Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Beek 2015.
 
 
De raad van de gemeente Beek
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 7 oktober 2014
Gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel c, van de Participatiewet;
Gezien het advies van de Commissie Inwonerszaken van 21 oktober 2014
Gezien het advies van de Clientenraad,
Besluit Vast te stellen de "Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Beek" 2015.
Artikel 1. Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt
ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 2. Adviesoordeel
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.
Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 6 maanden in aanmerking
komen voor een individuele studietoeslag.
Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag
  • 1.
    Een individuele studietoeslag bedraagt € 184,- (norm 2014)
  • 2.
    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig
het percentuele verschil tussen de gehuwdennorm van dat jaar en de
gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.
Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag
Een individuele studietoeslag wordt eenmalig als één bedrag uitbetaald.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 7. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Beek 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 30 oktober 2014
De griffier, De voorzitter,
 
Toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Beek
Algemene deel
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de
Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de
mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het
minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze
studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een
diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in
zijn mars heeft.
Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in
de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een
stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert
mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan
volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze
groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014,
33 161, nr. 125, p. 2).
De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere
bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele
studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een
inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet
in staat zijn het minimumloon te verdienen.
Verordeningsplicht
De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een
verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele
studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid,
onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking
hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele
studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).
Discretionairebevoegheid
Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid
van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de
voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele
studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in
beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een
studietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b,
eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op
grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.
Voorwaarden individuele studietoeslag
Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de
arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de
Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag.
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over
verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de
individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag
verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:
  • 18 jaar of ouder is;
  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering
    2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de
    Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de
    Participatiewet heeft; en
  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in
    staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel
    mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-
tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk
studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op
studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en
inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet
geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag
op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is
het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een
tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk
moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft,
bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij
een bepaalde opleiding te overleggen.
De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij
verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de
Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een
individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met
de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is
namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede
lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van
toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de
Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden
verstrekt in de vorm van een voorschot.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Indienen verzoek
Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen
als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft
personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
  • personen die algemene bijstand ontvangen;
  • personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35,
    vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de
    Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het
    inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten
    jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon
    in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is
    verleend;
  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;
  • personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de
    Algemene nabestaandenwet;
  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening
    oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening
    oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.
  • niet-uitkeringsgerechtigden.
Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een
individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).
Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals
genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt
verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde
lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend
(artikel 4:1 van de Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als
bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend,
bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan
middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien
als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een
schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de
aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de
dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2,
eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die
voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de
beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling
verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele
studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college
op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een
individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de
datum van de aanvraag:
  • 18 jaar of ouder is;
  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering
    2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de
    Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de
    Participatiewet heeft; en
  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in
    staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel
    mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Met betrekking tot het laatst genoemde criterium wint het college advies in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV. Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het
wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.
Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een
individuele studietoeslag (artikel 3 van deze verordening). Studeert een persoon na
die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b,
eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor
een individuele studietoeslag.
Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag
In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag
geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de
voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 184,- (norm 2014) en is afgeleid van de individuele inkomenstoeslag (bedrag per jaar gedeeld door 2, norm alleenstaande) gelet op het overeenkomstige karakter van de regelgeving.
Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor
een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een
individuele studietoeslag.
In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling
opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet
worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de
nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.
Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag
In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag
geregeld.
Eenmalige uitbetaling.
Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het
bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na 6 maanden kan een
persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt
uit artikel 3 van deze verordening.
Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b,
eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag
hier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een
individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon
geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op
uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien
uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.
Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele
studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die
datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de
verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de
verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.
Artikel 7. Citeertitel
In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.
Naar boven