Verordening op de heffing en de invordering van lijkbe­zorgingsrechten 2015 gemeente Alkmaar
De raad der gemeente Alkmaar;
 
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014 bijlage nr. ;
 
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
 
b e s l u i t :
 
onder gelijktijdige intrekking van de Verordening op de heffing en de invordering van lijkbe­zorgingsrechten 2014.
 
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van lijkbe­zorgingsrechten 2015.
(Verordening lijkbezorgingsrechten 2015)
Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaatsen te Alkmaar, Oudorp en Koedijk;
  • b.
    particulier graf: een graf, kindergraf en grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
    • -
      het doen begraven en begraven houden van lijken;
    • -
      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
  • c.
    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;
  • d.
    algemeen kindergraf: een graf bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van kinderlijken tot de leeftijd van zeven jaar;
  • e.
    particulier kindergraf: een graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
    • -
      het doen begraven en begraven houden van kinderlijken tot de leeftijd van zeven jaar;
    • -
      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen van kinderen tot de leeftijd van zeven jaar;
  • f.
    urnennis of urnenkelder: een nis, of kelder waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
  • g.
    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;
  • h.
    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;
  • i.
    urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;
  • j.
    urnenkelder: een ruimte, waarvoor voor bepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;
  • k.
    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken en waarop plaquettes aangebracht kunnen worden;
  • l.
    plaquette: gedenkplaat met eventueel reliëf aan één zijde.
Artikel 2 Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.
Artikel 3 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
  • 4.1
    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
  • 4.2
    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 5 Belastingtijdvak
  • 5.1
    Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
  • 5.2
    Met betrekking tot de rechten genoemd in onderdeel 3.4 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.
Artikel 6 Wijze van heffing
  • 6.1
    De onderhoudsrechten, bedoeld in onderdeel 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
  • 6.2
    Andere rechten als die bedoeld in onderdeel 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
  • 7.1
    De rechten, als bedoeld in onderdeel, 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 7.2
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in onderdeel 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 7.3
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op teruggave van de rechten bedoeld in, 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
Andere rechten als die bedoeld in onderdeel 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 9 Termijnen van betaling
  • 9.1
    De rechten als bedoeld in artikel 6.1 moeten in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
  • 9.2
    De rechten als bedoeld in artikel 6.2 moeten worden betaald op het moment van uitreiking van de schriftelijke kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen twee maanden na de dagtekening van de kennisgeving.
  • 9.3
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Afgezien van de jaarlijkse bijdrage in de kosten van onderhoud als bedoeld in onderdeel 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 van de tarieventabel wordt bij de invordering van lijkbezorgingsrechten geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de lijkbezorgingsrechten.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 12.1
    De Verordening lijkbezorgingsrechten 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 12.2
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.
  • 12.3
    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de hef­fing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussen­liggen­de periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaats­vindt.
  • 12.4
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 12.5
    Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening lijkbezorgingsrechten 2015.
     
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 november 2014 te Alkmaar.
De raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter.
drs. A.P.A. Koolen, griffier.
 
Tarieventabel behorende bij de "Verordening lijkbezorgingsrechten 2014"  
Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten
1.1
Voor het verlenen van het uit­sluitend recht op een particulier graf wordt geheven voor een periode van 20 jaar
1.374,50
1.2
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier kindergraf wordt geheven voor een periode van 20 jaar
916,50
1.3
Voor het ver­len­gen van het uit­slui­tend recht als be­doeld in 1.1 en 1.2 met 5 jaar wordt een recht gehe­ven gelijk aan een vierde van het be­drag
dat wordt gehe­ven voor het verle­nen van het uit­sl een perio­de van 20 jaar. recht voor
 
1.4
Voor het ver­len­gen van het uit­slui­tend recht als be­doeld in 1.1 en 1.2 met 10 jaar wordt een recht gehe­ven gelijk aan de helft van het be­drag
dat wordt gehe­ven voor het verle­nen van het uit­slui­tend recht voor een perio­de van 20 jaar.
 
1.5
Indien, bij begraving in een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, de resteren­de ter­mijn van dit uitslui­tend recht minder bedraagt dan de wettelijke termijn van 10 jaar waarbinnen een graf niet geroerd mag worden, wordt een recht geheven bere­kend naar € 69,00 per jaar of gedeel­te van een jaar, dat het graf niet geroerd mag worden, maar er geen uitslui­tend recht meer is ge­vestigd. Voor een particulier kindergraf is dit € 45,95
 
1.6
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnennis voor een periode van 10 jaar wordt geheven
369,50
1.7
Voor het verlengen van het uitsluitende recht op een urnennis met een periode van 5 jaar wordt geheven
109,40
1.8
Voor het verlengen van het uitsluitende recht op een urnennis met een periode van 10 jaar wordt geheven
218,70
1.9
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnenkelder voor een periode van 10 jaar wordt geheven
500,60
1.10
Voor het verlengen van het uitsluitende recht op een urnenkelder voor een periode van 5 jaar wordt geheven
182,60
1.11
Voor het verlengen van het uitsluitende recht op een urnenkelder voor een periode van 10 jaar wordt geheven
364,90
 
Hoofdstuk 2 Begraven en bijzetting in een graf, nis of urnenkelder
2.1
Voor het begraven van een lijk van een per­soon van 7 jaar of ouder wordt
gehe­ven:
 
2.1.1
in een particulier graf of grafkelder
701,00
2.1.2
in een algemeen graf
350,25
2.2
Voor het begraven van een lijk van een kind bene­den 7 jaar wordt geheven:
 
2.2.1
in een particulier (kinder)graf of grafkelder
350,25
2.2.2
in een algemeen graf
174,30
2.3
Voor het bijzetten van een asbus in een nis wordt geheven per bijzetting
115,90
2.4
Voor het bijzetten van een asbus in een urnenkelder per bijzetting
115,90
2.5
Voor het bijzetten van een asbus in een particulier graf per bijzetting
185,45
2.6
Voor het begraven van een lijk of het bij­zetten in een particulier graf, nis of urnen-
kelder op de zaterdag tus­sen 9.00 uur en 12.00 uur, wordt het recht, bedoeld
in 2.1 tot en met 2.5 ver­hoogd met 50%.
 
2.7
Voor het be­gra­ven van een lijk of het bij­zet­ten in een particulier gr­af, nis of urnenkelder op an­dere tij­den dan van maan­dag tot en met vrij­dag
tus­sen 9.00 uur en 16.00 uur dan wel za­terdag tus­sen 9.00 uur en 12.00 uur, wordt het recht, bedoeld in 2.1 tot en met 2.5 ver­hoogd met 100%.
 
 
Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten van onderhoud
3.1
Voor het door of vanwege de ge­meente onderhou­den van de graf­ruimte
en de begraafplaats wordt gehe­ven:
 
3.1.1
Voor een algemeen graf: eenmalig bij uitgifte
381,10
3.1.2
Voor een particulier graf of grafkelder: eenmalig bij uitgifte. Een op de volgende wijze bere­kende som: € 125,35 verme­nigvuldigd met een conform de in onderdeel 3.4 beschre­ven wijze, berekende factor;
 
3.1.3
Voor een bestaand particulier graf of grafkelder: per jaar
127,25
3.1.4
Voor een voor onbepaalde tijd uitgegeven graf: per jaar
127,25
3.1.5
Voor een voor on­bepaalde tijd uit­gegeven graf, zonder enig ge­denkteken of graf­bedek­king: per jaar
63,90
3.1.6
Voor een urnennis: eenmalig bij uitgifte een op de volgende wijze berekende som € 63,90 vermenigvuldigd met een conform de in onderdeel 3.4 beschreven wijze, berekende factor.
 
3.1.7
Voor een urnenkelder: eenmalig bij uitgifte een op de volgende wijze berekende som: € 127,25 vermenigvuldigd met een conform de in onderdeel 3.4 beschreven wijze, berekende factor.
 
3.2
Indien meerdere grafruim­ten in gebruik zijn voor één graf of graf­kelder wordt slechts éénmaal het recht als be­doeld in on­der­deel 3.1 geheven. Voor de overige grafruimten in gebruik voor dat ene graf of die graf­kelder wordt het recht als be­doeld in on­derdeel 3.1 verminderd met 50%.
 
3.3
Het recht als be­doeld in onderdeel 3.1 blijft na de beëindiging van het uitsluitend recht op het graf of bij afstand van dit recht aan de gemeen­te verschuldigd tot het tijdstip waarop het graf ingevolge de wet geroerd mag worden. Hierbij wordt een ge­de­el­te van een jaar gerekend voor een vol jaar.
 
3.4
De rech­ten als bedoeld in onder­deel 3.1 tot en met 3.3 kunnen worden afge­kocht: voor be­paalde tijd, doch voor maximaal 20 jaar door vol­doening van een bedrag bere­kend door ver­me­nigvul­di­ging van het jaar­lijk­se be­las­ting­be­drag met een fac­tor over­een­kom­stig on­derstaande tabel. Dit komt overeen met een contante waardebere­kening waarbij de rente 4 % is.
 
Aantal jaren waarvoor wordt afgekocht
vermenigvuldigingsfactor
1.
0,96
2.
1,88
3.
2,77
4.
3,62
5.
4,45
6.
5,24
7.
6,00
8.
6,73
9.
7,43
10.
8,11
11.
8,76
12.
9,38
13
9,98
14.
10,56
15.
11,11
16.
11,65
17.
12,16
18.
12,65
19.
13,13
20.
13,59
3.5
Indien jaarlijks een betaling in de kosten van de begraafplaats verschuldigd is als bedoeld in 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 worden na de eerstvolgende bijzetting als bedoeld in hoofdstuk 2 in een grafruimte bedoeld in 3.1.3, 3.1.4 of 3.1.5 deze voor bepaalde tijd afgekocht gelijk aan de termijn van verleende rechten, maar niet langer dan 10 jaren, conform de berekening als in 3.4.
 
 
Hoofdstuk 4 Opgraven en ruimen
4.1
Voor het opgraven van een lijk of overblijfselen van een lijk wordt geheven
815,20
4.2
Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf wordt het recht als bedoeld in hoofdstuk 2 geheven.
 
4.3
Voor het na opgraven weer opnieuw begraven in hetzelfde graf wordt 25% van het recht als bedoeld in hoofdstuk 2 geheven.
 
4.4
Voor het na opgraven opnieuw begraven in een graf dat met het oog op de begraving van een ander lijk al geopend is, wordt 25% van het recht als
bedoeld in hoofdstuk 2 geheven.
 
4.5
Voor het ruimen van overblijfselen van lijken uit een graf of grafkelder op verzoek van de rechthebbende wordt geheven, per stoffelijk overschot
252,20
4.6
Voor het opgraven van een asbus op verzoek van de rechthebbende wordt geheven
150,50
 
Hoofdstuk 5 Overige heffingen
5.1
Voor het op verzoek van de rechthebbende afnemen en weer plaatsen van een gedenkte­ken en/of graf­bedekking wordt gehe­ven.
141,80
5.2
Voor het gebruik van de aula incl. het gebruik van de muziekinstallatie wordt geheven:
 
5.2.1
Voor de eer­ste 45 minu­ten;
249,00
5.2.2
Voor ieder vol­gend half uur.
123,90
5.3
Voor het doen bespelen van het orgel wordt ge­heven.
107,20
5.4
Voor een éénmalig te gebruiken houten grafbekisting.
508,80
5.5
Voor het doen plaatsen van een plaquette op gedenkplaats voor de periode van 10 jaar.
175,40
5.6
Voor het verlengen van de termijn op de gedenkplaats als bedoeld in 5.5 voor de periode van 5 jaar
87,70
5.7
Voor het verlengen van de termijn op de gedenkplaats Als bedoeld in 5.5 voor de periode van 10 jaar
175,40
 
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 november 2014 te Alkmaar.
 
De raad voornoemd,
 
P.M. Bruinooge, voorzitter.
drs. A.P.A. Koolen, griffier.
Naar boven