VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN HELMOND 2015
 
 
De raad van de gemeente Helmond;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 september 2014
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening Reinigingsheffingen Helmond 2015.
 
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
 
Artikel 1. Inleidende bepalingen
Krachtens deze verordening worden geheven:
  • a.
    afvalstoffenheffing;
  • b.
    reinigingsrechten.
 
Artikel 2. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;
  • grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden, zoals grof snoeiafval of grof huisvuil;
  • bouw- en sloopafval: alle steensoorten zoals puin, tegels, grint, gasbetonblokken, cement, dakpannen, gips(-platen), asfalt en alle bouw- en sloophout zoals deuren, kozijnen, boeiboard, trespa, ramen zonder glas, balken, schroten, pallets, houten aanrechtbladen en aanrechtkasten;
  • gezamenlijke afvalinzameling: een inzamelvoorziening voor huishoudelijk afval die door verschillende percelen wordt gebruikt voor het wekelijks ophalen van afval, omdat geen individuele containers in bruikleen zijn gegeven aan een van desbetreffende percelen.
  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond.
 
HOOFDSTUK II Afvalstoffenheffing
 
Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
  • 2.
    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
 
Artikel 4. Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
 
Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief
  • 1.
    De belasting (basistarief) bedraagt voor een totale beschikbaar gestelde containercapaciteit
    van een container van 140 liter bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval en een
    container van 140 liter bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen,
    per perceel, per jaar: € 216,60
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor percelen waarvan aan de belastingplichtige op de eerste dag van het jaar een van de volgende combinaties van containers in bruikleen gegeven is, :
    a. een container van 240 liter bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval en een
    container van 140 liter bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen;
    of
    een container van 140 liter bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval en een
    container van 240 liter bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen: € 250,68
    b. een container van 240 liter bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval en een
    container van 240 liter bestemd voor huishoudelijke afvalstoffen: € 284,76
  • 3.
    Het bedrag als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verhoogd indien naast de containercombinatie als bedoeld in het eerste of tweede lid, op de eerste dag van het jaar een extra container in bruikleen is
    a. van 140 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval of overige
    huishoudelijke afvalstoffen: € 47,76
    b. van 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval of overige
    huishoudelijke afvalstoffen: € 81,84
  • 4.
    In afwijking van lid 1 tot en met 3 wordt de belasting als bedoeld in het
    eerste lid voor percelen die van een gezamenlijke afvalinzameling gebruik maken,
    verhoogd met een bedrag van € 3,408
    voor elke volle eenheid van 10 liter gemiddelde capaciteit van de inzamelvoorziening
    per perceel uitstijgend boven de 280 liter containercapaciteit bestemd voor huishoudelijke afvalstoffen.
    De gemiddelde capaciteit van de inzamelvoorziening per perceel wordt berekend door de totale inzamelcapaciteit op de eerste dag van het jaar te delen door het aantal van de gezamenlijke inzameling gebruik makende percelen.
  • 5.
    Indien de ophaalfrequentie hoger is dan de standaardfrequentie van tweewekelijks het restafval en tweewekelijks het GFT-afval, dan wordt het tarief van artikel 5 lid 1 tot en met 4 vermenigvuldigd met die frequentie.
  • 6.
    De belasting bedraagt voor een aanvraag tot omwisselen van een container of het
    plaatsen van een extra container, ingeval het geen verhuizing of omruiling van een
    kapotte container betreft, per keer per adres € 30,00
  • 7.
    De belasting bedraagt voor een aanvraag tot extra lediging van een container,
    per keer per adres € 30,00
  • 8.
    De belasting bedraagt voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, zijnde
    – niet chemisch verontreinigde grond
    – blad, gras of snoeihout
    – bouw- en sloopafval
    – autobanden personenauto’s (maximaal 4 stuks)
    – vuilniszakken huishoudelijk afval (maximaal 2 stuks)
    – grof huishoudelijk afval
    op de milieustraat indien aangeboden per motor, brommer, fiets, fietskar of te voet, per keer € 2,50
  • 9.
    De belasting bedraagt voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, zijnde
    – niet chemisch verontreinigde grond
    – blad, gras en snoeihout
    – grof huishoudelijk afval
    – autobanden personenauto’s (maximaal 4 stuks)
    – vuilniszakken huishoudelijk afval (maximaal 2 stuks)
    op de milieustraat per hoeveelheid van maximaal 2 m³ of gedeelte daarvan
    aangeboden per personenauto (evt. met aanhanger), bestelauto, busje, etc, per keer € 6,00
  • 10.
    De belasting bedraagt voor het aanbieden van bouw- en sloopafval op de milieustraat
    aangeboden per personenauto (evt. met aanhanger), bestelauto, busje, etc.,
    voor een hoeveelheid van maximaal 1 m³ € 6,00
  • 11.
    De belasting bedraagt voor het aanbieden van bouw- en sloopafval op de milieustraat
    aangeboden per personenauto (evt. met aanhanger), bestelauto, busje, etc.,
    voor een hoeveelheid van meer dan 1 m³ doch maximaal 2 m³ € 12,50
  • 12.
    a. Voor het op aanvraag laten ophalen bij het perceel van grof huishoudelijk afval
    van een hoeveelheid van maximaal 2 m³ en een maximale laadtijd van 20 minuten
    per perceel € 59,00
    b. Indien de hoeveelheid grof huishoudelijk afval uitgaat boven 2 m³, dan wel de laadtijd
    van 20 minuten wordt overschreden, wordt het onder a genoemde bedrag verhoogd
    met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag
    aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting. Een aanvraag
    wordt eerst in behandeling genomen indien met de begroting wordt ingestemd.
    Indien voorafgaand aan de inzameling blijkt dat de begroting op onjuiste
    veronderstellingen is gebaseerd, wordt een nieuwe begroting afgegeven. De
    inzameling wordt eerst gestart indien met de begroting wordt ingestemd.
 
Artikel 6. Belastingjaar
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 7. Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid tot en met vijfde lid, wordt geheven bij wege van aanslag.
  • 2.
    De belasting bedoeld in artikel 5, zesde lid tot en met twaalfde lid, wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
 
Artikel 8. Kwijtschelding
Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt uitsluitend kwijtschelding verleend voor de belasting als vermeld onder artikel 5, eerste lid.
 
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid tot en met vijfde lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
  • 5.
    De belasting bedoeld in artikel 5, zesde tot en met twaalfde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
 
Artikel 10. Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer dan € 25,-- maar minder dan € 3.000,-- bedraagt, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:
    a mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
    b schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving,
    dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 1 maand na dagtekening van de kennisgeving.
  • 4.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
 
HOOFDSTUK III Reinigingsrechten
 
Artikel 11. Belastbaar feit
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
 
Artikel 12. Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
 
Artikel 13. Maatstaf van heffing en belastingtarief
  • 1.
    Het recht bedraagt per bedrijfsperceel per jaar € 262,08
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid bedraagt voor bedrijfspercelen waarvan aan de belastingplichtige op de eerste van het jaar een van de volgende combinaties van containers in bruikleen gegeven is:
    a. een container van 240 liter bestemd voor groente-fruit en tuinafval en een container
    van 140 liter bestemd voor huishoudelijke afvalstoffen; of
    een container van 140 liter bestemd voor groente-fruit en tuinafval en een container
    van 240 liter bestemd voor huishoudelijke afvalstoffen: € 303,36
    b. een container van 240 liter bestemd voor groente-fruit en tuinafval en een container
    van 240 liter bestemd voor huishoudelijke afvalstoffen: € 344,52
  • 3.
    Het bedrag als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verhoogd indien een extra
    container in bruikleen is gegeven
    a. van 140 liter, bestemd voor groente-fruit en tuinafval of overige
    huishoudelijke afvalstoffen: € 57,84
    b. van 240 liter, bestemd voor groente-fruit en tuinafval of overige
    huishoudelijke afvalstoffen: € 99,00
  • 4.
    In afwijking van het tweede en derde lid wordt het recht als bedoeld in het eerste lid voor bedrijfspercelen die van een gezamenlijke afvalinzameling gebruik maken,
    verhoogd met een bedrag van € 4,124
    voor elke volle eenheid van 10 liter gemiddelde inzamelcapaciteit per perceel per jaar uitstijgend boven de 280 liter.
    De gemiddelde inzamelcapaciteit per bedrijfsperceel wordt berekend door het totale volume te delen door het aantal van de gezamenlijke inzameling gebruik makende bedrijfspercelen.
  • 5.
    Indien de ophaalfrequentie hoger is dan de standaardfrequentie van tweewekelijks het restafval en tweewekelijks het GFT-afval, dan wordt het tarief van artikel 13 lid 1 tot en met 4 vermenigvuldigd met die frequentie.
  • 6.
    De belasting bedraagt voor het op aanvraag omwisselen van een container of het
    plaatsen van een extra container, ingeval het geen verhuizing of omruiling van een kapotte container betreft, per keer per adres € 36,30
  • 7.
    De belasting bedraagt voor een aanvraag tot extra lediging van een container,
    per keer per adres € 36,30
  • 8.
    De rechten bedoeld in dit hoofdstuk zijn vermeld inclusief de verschuldigde omzetbelasting.
 
Artikel 14. Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 15. Wijze van heffing
  • 1.
    De rechten bedoeld in artikel 13, eerste tot en met vijfde lid, worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
  • 2.
    De rechten bedoeld in artikel 13, zesde tot en met negende lid, wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
 
Artikel 16. Ontstaan van de belastingschuld
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 13, eerste lid tot en met vijfde lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
  • 5.
    De belasting bedoeld in artikel 13, zesde tot en met negende lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
 
Artikel 17. Termijnen van betaling
  • 1.
    De gevorderde bedragen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 2.
    Het overeenkomstig artikel 13, zesde en zevende lid, geheven recht moeten worden voldaan in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 3.
    Het overeenkomstig artikel 13, achtste lid, geheven recht moet worden voldaan in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede termijn vervalt een maand later.
  • 4.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
 
HOOFDSTUK IV Aanvullende bepalingen
 
Artikel 18. Nadere regels
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van reinigingsheffingen.
 
Artikel 19. Inwerkingtreding
  • 1.
    De "Verordening reinigingsheffingen Helmond 2014", vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2013, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 7 januari 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.
 
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 6 november 2014.
 
De raad voornoemd,
de voorzitter,
mevr. P.J.M.G. Blanksma - van den Heuvel
 
de griffier
mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
21 november 2014
de gemeentesecretaris,
mr. drs. A.P.M. ter Voert
Naar boven