Verordening Jeugdhulp Gemeente Tiel 2015
Artikel 1. Begripsbepalingen
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.1 van de wet wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
  • -
    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
  • -
    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
  • -
    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;
  • -
    overige voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is;
  • -
    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
  • -
    wet: Jeugdwet.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
  • 1.
    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:
    Basishulp:
    • -
      begeleiding en verzorging jeugdigen met verstandelijke beperking
    • -
      generalistische basis-ggz voor jeugdigen
    • -
      gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast
    • -
      gezinscoaching
    • -
      gezinsondersteuning
    • -
      jongerentrajecten
    • -
      ambulante opvoedhulp
    • -
      Informatie en (opvoed)advies
    • -
      Intensief casemanagement
    • -
      Jeugdgezondheidszorg maatwerkdeel
    • -
      Jongerencoaching en participatiebevordering
    • -
      Schoolmaatschappelijk werk;
    • -
      Voorlichting, cursussen en trainingen.
  • 2.
    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
    Specialistische hulp
    • -
      langdurige crisisopvang;
    • -
      forensische hulp;
    • -
      gesloten jeugdhulp;
    • -
      medische kinderdagbehandeling;
    • -
      pleegzorg
    • -
      residentiële hulp in vrijwillig kader
    • -
      residentiële hulp voor jeugdigen met verstandelijke beperkingen
    • -
      specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugd
    • -
      specialistische ggz voor jeugdigen
    • -
      verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking
    • -
      jeugdzorgplus;
    • -
      jeugdbescherming en jeugdreclassering.
  • 3.
    Het college stelt bij nadere regeling vast:
    • a.
      welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn;
    • b.
      wat de voorwaarden van toekenning van individuele voorzieningen zijn;
    • c.
      wat de afwegingsfactoren zijn bij de toekenning van individuele voorzieningen;
    • d.
      waar ouders van jeugdigen informatie over de toegang tot jeugdhulp kunnen verkrijgen.
Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
  • 1.
    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
  • 2.
    Het college stelt nadere regels over de wijze waarop een huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouders behandelen, het college in kennis stellen van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
Artikel 5. Inhoud beschikking
  • 1.
    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
  • 2.
    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
    • a.
      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
    • b.
      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
    • c.
      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en
    • d.
      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
  • 3.
    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
    • a.
      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
    • b.
      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
    • c.
      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze berekend is;
    • d.
      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
    • e.
      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
  • 4.
    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.
Artikel 6. Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)
  • 1.
    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
  • 2.
    De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.
  • 3.
    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
  • 4.
    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
  • 1.
    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
  • 2.
    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
    • a.
      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
    • b.
      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening in natura of op het pgb zijn aangewezen;
    • c.
      de individuele voorziening in natura of het pgb niet meer toereikend is te achten;
    • d.
      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening in natura of het pgb, of
    • e.
      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in natura of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
  • 3.
    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
  • 4.
    Een beslissing tot verstrekking van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
  • 5.
    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering 
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
  • a.
    de aard en omvang van de te verrichten taken;
  • b.
    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
  • c.
    een redelijke toeslag voor overheadkosten;
  • d.
    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
  • e.
    kosten voor bijscholing van het personeel.
Artikel 9. Vertrouwenspersoon
  • 1.
    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
  • 2.
    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 10. Klachtregeling
De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling treffen een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder of pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering conform artikelen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 van de Jeugdwet.
Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap
  • 1.
    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
  • 2.
    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
  • 3.
    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
  • 4.
    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Artikel 12. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.
Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2015.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tiel d.d. 15 oktober 2014

Naar boven