veroordeeld, dient het college de bijstand alsnog te verlagen conform de Afstemmingsverordening.
  • 3.
    In geval van misdraging jegens degenen die de wet uitvoeren of in geval van vernieling van gemeentelijke eigendommen wordt hiervan aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Hoofdstuk 3
Slotbepalingen
Artikel 5. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
  • 1.
    Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende afwijken van de
    bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van
    overwegende aard leidt.
  • 2.
    Van terugvordering kan in bepaalde situaties worden afgezien. Een en ander is nader uitgewerkt
    in de beleidsregels inzake terugvordering.
  • 3.
    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.
Artikel 6. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingsverordening 2015.
Artikel 7. Inwerkingtreding en intrekking oude verordening
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Handhavingsverordening Werk en inkomen 2014 gemeente Schouwen-Duiveland.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 30 oktober 2014.
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,
T.van Oostenbrugge G.C.G.M. Rabelink
Artikelsgewijze toelichtingHandhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2015
Artikel 1
In deze verordening is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de gebruikte begrippen in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet SUWI en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2
Op grond van dit artikel dient het college een handhavingsbeleidsplan vast te stellen. Daarin moet het invulling geven aan de taken die het ingevolge deze verordening heeft. Uiteraard moet het college bij het vaststellen van het beleidsplan zich binnen de kaders van de verordening bewegen. Het fraudebeleid, preventie, controle, opsporing en de gevolgen van fraude moeten in dit beleidsplan evenwichtig aandacht krijgen.
Preventie begint met informatie. De belanghebbende moet zich ervan bewust zijn wat zijn rechten en plichten zijn, en wat de gevolgen van schending kunnen zijn. Ook moet hij geïnformeerd worden over het feit dat de gemeente zijn opgaven controleert. Belangrijke middelen om de belanghebbende vroegtijdig te informeren zijn, naast het besluit tot toekenning of voortzetting van bijstand, het verstrekken van nieuwsbrieven en brochures, en de persoonlijke gesprekken van de klantmanager met de belanghebbende. Het optimaliseren van de dienstverlening is van belang om de spontane naleving van de wet te bevorderen.
Het college dient de naleving van de regels te controleren. Daartoe verricht het periodiek en incidenteel onderzoek. Periodiek onderzoek ziet in de eerste plaats op de periodieke gegevensverstrekking die van de cliënt wordt verlangd (maandelijkse opgave van bepaalde gegevens). Ook kan het de vorm hebben van een zogenaamd heronderzoek. De door de belanghebbende verstrekte gegevens worden gecontroleerd op correctheid en validiteit. Indien het college dit nodig acht, hetzij wegens bij het onderzoek van gegevens gerezen vragen, hetzij wegens externe signalen of veranderde omstandigheden, verricht het incidenteel onderzoek. Het onderzoek kan onder meer betreffen het recht op bijstand van de belanghebbende, de naleving van de verplichtingen, de afstand van de belanghebbende tot de arbeidsmarkt.
Het college voert periodiek bestandsvergelijkingen uit en onderzoekt daaruit voortkomende samenloopsignalen. Om witte fraude op te sporen maakt het college gebruik van de samenloopapplicatie van het Inlichtingenbureau. De vergelijking is erop gericht na te gaan of een persoon naast de uitkering een andere vorm van inkomen heeft, is ingeschreven bij een instelling van wetenschappelijk of hoger onderwijs of beschikt over vermogen. Daarnaast maakt het college gebruik van Suwinet-Inkijk. Met dit instrument kan direct inzicht worden verkregen in relevante geregistreerde gegevens van verschillende instanties, waaronder het UWV WERKbedrijf en de RDW. Hierbij gaat het om adresgegevens, inschrijvingen, gegevens over bemiddelingsactiviteiten, gegevens met betrekking tot het opleidings- en arbeidsverleden, uitkeringsgegevens en vermogensgegevens.
Uit gesprekken, signalen van “buitenaf” en de gegevens die de belanghebbende verschaft, kunnen signalen van onrechtmatig handelen naar voren komen. Deze signalen kunnen aanleiding zijn voor het college om in gesprek te gaan met de cliënt om hem in gelegenheid te stellen zelf het signaal te weerleggen door het aanleveren van argumenten, gegevens of bewijsstukken. Indien de weerlegging onvoldoende is of indien het college dit noodzakelijk acht, vindt er intensieve controle plaats. Indien het college een strafbaar feit vermoedt, kan het besluiten ROTS (regionaal opsporingsteam sociale recherche) in te schakelen.
Artikel 3
Door de uitvoering van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ krijgt de gemeente met enige regelmaat vorderingen op uitkeringsgerechtigden en anderen. Daarbij kan gedacht worden aan bijstand in de vorm van een geldlening, terugvordering van ten onrechte genoten uitkering of wegens een opgelegde sanctie en verhaal van kosten van bijstand op een onderhoudsplichtige.
Het college heeft beleid opgesteld met betrekking tot de regels omtrent terugvordering, herziening, verhaal en invordering.
Artikel 4
Het Openbaar Ministerie onderscheidt zaken die bestuursrechtelijk (sanctie op basis van de Maatregelenverordening) en zaken die strafrechtelijk (vervolging of transactie) worden afgedaan. De aangiftegrens is vastgelegd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude van het college van procureurs-generaal (Aanwijzing d.d. 23 december 2008, kenmerk 2008A019, Stcrt. 23 december 2008, nr. 2373). Onder omstandigheden wordt overigens wel van de grens afgeweken (bijv. bij recidive binnen een periode van 5 jaar). Voor gedetailleerde informatie zij verwezen naar de Aanwijzing.
Artikel 5
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 6
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Naar boven