Verordening afvalstoffenheffing 2015
De raad van de gemeente Olst-Wijhe;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 oktober 2014;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
BESLUIT
Vast te stellen de volgende verordening:
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • 1.
    restafval: huishoudelijk afvalstoffen niet zijnde groente-, fruit-, tuinafval;
  • 2.
    container: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbakken, waaronder city-bins, onderverdeeld in de verschillende volumina;
  • 4.
    verzamelcontainer: de vanwege de gemeente geplaatste verzamelcontainers, die kunnen worden ontsloten door middel van chipkaarten;
  • 5.
    Gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
  • 2.
    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 3 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 5 Belastingjaar
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.
  • 2.
    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting, bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de, in hoofdstuk 1 van de tarieventabel genoemde, voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.
  • 5.
    Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel waarvoor hij belastingplichtig wordt op grond van deze verordening, in gebruik neemt.
Artikel 8 Termijnen van betaling
  • 1a.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, die worden opgelegd in het belastingjaar, waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 1b.
    In afwijking van het, eerste lid, letter a, moeten de aanslagen die worden opgelegd na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 1c.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die worden opgelegd 1 jaar na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 1d.
    In afwijking van het, eerste lid, letter c, moeten de aanslagen die worden opgelegd 2 jaar of meer na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 2.
    In afwijking in zoverre van het eerste lid, letter a en c, geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de 25e dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid letter a en c, worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 4.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9 Kwijtschelding
  • 1.
    Voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend tot een bedrag van maximaal € 112,00 per belastingjaar.
  • 2.
    Voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend tot een bedrag van maximaal € 82,89 per belastingjaar.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    De “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2014”, vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeente Olst-Wijhe van 16 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2015”.
 
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 10 november 2014.
 
Tarieventabel behorende bij de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2015
Algemeen
Hoofdstuk 1 Maatstaf en jaarlijks tarief afvalstoffenheffing
De belasting bedraagt per perceel per kalenderjaar € 112,00
Hoofdstuk 2 Maatstaven en ledigings- c.q. aanbiedingstarieven afvalstoffenheffing
  • 2.1.
    Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting per lediging van:
  • 2.1.1.
    een container van 240 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 9,21
  • 2.1.2.
    een container van 140 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 5,63
  • 2.1.3.
    een container van 80 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 3,45
  • 2.1.4.
    een container van 60 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 2,65
  • 2.1.5.
    een container van 40 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen € 2,10
  • 2.2.
    Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 worden, indien ten behoeve van een aantal percelen voor gezamenlijk gebruik één of meerdere containers in gebruik zijn gegeven, de in hoofdstuk 2.1 berekende bedragen in gelijke delen omgeslagen over de betreffende percelen.
  • 2.
    3 In afwijking van hoofdstuk 2.1 en onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op verzamelcontainers, per aanbieding van maximaal 40 liter restafval € 1,11.
Naar boven