SAMENWERKINGSREGELING NOORD-VELUWE
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg,
besluit vast te stellen: de 15e wijziging van de samenwerkingsregeling Noord-Veluwe.
HOOFDSTUK I
BEGRIPSBEPALINGEN
ARTIKEL 1
  • 1.
    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
    • a.
      samenwerkingsverband: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, bedoeld in artikel 2 van deze regeling;
    • b.
      gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten, te weten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten;
    • c.
      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
  • 2.
    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk het samenwerkingsverband, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
HOOFDSTUK II
HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM
ARTIKEL 2
  • 1.
    Er is een openbaar lichaam, genaamd: "Regio Noord-Veluwe".
    Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Harderwijk.
  • 2.
    Het rechtsgebied van het openbaar lichaam omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
HOOFDSTUK III
BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
ARTIKEL 3
Het samenwerkingsverband heeft tot taak de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten te behartigen op het gebied van algemeen bestuurlijke aangelegenheden, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, zorg voor het milieu, sociaal-economische ontwikkeling, recreatie en toerisme, natuur en landschap, verkeer en vervoer, sociale zaken, arbeidsvoorziening, maatschappelijke zorg en welzijn, onderwijs en cultuur, personeelszaken, openbare orde en zedelijkheid, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband.
ARTIKEL 4
  • 1.
    De behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen omvat meer algemeen:
    • a.
      de bevordering van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten ter afstemming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleids- maatregelen;
    • b.
      de bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepalingen;
    • c.
      (vervallen)
    • d.
      het voeren van overleg met andere overheden en het vertegenwoordigen van de afzonderlijke deelnemende gemeenten, indien en voor zover deze daarom verzoeken dan wel daarmede instemmen;
    • e.
      het verrichten van onderzoek en het verzamelen van gegevens;
    • f.
      het geven van voorlichting inzake de belangenbehartiging in de ruimste zin door het samenwerkingsverband.
  • 2.
    De behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen omvat de volgende taken:
    • a.
      (vervallen)
    • b.
      (vervallen)
    • c.
      (vervallen)
    • d.
      de uitvoering van regionale taken op grond van de Wet geluidhinder;
    • e.
      (vervallen)
    • f.
      het planmatig stimuleren en begeleiden van de sociaal-economische ontwikkelingen en de werkgelegenheid in het gebied;
    • g.
      de begeleiding en coördinatie van het regionaal volkshuisvestingsbeleid van de gemeenten, waaronder begrepen de regionale woningbouwprogram- mering;
    • h.
      het planmatig stimuleren en begeleiden van de toeristisch-recreatieve ontwikkelingen in het gebied;
    • i.
      (vervallen)
    • j.
      (vervallen)
    • k.
      de instandhouding van een dienst sociale werkvoorziening;
    • l.
      het planmatig stimuleren, begeleiden en coördineren van ontwikkelingen op het gebied van afvalstoffenverwerking;
    • m.
      het planmatig stimuleren, begeleiden en coördineren van het arbeidsmarkt- beleid;
    • n.
      het instandhouden en coördineren van de onderlinge samenwerking van de deelnemende gemeenten bij de milieuhygiënische taakuitoefening en de verdeling van de door het rijk en de provincie aan het samenwerkingsverband toegekende algemene en projectgebonden subsidies en structurele financieringsstromen en de daaruit voortvloeiende rapportages;
    • o.
      het coördineren en afstemmen van activiteiten op het terrein van de volwasseneneducatie;
    • p.
      het budgethouderschap voor de woninggebonden subsidies;
    • q.
      de uitvoering van bijzondere controle ter opsporing van misbruik en fraude in de sociale zekerheid, voorzover deze uitvoering is opgedragen aan de gemeenten;
    • r.
      (vervallen)
    • s.
      (vervallen)
    • t.
      het toezicht op de stichting primair Openbaar onderwijs Noord-Veluwe,
      zulks onder de navolgende bepalingen:
  • 1.
    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de bestuursleden van de stichting.
  • 2.
    Het algemeen bestuur dient goedkeuring te verlenen aan de begroting en de jaarrekening voordat het bestuur van de stichting die kan vaststellen.
  • 3.
    Het algemeen bestuur dient goedkeuring te verlenen aan iedere wijziging van de statuten van de stichting.
  • 4.
    Het bestuur van de stichting brengt jaarlijks aan het algemeen bestuur verslag uit van zijn werkzaamheden, waarbij het in ieder geval aandacht besteedt aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Laat het bestuur dat na, dan kan het algemeen bestuur gebruik maken van zijn bevoegdheid genoemd onder 5.
  • 5.
    Het algemeen bestuur kan in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur van de stichting, of functioneren in strijd met de wet, zelf in het schoolbestuur voorzien.
    • u.
      de instandhouding van een Regionaal Bureau Leerlingzaken, dat belast is
      met de uitoefening van de door de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten
      overgedragen taken en bevoegdheden ingevolge de Leerplichtwet 1969 en
      ingevolge de wettelijke bepalingen inzake de Regionale Meld- en
      Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, zulks onder de volgende
      voorwaarden:
  • 1.
    de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten leggen in een delegatiebesluit vast welke bevoegdheden zij overdragen aan Regio Noord-Veluwe;
  • 2.
    het dagelijks bestuur van Regio Noord-Veluwe en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten leggen in een uitvoeringsovereenkomst die onderwerpen vast die zij noodzakelijk achten, bv. inzake de organisatiestructuur.
ARTIKEL 5
  • 1.
    Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 4, tweede lid genoemde taken komen aan de bestuursorganen van het samenwerkingsverband de daarop betrekking hebbende bevoegdheden toe, zoals die voortvloeien uit de Wet geluidhinder, de Wet personenvervoer, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet voorzieningen gezondheidszorg, de Arbeidsvoorzieningswet, de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, Het Besluit Woninggebonden Subsidies en zoals die daarvoor bij of krachtens die wetten aan de gemeentebesturen zijn of worden toegekend. Deze en de overige bevoegdheden zijn omschreven in de op grond van:
    • -
      de "gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe", aangegaan in 1972 als gemeenschappelijke regeling Gewest Noordwest-Veluwe en gewijzigd in 1979 in gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe;
    • -
      de "gemeenschappelijke regeling Sociale Werkvoorziening Noordwest- Veluwe", aangegaan in 1970 en laatstelijk gewijzigd in 1985;
      genomen taakoverdrachtsbesluiten van de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten, de hieraan ten grondslag liggende door de algemene besturen van genoemde gemeenschappelijke regelingen vastgestelde rapporten en besluiten dan wel de ter uitvoering hiervan door de algemene besturen vastgestelde besluiten en verordeningen.
  • 2.
    Het Algemeen Bestuur kan, als feitelijk met de uitvoering van de taken in het kader van de sociale werkvoorziening belast orgaan, een private rechtspersoon aanwijzen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet sociale werkvoorziening. Het Algemeen Bestuur stelt daartoe een aanwijzingsbesluit op.
  • 3.
    De deelnemende gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die de bestuursorganen van het samenwerkingsverband nemen in verband met de uitoefening van de aan hen toegekende bevoegdheden.
  • 4.
    Indien een deelnemende gemeente naar het oordeel van een bestuursorgaan, bedoeld in het derde lid, de in dat lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het bestuursorgaan namens en ten laste van de betrokken deelnemende gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.
  • 5.
    Alvorens over te gaan tot toepassing van het vierde lid, wordt het bestuur van de betrokken deelnemende gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.
HOOFDSTUK IV
HET ALGEMEEN BESTUUR
Par. 1. DE SAMENSTELLING
ARTIKEL 6
  • 1.
    Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden van het college van burgemeester en wethouders van elke deelnemende gemeente, door dat college aan te wijzen, alsmede de burgemeester van de deelnemende gemeente met de meeste inwoners, als onafhankelijk voorzitter
  • 2.
    Het college van elke deelnemende gemeente wijst uit zijn midden tevens een plaatsvervanger aan voor het lid van het algemeen bestuur dat geen zitting heeft in het dagelijks bestuur.
  • 3.
    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente of het samenwerkingsverband, met uitzondering van onderwijzend personeel. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidscontract naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
ARTIKEL 7
  • 1.
    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.
  • 2.
    De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen zo mogelijk in de eerste vergadering van elke nieuwe zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.
  • 3.
    Indien een college niet kan voldoen aan het in het tweede lid bepaalde, blijven de aangewezen leden - zolang zij burgemeester of wethouder van de betreffende gemeente zijn - als zodanig fungeren, totdat dat college in hun opvolging heeft voorzien.
  • 4.
    Het lid dat ophoudt lid van het college van een gemeente te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.
  • 5.
    Indien tussentijds een plaats van een lid in het algemeen bestuur beschikbaar komt, wijst het college dat het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering of, zo dit niet mogelijk mocht zijn, zo spoedig mogelijk daarna, een nieuw lid aan.
  • 6.
    Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur geven burgemeester en wethouders van de gemeenten binnen 14 dagen kennis aan het algemeen bestuur.
  • 7.
    Het algemeen bestuur kan vertegenwoordigers van andere dan aan de regeling deelnemende gemeenten, alsmede vertegenwoordigers van andere instellingen, toelaten tot de vergaderingen van het algemeen bestuur. In de vergaderingen kunnen zij van hun gevoelens ten aanzien van de te behandelen onderwerpen doen blijken.
ARTIKEL 8
  • 1.
    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het ontslag wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan het college dat het lid heeft aangewezen.
  • 2.
    Een lid dat ontslag heeft genomen anders dan op grond van artikel 7, vierde lid, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.
Par. 2. DE WERKWIJZE VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
ARTIKEL 9
  • 1.
    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.
  • 2.
    Voorzover in deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van het algemeen bestuur genomen met meerderheid van stemmen.
  • 3.
    Het bepaalde in artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter geschiedt door de burgemeesters van de gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze. De voorzitter draagt er voorts zorg voor dat, spoedeisende gevallen uitgezonderd, het tijdstip en de plaats van de vergadering in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in het werkgebied van het samenwerkingsverband worden verspreid, worden bekend gemaakt.
ARTIKEL 10
Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar.
De deuren worden gesloten, wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden het verzoekt of de voorzitter het noodzakelijk acht. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Het bepaalde in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing.
ARTIKEL 11
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
  • 2.
    Een exemplaar van het reglement van orde wordt ter kennisneming toegezonden aan Gedeputeerde Staten en aan de raden van de deelnemende gemeenten.
ARTIKEL 12
De artikelen 20; 22; 26, eerste lid; 28, eerste, tweede en derde lid; 29 tot en met 32, van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij het reglement van orde, bedoeld in artikel 11, anders bepaalt.
Par. 3. DE BEVOEGDHEDEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
ARTIKEL 13
Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK V
HET DAGELIJKS BESTUUR
Par. 1. DE SAMENSTELLING VAN HET DAGELIJKS BESTUUR
ARTIKEL 14
  • 1.
    Het dagelijks bestuur bestaat uit een aantal leden, dat gelijk is aan het aantal deelnemende gemeenten, alsmede uit een onafhankelijk voorzitter.
  • 2.
    De leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen bestuur uit zijn midden benoemd, met dien verstande dat elk der deelnemende gemeenten in het dagelijks bestuur is vertegenwoordigd met een lid.
  • 3.
    Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van verhindering of ontstentenis, worden vervangen door een daartoe door het college aangewezen ander lid van dat college.
ARTIKEL 15
  • 1.
    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur eindigt. Zij zijn terstond herbenoembaar.
  • 2.
    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan stelt het algemeen bestuur het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uit, totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur wederom zal zijn bezet, doch voor niet langer dan drie maanden.
  • 3.
    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde zijn ontslag nemen.
  • 4.
    Degene, die als lid van het dagelijks bestuur ontslag heeft genomen of overeenkomstig het in het eerste lid bepaalde moet aftreden, blijft de functie waarnemen, totdat de opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.
  • 5.
    Degene, die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.
  • 6.
    Indien er sprake is van langdurige verhindering van een lid, hetgeen ter beoordeling staat van het algemeen bestuur, wijst het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aan.
Par. 2. DE WERKWIJZE VAN HET DAGELIJKS BESTUUR
ARTIKEL 16
  • 1.
    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.
  • 2.
    De artikelen 28, eerste, tweede en derde lid, 29, 30, 56 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 3.
    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden.
    Deze taakverdeling geschiedt op een zodanige wijze, dat voor ieder onderdeel van de taak een plaatsvervanger wordt aangewezen. Deze taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.
Par. 3. DE BEVOEGDHEDEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR
ARTIKEL 17
Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
  • a.
    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;
  • b.
    het voorstaan van de belangen van het samenwerkingsverband bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen waarmee contact voor het samenwerkingsverband van belang is;
  • c.
    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
  • d.
    de coördinatie van de werkzaamheden van de commissies als bedoeld in de artikelen 23 en 24 van deze regeling, ter bevordering en bewaking van de eenheid van het bestuur;
  • e.
    het beheer van de vermogenswaarden;
  • f.
    de zorg, voorzover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding;
  • g.
    het houden van een gedurig toezicht op al wat het samenwerkingsverband aangaat;
  • h.
    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;
  • i.
    de uitvoering van de voor het personeel van het samenwerkingsverband geldende rechtspositieregelingen, één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 34 van deze regeling;
  • j.
    het doen van een beroep, zo nodig, op ambtelijke bijstand van één of meer gemeenten.
HOOFDSTUK VI
DE VOORZITTER
ARTIKEL 18
  • 1.
    Als onafhankelijk voorzitter van het samenwerkingsverband wijst het algemeen bestuur uit zijn midden de burgemeester van de deelnemende gemeente met de meeste inwoners aan.
  • 2.
    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat bestuur aan te wijzen.
  • 3.
    Het voorzitterschap eindigt, indien betrokkene ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn. Het algemeen bestuur voorziet ten spoedigste in de vervanging.
  • 4.
    De voorzitter van het samenwerkingsverband is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
ARTIKEL 19
  • 1.
    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
  • 2.
    De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.
  • 3.
    De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsverband is betrokken, wordt hij vervangen overeenkomstig het in artikel 18, tweede lid, bepaalde.
    Hij die bevoegd is het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.
  • 4.
    Het bepaalde in artikel 15 van deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.
HOOFDSTUK VII
INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING
Par. 1. RELATIES DAGELIJKS BESTUUR - ALGEMEEN BESTUUR
ARTIKEL 20
  • 1.
    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur op een nader in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.
  • 2.
    Zij geven - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, op een nader in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.
  • 3.
    De leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter inbegrepen, kunnen door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien deze leden het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Par. 2. RELATIES BESTUUR - RADEN VAN DE GEMEENTEN
ARTIKEL 21
  • 1.
    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd, op een nader bij verordening door het algemeen bestuur te bepalen wijze.
  • 2.
    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is op een nader bij verordening door het algemeen bestuur te bepalen wijze.
Par. 3. RELATIES LEDEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR - GEMEENTEN.
ARTIKEL 22
  • 1.
    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college van zijn gemeente alle inlichtingen die door dat college, of door één of meer leden daarvan, worden verlangd, op een door het college van die gemeente te bepalen wijze.
  • 2.
    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft aangewezen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
    Het college dat hem heeft aangewezen bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden.
  • 3.
    Het college dat een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid om dit door hem aangewezen lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.
  • 4.
    Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de onafhankelijk voorzitter.
HOOFDSTUK VIII
COMMISSIES
ARTIKEL 23
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan commissies van advies ten behoeve van dit orgaan instellen. Het regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze. Artikel 94 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 2.
    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van hun bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.
  • 3.
    De voorzitter van een commissie als in het tweede lid bedoeld, is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort. Hij heeft in de commissie een adviserende stem. De commissie dient het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging van advies met betrekking tot de belangen waarvoor zij is ingesteld.
ARTIKEL 24
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.
  • 2.
    Het algemeen bestuur gaat niet over tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    Bij de instelling regelt het algemeen bestuur in elk geval:
    • a.
      de samenstelling;
    • b.
      de bevoegdheid;
    • c.
      de werkwijze;
    • d.
      de openbaarheid van vergaderingen;
    • e.
      de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten alsmede de informatie aan en het overleg met de deelnemende gemeenten;
    • f.
      het toezicht van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;
    • g.
      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;
    • h.
      de verantwoording aan het algemeen bestuur.
  • 4.
    De voorzitter van de commissie is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort.
  • 5.
    Een commissie als bedoeld in dit artikel wordt in elk geval ingesteld voor de uitoefening van bestuursbevoegdheden in het kader van de taak sociale werkvoorziening.
  • 6.
    Artikel 94 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 7.
    De bevoegdheid tot het uitoefenen van rechten op aandelen van een private rechtspersoon, als bedoeld in artikel 5, tweede lid, kan worden overgedragen aan de commissie bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.
HOOFDSTUK IX
PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG
ARTIKEL 25
  • 1.
    Het dagelijks bestuur kan, ter voorbereiding van besluiten, adviezen of standpunten, overgaan tot het instellen van overleg met de betreffende portefeuillehouders van de gemeenten aangaande één of meer belangen, genoemd in artikel 3 van deze regeling.
  • 2.
    Een dergelijk portefeuillehoudersoverleg bestaat uit de leden van de colleges van burgemeester en wethouders tot wier portefeuille het desbetreffende onderwerp of belang behoort.
  • 3.
    De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort.
HOOFDSTUK X
UITOEFENING BEVOEGDHEDEN DOOR NIET-DEELNEMENDE GEMEENTEN
ARTIKEL 26
  • 1.
    Het college van een gemeente die geen deel uitmaakt van deze regeling, kan het algemeen bestuur verzoeken deel te nemen aan een bepaalde door het samenwerkingsverband uit te voeren taak, indien dit in verband met de aard van het te behartigen belang of in verband met de schaal waarop dit belang behartigd moet worden, bijzonder aangewezen is.
  • 2.
    De betrokken gemeente heeft alle rechten en verplichtingen als de gemeenten die deel uitmaken van de regeling, voorzover deze betrekking hebben op de overgedragen taak.
  • 3.
    De regels met betrekking tot toetreding, uittreding, wijziging en beëindiging zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK XI
DIENSTONDERDEEL
ARTIKEL 27
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt ten aanzien van de in artikel 4, tweede lid, onder k, genoemde overgedragen taak een zelfstandig dienstonderdeel in.
  • 2.
    Voor het in het eerste lid bedoelde dienstonderdeel wordt door het algemeen bestuur een afzonderlijke begroting vastgesteld.
    De bepalingen van deze regeling betreffende de begroting van het openbaar lichaam zijn van overeenkomstige toepassing op de begroting van het dienstonderdeel.
  • 3.
    Aan het algemeen bestuur wordt, onder overlegging van een jaarrekening en jaarverslag, verantwoording afgelegd over het gevoerde beheer binnen het dienstonderdeel als bedoeld in het eerste lid.
    De bepalingen van deze regeling betreffende de vaststelling van de jaarrekening van het openbaar lichaam zijn van overeenkomstige toepassing op de jaarrekening van het dienstonderdeel.
HOOFDSTUK XII
VERGOEDINGEN
ARTIKEL 28
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen voor de leden van het algemeen bestuur, de voorzitter, de leden van het dagelijks bestuur en de leden van commissies als bedoeld in de artikelen 23 en 24.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan bij verordening een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen toekennen aan de leden van een commissie als bedoeld in artikel 23, voorzover zij niet zijn burgemeester, wethouder, of lid van de raad van een deelnemende gemeente.
  • 3.
    Het algemeen bestuur kan bij verordening een vergoeding vaststellen voor de werkzaamheden van de in het eerste lid bedoelde personen, voorzover die niet de functie van wethouder, burgemeester of secretaris vervullen.
    De hoogte van de vergoeding staat in redelijk verhouding tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het gemeentebestuur, dan wel met de bezoldiging die hij ontvangt als secretaris.
  • 4.
    Artikel 99 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 5.
    Een verordening als bedoeld in dit artikel wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.
HOOFDSTUK XIII
HET AMBTELIJK APPARAAT
Par. 1. DE SECRETARIS
ARTIKEL 29
  • 1.
    Het algemeen bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. De secretaris wordt benoemd uit een door het dagelijks bestuur op te stellen voordracht van ten minste twee personen.
  • 2.
    De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
  • 3.
    Hij woont de vergadering bij van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur; in de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft hij een adviserende stem.
  • 4.
    De secretaris is hoofd van de ambtelijke organisatie van het samenwerkingsverband.
  • 5.
    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris bij zijn verhindering of ontstentenis.
  • 6.
    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.
ARTIKEL 30
  • 1.
    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.
  • 2.
    Hij zorgt voor aantekening van het verhandelde in de vergaderingen van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de commissies.
  • 3.
    Alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.
  • 4.
    Op de secretaris is artikel 102 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Par. 2. HOOFDEN VAN DIENST
ARTIKEL 31
Vervallen.
ARTIKEL 32
Vervallen.
Par. 3. HET OVERIGE PERSONEEL
ARTIKEL 33
  • 1.
    Het dagelijks bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de overige ambtenaren van het samenwerkingsverband, alsmede van het personeel dat op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van het samenwerkingsverband.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de algemeen directeur van de dienst sociale werkvoorziening, op voordracht van de commissie bedoeld in artikel 24, lid 5.
Par. 4. RECHTSPOSITIE
ARTIKEL 34
  • 1.
    Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en de overige ambtenaren van het samenwerkingsverband, alsmede van het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929, de rechtspositie van de secretaris en de overige personeelsleden van het samenwerkingsverband, alsmede van het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Par. 5. ARCHIEFBEPALINGEN
ARTIKEL 35
  • 1.
    De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van de gemeenten, zijn van overeenkomstige toepassing op het samenwerkingsverband en de uitvoerende diensten.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden.
  • 3.
    Bij opheffing van het samenwerkingsverband of van één van de uitvoerende diensten worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Harderwijk.
HOOFDSTUK XIV
FINANCIELE BEPALINGEN
Par. 1. ALGEMEEN
ARTIKEL 36
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden van de algemene dienst.
  • 2.
    Ten aanzien van de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden van de algemene dienst is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een verzekering van eigendommen en gelden van het samenwerkingsverband.
  • 4.
    Het algemeen bestuur is bevoegd tot het heffen van rechten als bedoeld in artikel 219 van de Gemeentewet en rechten, waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.
Par. 2. DEKKING TEKORTEN
ARTIKEL 37
  • 1.
    Een nadelig saldo van baten en lasten over een boekjaar wordt - voorzover het niet op andere wijze kan worden gedekt - over de deelnemende gemeenten omgeslagen op basis van de aantallen inwoners per 1 januari van dat jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
  • 2.
    (vervallen)
  • 3.
    (vervallen)
  • 4.
    Een nadelig saldo van baten en lasten van de werkverbanden van de dienst sociale werkvoorziening wordt - voor zover het niet op andere wijze kan worden gedekt - omgeslagen over de woongemeenten van de werknemers welke zijn geplaatst in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, naar rato van het aantal werkdagen in het betreffende kalenderjaar. Bij de berekening van het nadelig saldo wordt rekening gehouden met een jaarlijks te bepalen aandeel van subsidie, dat betaalbaar wordt gesteld voor de sociale werkvoorziening.
    De kosten van bestuur en beheer van de dienst sociale werkvoorziening worden, na aftrek van de in rekening te brengen bijdrage aan niet deeluitmakende gemeenten van de regeling, omgeslagen over de deelnemende gemeenten naar rato van het aantal inwoners per gemeente op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
  • 5.
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden de kosten van de milieuhygiënische taakuitoefening voor wat betreft de technische dienstverlening op uurtarief doorberekend aan de afnemende gemeenten. Bij onderbezetting van deze technische dienstverlening staan de gemeenten elk voor een gelijk deel garant voor de ontbrekende uren.
  • 6.
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden de kosten van de bijzondere controle (bedoeld in artikel 4, lid 2, sub q), waaronder begrepen de personele- en huisvestingskosten, betaald door de deelnemende gemeenten, naar rato van de op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar bestaande verhouding tussen het aantal uitkeringsgerechtigden van een gemeente enerzijds en van alle deelnemende gemeenten tezamen anderzijds.
  • 7.
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden de kosten van de instandhouding van een Regionaal Bureau Leerlingzaken (bedoeld in artikel 4, lid 2, sub u), waaronder begrepen de personele- en huisvestingskosten, betaald door de deelnemende gemeenten, op basis van het aantal leerplichtige leerlingen.
Par. 3. DE BEGROTING
ARTIKEL 38
  • 1.
    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op. De ramingen in de ontwerpbegroting worden behoorlijk toegelicht. De ontwerpbegroting gaat vergezeld van ramingen voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur, daarin geadviseerd door de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten, zendt de ontwerpbegroting, vergezeld van een aanbiedingsbrief, waarin het voorgenomen beleid voor het komende begrotingsjaar in grote lijnen wordt uiteengezet, vóór 16 april van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de begroting moet dienen, toe aan de leden van het algemeen bestuur en aan de raden van de gemeenten.
    De raden kunnen gedurende zes weken na ontvangst van de ontwerpbegroting hun opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het dagelijks bestuur.
  • 3.
    In de ontwerpbegroting wordt aangegeven de naar raming door elke gemeente voor het komende begrotingsjaar verschuldigde bijdrage. Deze bijdrage wordt berekend zoals is aangegeven in artikel 37.
  • 4.
    De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in het derde lid bedoelde bijdrage.
  • 5.
    De ontwerpbegroting met de bijbehorende stukken wordt bij de gemeenten en het samenwerkingsverband voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het dagelijks bestuur doet van de nederlegging mededeling in één of meer dag- en nieuwsbladen, die in het gebied worden verspreid. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 6.
    Het dagelijks bestuur zendt de opmerkingen van de raden van de gemeenten, alsmede, indien deze opmerkingen het dagelijks bestuur daartoe aanleiding geven, een nota van wijzigingen, terstond na de in het tweede lid genoemde termijn, toe aan het algemeen bestuur.
  • 7.
    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor deze moet dienen. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten, onder toevoeging van de opmerkingen van de raden en de overwegingen van het algemeen bestuur ter zake.
  • 8.
    Terstond na de vaststelling van de begroting wordt hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan de raden van de gemeenten. Voorzover de vastgestelde begroting afwijkt van het aan hen toegezonden ontwerp, wordt de begroting ter kennisneming gezonden aan de raden van de gemeenten. De raden kunnen Gedeputeerde Staten binnen zes weken na toezending van de vastgestelde begroting van hun gevoelen omtrent de vastgestelde begroting doen blijken.
  • 9.
    De artikelen 189, lid 4 en 208 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL 39
  • 1.
    Alvorens een begrotingswijziging door het algemeen bestuur wordt vastgesteld zendt het dagelijks bestuur, daarin geadviseerd door de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten, het ontwerp daarvan, voorzien van een behoorlijke toelichting en een raming van de door elke gemeente verschuldigde bijdrage, toe aan de raden van de gemeenten en aan de leden van het algemeen bestuur. Het bepaalde in het vierde lid van artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.
  • 2.
    De raden van de gemeenten kunnen het dagelijks bestuur gedurende zes weken na ontvangst van het ontwerp van hun gevoelen doen blijken.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur brengt de opmerkingen van de raden ter kennis van het algemeen bestuur en dient zonodig een gewijzigd ontwerp in.
  • 4.
    Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde begrotingswijziging binnen twee weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten onder toevoeging van de opmerkingen van de raden en de overwegingen van het algemeen bestuur ter zake.
    Het bepaalde in het achtste lid van artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.
  • 5.
    Het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Par. 4. DE JAARREKENING
ARTIKEL 40
  • 1.
    De daartoe door het algemeen bestuur aangewezen functionaris dient de jaarrekening over het afgelopen jaar vóór 1 maart in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur, daarin geadviseerd door de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten, zendt de jaarrekening na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de overeenkomstig het bepaalde in artikel 36, tweede lid, aangewezen deskundige en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks vóór 16 april aan het algemeen bestuur en ter kennisneming aan de raden van de gemeenten.
  • 2.
    De jaarrekening wordt met de overige in het eerste lid bedoelde stukken overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, vijfde lid, voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld.
  • 3.
    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening zonder uitstel en stelt haar vast vóór 1 juli volgende op het jaar, waarop deze betrekking heeft.
  • 4.
    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening met de bijbehorende stukken binnen twee weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten.
  • 5.
    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast het besluit tot vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.
  • 6.
    In de rekening wordt het door elk der gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.
  • 7.
    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 38, derde lid, betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats terstond na de in het derde lid bedoelde vaststelling van de jaarrekening.
Par. 5. GARANTIE
ARTIKEL 41
  • 1.
    De deelnemende gemeenten zijn gezamenlijk garant voor de richtige betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de door het samenwerkingsverband gesloten en af te sluiten kasgeldleningen, langlopende leningen en in rekening-courant opgenomen kredieten, voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is of wordt gegeven.
  • 2.
    Het in het eerste lid bedoelde garant zijn door de deelnemende gemeenten geschiedt volgens de verdeelsleutel van artikel 37 met dien verstande dat uitgegaan wordt van 1 januari van het jaar waarin de verplichting tot het nakomen van de garantie in feite van kracht is geworden.
  • 3.
    De deelnemende gemeenten doen ter zake van de in dit artikel bedoelde garantie afstand van de door de wet aan borgen toegekende of nog toe te kennen voorrechten ten behoeve van geldschieters.
HOOFDSTUK XV
TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Par. 1. TOETREDING
ARTIKEL 42
  • 1.
    De toetreding door andere gemeenten kan plaatsvinden wanneer blijkt dat de colleges van ten minste twee derde der gemeenten daarmee instemmen.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding. Aan de toetreding door andere gemeenten kunnen voorwaarden worden verbonden.
  • 3.
    De toetreding gaat in op dezelfde dag als die waarop de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
Par. 2. UITTREDING
ARTIKEL 43
  • 1.
    Een gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur en de colleges van het daartoe strekkende besluit van de gemeente, waarin de gevolgen als bedoeld in het tweede lid worden aanvaard.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.
  • 3.
    Tenzij het algemeen bestuur anders besluit, kan uittreding slechts plaatsvinden per 1 januari van het tweede jaar volgend op dat waarin de voor de uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
ARTIKEL 44
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan al dan niet op verzoek van één of meer deelnemende gemeenten of toetredende gemeenten besluiten dat deze voor een nader te bepalen termijn zijn vrijgesteld van één of meer uit de regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan besluiten dat een uittredende gemeente gedurende een nader te bepalen termijn de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen dient na te komen.
Par. 3. WIJZIGING EN BEPERKTE DEELNAME AAN NIEUWE TAKEN
ARTIKEL 45
  • 1.
    Zowel het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband als het college van een gemeente kan voorstellen doen tot wijziging van de regeling.
  • 2.
    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de colleges.
  • 3.
    Een wijziging met betrekking tot de in artikel 4, tweede lid, genoemde taken en de in artikel 5 genoemde bevoegdheden is tot stand gekomen, wanneer blijkt dat de colleges tot deze wijziging hebben besloten.
  • 4.
    Een wijziging is voor het overige tot stand gekomen, wanneer blijkt dat ten minste twee derde van het aantal colleges tot deze wijziging hebben besloten.
  • 5.
    Het dagelijks bestuur doet van de tot stand gekomen wijziging onverwijld mededeling aan de colleges van de gemeenten.
  • 6.
    Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de wijziging tot stand is gekomen en het besluit tot wijziging door het dagelijks bestuur is bekend gemaakt, tenzij het wijzigingsbesluit een latere datum van ingang bevat.
  • 7.
    Het college van een gemeente die van mening is, dat door een besluit tot wijziging van de regeling de belangen van die gemeente ernstig zullen worden geschaad, kan binnen twee maanden na de in het vijfde lid bedoelde mededeling over zijn bezwaren de zienswijze van Gedeputeerde Staten vragen. Gedeputeerde Staten delen hun zienswijze mee aan het algemeen bestuur en aan de raad van de betrokken gemeente.
ARTIKEL 46
  • 1.
    Indien een wijziging van de regeling tot strekking heeft om een nieuwe taak toe te voegen aan de opsomming van taken, met de uitvoering waarvan het samenwerkingsverband ingevolge het bepaalde in artikel 4, tweede lid, is belast, kan in afwijking van het bepaalde in het derde lid van artikel 45 worden bepaald, dat een gemeente op diens verzoek wordt vrijgesteld van deelname aan deze nieuwe taak.
  • 2.
    Van het besluit tot het verlenen van vrijstelling wordt aantekening gemaakt bij de opsomming van de uitvoerende taak in artikel 4, tweede lid.
Par. 4. OPHEFFING
ARTIKEL 47
  • 1.
    De regeling wordt opgeheven wanneer blijkt dat ten minste twee derde van het aantal colleges tot deze opheffing hebben besloten.
  • 2.
    De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarop het
    besluit tot opheffing door het dagelijks bestuur is bekend gemaakt, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum van ingang bevat.
  • 3.
    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
  • 4.
    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de gemeenten gehoord, vastgesteld. Het wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten.
  • 5.
    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.
  • 6.
    Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.
  • 7.
    Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie. Zo nodig blijven de organen van het samenwerkingsverband ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.
HOOFDSTUK XVI
GESCHILLENREGELING
ARTIKEL 48
  • 1.
    Alvorens ten aanzien van een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur benoemt deze commissie in overleg met de betrokken gemeente of gemeenten.
  • 3.
    De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen alsnog tot overeenstemming te brengen en brengt aan partijen advies uit.
HOOFDSTUK XVII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 49
  • 1.
    Het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk zendt deze regeling op verzoek van het dagelijks bestuur aan Gedeputeerde Staten.
  • 2.
    De colleges van burgemeester en wethouders dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.
  • 3.
    De colleges van burgemeester en wethouders dragen zorg voor opname van de regeling in het register als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
  • 4.
    Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
ARTIKEL 50
  • 1.
    Deze regeling treedt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in werking op 1 januari 1988, dan wel bij het verstrijken van die datum met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de regeling is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
  • 2.
    Zij geldt voor onbepaalde tijd.
  • 3.
    Besluiten, van welke aard ook, door de bestuursorganen van de respectievelijke gemeenschappelijke regelingen en de gemeenten genomen krachtens:
    • -
      de "gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe", aangegaan in 1972 als gemeenschappelijke regeling Gewest Noordwest-Veluwe en gewijzigd in 1979 in gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe;
    • -
      de "gemeenschappelijke regeling Sociale Werkvoorziening Noordwest- Veluwe", aangegaan in 1970 en laatstelijk gewijzigd in 1985;
      worden geacht te zijn besluiten overeenkomstig deze regeling. Zij blijven in stand totdat zij door andere zijn vervangen c.q. zijn vervallen.
  • 4.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 6, tweede lid, is tot aan de nieuwe zittingsperiode van de raden in 1990 met betrekking tot het aantal leden van het algemeen bestuur de bepaling van kracht dat het algemeen bestuur bestaat uit:
    • a.
      de door de raden der deelnemende gemeenten uit hun midden benoemde leden, te weten: een vierde gedeelte van het totaal zijner leden, met dien verstande dat zo een vierde gedeelte geen afgerond aantal personen oplevert, breuken beneden 1/2 worden verwaarloosd en breuken van 1/2 en meer voor één worden gerekend;
    • b.
      de door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten uit hun midden benoemde leden, te weten: uit elke deelnemende gemeente één lid.
  • 5.
    Leden van het algemeen bestuur worden, bij inwerkingtreding van deze regeling, geacht te zijn de laatstelijk als zodanig aangewezen leden van het algemeen bestuur van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe.
  • 6.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 37, tweede lid, wordt in het jaar van inwerkingtreding van deze regeling het nadelig saldo als bedoeld in artikel 37, tweede lid, voor tweederde deel verdeeld over de deelnemende gemeenten naar rato van het aantal inwoners van elke gemeente per 1 januari van dat jaar. In het daarop volgende tweede jaar wordt het nadelig saldo voor eenderde deel verdeeld naar rato van het aantal inwoners per 1 januari van het betreffende jaar, waarna verdeling volgens artikel 37, tweede lid, wordt toegepast.
ARTIKEL 51
Deze regeling kan worden aangehaald als Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe.
Wijzigingen Samenwerkingsregeling Noord -Veluwe.
Samenwerkingsregeling goedgekeurd door G.S., d.d. 20-10-1987.
  • 1.
    Eerste wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 30-10-1989.
    Betreft: -integratie taak sociale werkvoorziening;
    • -
      deelname andere dan ISV-gemeenten aan één of meer taken van het samenwerkingsverband.
  • 2.
    Tweede wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 18-12-1990.
    Betreft: -integratie arbeidsvoorzieningsbeleid.
  • 3.
    Derde wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 18-12-1990.
    Betreft: -integratie taak milieusamenwerking.
  • 4.
    Vierde wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 22-12-1992.
    Betreft: -naamswijziging BaGD in GGD;
    • -
      opnemen kostenverdeelsleutel milieuhygiënische taakuitoefening;
    • -
      integratie taak volwasseneneducatie;
    • -
      integratie taak budgethouderschap woninggebonden subsidies;
    • -
      wijziging regionale toetsingscommissie in toetsingscommissie additioneel werk;
    • -
      invoeren mogelijkheid delegatie aan het dagelijks bestuur van bevoegd- heid tot benoemen diensthoofden.
  • 5.
    Vijfde wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 26-5-1994.
    Betreft: -integratie taak bijzondere controle;
    • -
      wijziging archiefbepaling.
  • 6.
    Zesde wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 26-6-1995.
    Betreft: -integratie taak geneeskundige hulpverlening bij grootschalige onge- vallen en rampen;
    • -
      aanpassing tekst aan (wijzigingen van) Algemene wet bestuursrecht, Gemeentewet en Wet gemeenschappelijke regelingen.
  • 7.
    Zevende wijziging, goedgekeurd door G.S. d.d. 18-4-1997.
    Betreft: -wijziging omschrijving taak volwasseneneducatie.
  • 8.
    Achtste wijziging, goedgekeurd door G.S., d.d. 12-8-2002.
    Betreft: -aanpassing tekst aan uitkomsten reorganisatieproject ISV2000;
    • -
      integratie taak arbeidsmarktbeleid;
    • -
      integratie taak terugdringen voortijdig schoolverlaten.
  • 9.
    Negende wijziging, goedgekeurd door G.S., d.d. 27-11-2003.
    Betreft: -aanvullen regeling met de namen van de deelnemende gemeenten;
    • -
      integratie taak toezicht op Stichting Openbaar Primair Onderwijs Noordwest-Veluwe.
  • 10.
    Tiende wijziging, goedgekeurd door G.S., d.d. 25-3-2004.
    Betreft: -aanpassen van de regeling in verband met privatisering dienst sociale werk- voorziening;
    • -
      schrappen taken regionale brandweer, hulpverlening, centrale post ambu- lancevervoer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, in verband met opschaling naar Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
  • 11.
    Elfde wijziging, inwerking getreden d.d. 1-4-2008.
    Betreft: -schrappen GGD-taken;
    • -
      doorvoeren van wijzigingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen;
    • -
      naamswijziging.
  • 12.
    Twaalfde wijziging, inwerking getreden d.d. 1-11-2008.
    Betreft: -schrappen RMC-taak;
    • -
      integratie taak Regionaal Bureau Leerlingzaken, houdende leerplicht- en
      RMC-taken;
    • -
      toetreden gemeente Zeewolde tot taak RBL.
  • 13.
    Dertiende wijziging, inwerking getreden d.d. 1-11-2010.
    Betreft: -opnemen correcte naam van de stichting prOo;
    • -
      schrappen vrijstelling gemeente Oldebroek inzake deelname aan taak
      uitvoering Leerplichtwet;
    • -
      terugbrengen aantal raadsleden per gemeente in het algemeen bestuur van
      twee naar één en invoeren van een raadslid/plaatsvervanger;
    • -
      toetreden gemeenten Epe en Heerde tot taak toezicht op stichting prOo.
  • 14.
    Veertiende wijziging, inwerking getreden d.d.
    Betreft: schrappen taak artikel 4, lid 2, sub t: stichting Proo.
  • 15.
    Vijftiende wijziging, inwerking getreden d.d.
    Betreft: -ombouwen regeling van raads-, college- en burgemeestersregeling naar
    collegeregeling;
    • -
      beleggen voorzitterschap bij de burgemeester van de gemeente met de meeste inwoners.
       
Artikelsgewijze toelichting op de Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe
Artikel 3
Dit artikel noemt de beleidsterreinen waarop kan worden samengewerkt of waarover overleg in RNV-verband zou kunnen plaatsvinden; artikel 4 vermeldt de concrete taken en in artikel 5 worden vervolgens expliciet de bevoegdheden die het samenwerkingsverband toekomen omschreven. De nadruk ligt in artikel 3 op de term ‘gemeenschappelijke belangen’. De omschrijving van de belangen is zo ruim mogelijk gehouden. Dit teneinde overleg of een taakuitoefening op het gebied van bepaalde beleidsterreinen niet uit te sluiten voor de toekomst. De beperking geldt daarbij dat de belangenbehartiging slechts geschiedt voor zover de deelnemende gemeenten op dat terrein aan het samenwerkingsverband taken hebben opgedragen.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van artikel 3 om aan te geven dat een concrete taakuitoefening op alle genoemde beleidsterreinen wenselijk zou zijn en nog minder dat het samenwerkingsverband actief zou willen streven naar overname van taken die op één of meer genoemde beleidsterreinen reeds door andere instanties worden verricht.
Artikel 4
Dit artikel bevat de opsomming van de feitelijke werkzaamheden van het samenwerkings- verband. Het eerste lid omschrijft algemene taken van het samenwerkingsverband als overlegplatform, alsmede een aantal bestuurlijke taken. In het tweede lid zijn de concrete uitvoerende taken genoemd. In de loop van de jaren zijn de meeste wettelijke taken uit de samenwerkingsregeling verdwenen, zoals regionale brandweer, centrale post ambulance- vervoer, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en GGD.
Uitgangspunt is dat er zes regiogemeenten zijn, die deelnemen aan alle taken die staan opgesomd in lid 2. Hierop zijn enkele uitzonderingen.
Op basis van artikel 26 kunnen andere gemeenten deelnemen aan een bepaalde taak.
De gemeente Nijkerk neemt formeel deel aan de samenwerkingsregeling voor de taak sub k (sociale werkvoorziening). Die gemeente levert daartoe een lid in het algemeen bestuur en een lid in de bestuurscommissie van de dienst sociale werkvoorziening (DSW).
De gemeente Heerde neemt deel aan de taak sub q (bijzondere controle), zonder daartoe leden in algemeen en dagelijks bestuur te leveren.
De gemeente Zeewolde neemt formeel deel aan de samenwerkingsregeling voor de taak sub u (RBL; twaalfde wijziging). Die gemeente levert daartoe een lid in het algemeen bestuur en een lid in het dagelijks bestuur.
De gemeenten Epe en Heerde nemen formeel deel aan de samenwerkingsregeling voor de taak sub t (toezicht op de stichting prOo; dertiende wijziging). Die gemeenten leveren daartoe elk een lid in het algemeen bestuur en een lid in het dagelijks bestuur.
De vertegenwoordigers van genoemde niet RNV-gemeenten worden voor een vergadering van het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur uitgenodigd, indien een onderwerp op de agenda staat betreffende de taak waar zij aan deelnemen.
Het spiegelbeeld wordt geregeld in artikel 46. Op basis hiervan kan een gemeente verzoeken vrijgesteld te zijn van deelname aan een nieuwe taak.
Artikel 5
Ten behoeve van de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 4, tweede lid, zijn aan het
samenwerkingsverband enkele bevoegdheden overgedragen, die in dit artikel zijn genoemd. Alle andere bevoegdheden in relatie tot de intergemeentelijke samenwerking blijven derhalve bij de gemeenten.
Artikel 6
Bij de vijftiende wijziging is er voor gekozen de samenwerkingsregeling om te bouwen van een regeling van de raden, de colleges en de burgemeesters, naar een regeling van alleen de colleges.
Voor de samenstelling van het algemeen bestuur is een eenvoudige en heldere variant gekozen. Elke deelnemende gemeente wijst twee collegeleden in het algemeen bestuur aan.
De deelnemende gemeente met de meeste inwoners vaardigt daarnaast haar burgemeester naar het algemeen bestuur af, als onafhankelijk voorzitter van het samenwerkingsverband.
Voor het lid van het algemeen bestuur dat geen zitting heeft in het dagelijks bestuur, wijst het betreffende college een plaatsvervanger aan.
Wanneer behalve de zes basisgemeenten ook een andere gemeente formeel aan de regeling deelneemt, dan wijst ook die gemeente twee collegeleden aan. Op dit moment geldt dat voor de gemeente Nijkerk, die op basis van artikel 26 formeel aan de samenwer- kingsregeling deelneemt voor de taak ‘sociale werkvoorziening’ (artikel 4, lid 2, sub k), voor de gemeente Zeewolde, die deelneemt voor de taak ‘RBL’ (sub u) en voor de gemeenten Epe en Heerde, die deelnemen voor de taak ‘toezicht op de stichting Proo’ (sub t).
Tot aan de dertiende wijziging van de samenwerkingsregeling leverden de deelnemende gemeenten elke twee raadsleden in het algemeen bestuur. Met die wijziging is dat aantal teruggebracht naar één raadslid per gemeente en is een raadslid/plaatsvervanger ingevoerd.
Bij de vijftiende wijziging is de omslag naar alleen nog collegeleden in het bestuur gemaakt.
Artikel 12
De aangehaalde artikelen uit de Gemeentewet betreffen onder meer de onthouding van stemmen, het niet gerechtelijk vervolgbaar zijn, de ordehandhaving in de vergadering, het quorum en de wijze van stemmen.
Artikel 13
Omdat de WGR-regelingen niet gedualiseerd zijn, is het algemeen bestuur het hoogste orgaan en oefent het alle bevoegdheden uit die niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.
Artikel 14
Er is bewust voor gekozen alle zes gemeenten in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd te laten zijn. Dit biedt evidente voordelen. Een dagelijks bestuur van deze omvang kan goed functioneren. Het wordt aan de individuele gemeenten overgelaten of ze alleen wethouders of ook de burgemeester in het bestuur afvaardigen.
Naast een collegelid per gemeente, is de burgemeester van de deelnemende gemeente met de meeste inwoners als onafhankelijk voorzitter ook lid van het dagelijks bestuur.
Een lid van het dagelijks bestuur kan bij verhindering of ontstentenis worden vervangen door aan ander lid van zijn college, door dat college aan te wijzen.
Artikel 16
De in het tweede lid opgenomen verwijzingen naar de Gemeentewet betreffen onder meer de wijze van stemmen, het zich onthouden van stemmen en het quorum.
Artikel 17
De regeling is gebaseerd op het uitgangspunt van een (relatief) klein, slagvaardig dagelijks bestuur, samengesteld op basis van een portefeuilleverdeling.
Artikel 18
De WGR bepaalt dat de voorzitter door het algemeen bestuur uit zijn midden wordt aangewezen. In dit artikel is bij de vijftiende wijziging opgenomen dat de burgemeester van de deelnemende gemeente met de meeste inwoners voorzitter van het samenwerkings- verband is, waarbij een ander collegelid die gemeente in het dagelijks bestuur representeert. De voorzitter is dan een echt regionaal en onafhankelijk voorzitter, die kan investeren in het representeren van de Regio naar buiten. Daarmee komt het eerder afgesproken rouleren van het voorzitterschap per bestuursperiode langs de gemeenten te vervallen.
Artikel 19
De voorzitter van het samenwerkingsverband is per definitie lid van het algemeen bestuur en heeft als zodanig daarin een stem.
Artikel 23
Er zijn geen commissies van advies aan het algemeen bestuur ingesteld.
Artikel 24
Er is op basis van dit artikel één commissie ingesteld, te weten de bestuurscommissie voor de dienst sociale werkvoorziening Noordwest-Veluwe (DSW).
Lid 7 is opgenomen met het oog op de verzelfstandiging van de taak sociale werkvoorziening in de Inclusief Groep NV. Van dit lid is overigens geen gebruik gemaakt.
Artikel 25
De portefeuillehoudersoverleggen adviseren aan het dagelijks bestuur. Met het oog op de coördinerende bevoegdheden van het dagelijks bestuur (artikel 17, eerste lid onder d) wordt de beslissing tot overleg met de portefeuillehouders bij het dagelijks bestuur gelegd. De portefeuillehouder in het dagelijks bestuur zit het overleg voor.
Artikel 26
Dit hoofdstuk is opgenomen om niet van de samenwerkingsregeling deel uitmakende gemeenten de mogelijkheid te bieden toch aan bepaalde taken van het samenwerkings- verband te kunnen deelnemen. De betrokken gemeente moet hiertoe een verzoek bij het algemeen bestuur indienen. Het hoofdstuk is (in 1989) primair geschreven om de gemeente Nijkerk de mogelijkheid te bieden samen met de regiogemeenten de taken in het kader van de sociale werkvoorziening te blijven behartigen en hiertoe een dienst sociale werkvoorziening in stand te houden.
De gemeente Nijkerk neemt formeel deel aan de samenwerkingsregeling voor de taak sub k (sociale werkvoorziening). Die gemeente levert daartoe een lid in het algemeen bestuur en een lid in de bestuurscommissie van de DSW.
De gemeente Heerde neemt deel aan de taak sub q (bijzondere controle), zonder daartoe leden in algemeen en dagelijks bestuur te leveren.
De gemeente Zeewolde neemt formeel deel aan de samenwerkingsregeling voor de taak sub u (RBL; twaalfde wijziging). Die gemeente levert daartoe een lid in het algemeen bestuur en een lid in het dagelijks bestuur.
De gemeenten Epe en Heerde nemen formeel deel aan de samenwerkingsregeling voor de taak sub t (toezicht op de stichting Proo; dertiende wijziging). Die gemeenten leveren daartoe elk een lid in het algemeen bestuur en een lid in het dagelijks bestuur.
Artikel 27
Er is voor gekozen voor de taak sociale werkvoorziening een zelfstandig dienstonderdeel in te stellen, de dienst sociale werkvoorziening Noordwest-Veluwe (DSW).
In 2004 is deze dienst grotendeels verzelfstandigd in de Inclusief Groep NV. Regio Noord- Veluwe is enig aandeelhouder in deze NV. De aandeelhoudersrechten worden uitgeoefend door een delegatie uit het algemeen bestuur, te weten één raadslid per deelnemende gemeente. De gemeente Nijkerk neemt voor deze taak formeel deel aan de regeling.
Artikel 28
Op basis van dit artikel heeft het algemeen bestuur in 2003 een verordening inzake de bestuursvergoedingen vastgesteld. De leden van het algemeen bestuur, voorzover geen burgemeester of wethouder, ontvangen een presentiegeld per bijgewoonde vergadering. Daarnaast ontvangen de leden van het algemeen bestuur een reiskostenvergoeding op basis van hun daadwerkelijke reisgedrag.
Artikel 29
De secretaris is de enige ambtenaar die door het algemeen bestuur wordt benoemd.
Artikel 33
Het dagelijks bestuur benoemt alle ambtenaren, uitgezonderd de secretaris.
Artikel 34
Het samenwerkingsverband heeft eigen personeel in dienst en kent een eigen arbeidsvoor- waardenregeling, vergelijkbaar met die van de deelnemende gemeenten.
Artikelen 36, 37, 38, 39, 40 en 41
De financiële bepalingen zijn gebaseerd op de WGR en de Gemeentewet.
De procedures voor begroting en jaarrekening lopen zoveel mogelijk synchroon.
Uitgangspunt is dat een nadelig saldo op basis van inwonertal over de deelnemende gemeenten wordt omgeslagen en een positief saldo op dezelfde basis aan de gemeenten wordt terugbetaald.
Voor een aantal specifieke taken noemt artikel 37 een afwijkende verdeelsleutel.
Artikel 42
Bij het stellen van voorwaarden aan de toetreding kan worden gedacht aan een bijdrage in reeds gevormde reserves of andere activa.
Artikel 45
Uit het derde en vierde lid blijkt dat het algemeen bestuur eigenlijk geen rol speelt bij een wijziging van de regeling. Er wordt bewust een onderscheid gemaakt tussen een zware (lid 3) en minder zware (lid 4) procedure bij wijziging van de gemeenschappelijke regeling. De zware procedure van lid 3 is van toepassing wanneer het gaat om een wijziging van de aan het samenwerkingsverband opgedragen uitvoerende taken, zoals genoemd in artikel 4, lid 2. Elke gemeente heeft hierbij in feite een vetorecht. De minder zware procedure van wijziging volgens lid 4 geldt voor overige mogelijke wijzigingen. Daarbij is dan goedkeuring vereist van ten minste twee derde gedeelte van het betrokken aantal bestuursorganen van de gemeenten.
Artikel 46
De vrijstellingsmogelijkheid heeft betrekking op uitvoerende taken die niet op een wettelijke opdracht berusten. Taken waarvan de uitvoering op het niveau van het samenwerkingsver- band wettelijk is voorgeschreven, vallen hier uiteraard buiten.
Artikel 51
In 2008 is de nieuwe naam Regio Noord-Veluwe in de regeling verwerkt.
Naar boven