Regeling briefadres gemeente Arnhem
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem
Gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38, 2.39, 2.40, 2.41, 2.42, 2.45, 2.47 en 2.52 van de Wet basisregistratie personen, artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen, de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen, artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire briefadres (BPR2013/0000746309) van de minister van BZK van 6 december 2013 en artikel 1:3, vierde lid en Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, lid 1 Bestuursrechtelijke rechtshandelingen onder 15 van het Algemeen mandaat- en volmachtbesluit gemeente Arnhem 2014;
Overwegende dat het noodzakelijk is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan;
Besluit vast te stellen:
Regeling briefadres gemeente Arnhem 2014.
Artikel 1 Begrippen
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • a.
    aangever: degene die aangifte doet van het houden van een briefadres
  • b.
    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 1.1 onder p Wet BRP);
  • c.
    briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42, die een briefadres ter beschikking stelt;
  • d.
    briefadreshouder: de ingezetene in de basisadministratie die een briefadres houdt;
  • e.
    gezinshuishouden:
    • 1.
      twee personen die volgens de basisregistratie personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);
    • 2.
      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);
    • 3.
      een alleenstaande ouder met kind(eren);
  • f.
    Wet: Wet basisregistratie personen.
Artikel 2 Redenen briefadres
Redenen voor de aangifte van een briefadres zijn:
  • 1.
    het ontbreken van een woonadres vanwege:
    • a.
      dak- of thuisloosheid;
    • b.
      korte overbrugging tussen twee woonadressen;
    • c.
      de uitoefening van een ambulant beroep;
    • d.
      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derde van de tijd;
    • e.
      korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;
  • 2.
    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);
  • 3.
    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 van de Wet BRP;
  • 4.
    wanneer naar het oordeel van de burgemeester het opnemen van een woonadres om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 Wet BRP)
Artikel 3 Voorwaarden
  • 1.
    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt;
  • 2.
    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken over te leggen;
  • 3.
    Onder de benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:
    • a.
      een geldig identiteitsbewijs;
    • b.
      een schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;
    • c.
      een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;
    • d.
      een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier briefadres;
  • 4.
    De briefadresgever die als ingezetene in de BRP ingeschreven staat, kan maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden toestemming geven een briefadres te houden.
Artikel 4 Onvolledige aangifte
  • 1.
    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, zijn ingeleverd;
  • 2.
    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen;
  • 3.
    Indien de aangifte niet binnen de gestelde termijn wordt aangevuld, wordt de aangifte buiten behandeling gesteld.
Artikel 5 Weigeringsgronden
1.Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:
  • a.
    de aangever een woonadres heeft, of;
  • b.
    de aangever, niet varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft, of;
  • c.
    de aangever varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft, of;
  • d.
    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever, of;
  • e.
    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens een briefadres is verleend, of;
  • f.
    het briefadres geen bestaand adres betreft, of;
  • g.
    het briefadres een postbus is.
Artikel 6 Termijn briefadres
  • 1.
    In de situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal drie maanden;
  • 2.
    In de situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven;
  • 3.
    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen woonadres heeft gekozen, kan deze een verzoek indienen om het briefadres te verlengen;
  • 4.
    In de situatie als bedoeld in het vorig lid, kan de termijn voor een briefadres eenmalig verlengd worden, tenzij daardoor een overschrijding plaatsvindt van de termijnen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d en e, van deze Regeling. In geval van een verlenging vanwege een situatie als bedoeld in het eerste lid, bedraagt de termijn van verlenging ten hoogste drie maanden;
  • 5.
    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 5;
  • 6.
    Indien de termijn als bedoeld in het eerste lid is verstreken en door de aangever niet een verzoek als bedoeld in het derde lid is gedaan, wordt deze met toepassing van artikel 2.45, eerste lid, van de Wet opgeroepen om inlichtingen te verschaffen;
  • 7.
    Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het vijfde lid, is diegene waarop het briefadres betrekking heeft, gehouden om binnen vijf dagen na de wijziging van zijn adres hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
Artikel 7 Hardheidsclausule
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.
Artikel 8 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.
Artikel 9 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Arnhem 2014.
Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
Namens het college,
C.J.M. Duijvelshoff,
Clustermanager publieke dienstverlening,
Toelichting op de Regeling briefadres
Toelichting artikel 1, sub e, onder 3
Onder alleenstaande ouder wordt verstaan:
  • -
    een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap
  • -
    een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd
  • -
    een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of
  • -
    een ouder met geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b
Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidig adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres. Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog worden opgeleverd terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c
Personen die vallen onder de categorie “ambulant beroep” zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP kan iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In de BRP wordt dan opgenomen dat hij/zij vertrokken is naar het buitenland. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst in de BRP opgeschort vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen zijn.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e
Als een inwoner gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Toelichting artikel 2, lid 2
Bij circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 17 mei 2005 (kenmerk BRP2005/U56970) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijk woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Toelichting artikel 2, lid 3
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In artikel 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Toelichting artikel 2, lid 4
De burgemeester kan op grond van artikel 2.41 Wet BRP bepalen dat een ingezetene in verband met zijn veiligheid wordt ingeschreven op een briefadres in plaats van op zijn woonadres. Denk hierbij aan personen die worden bedreigd met lichamelijk geweld.
Toelichting artikel 3, lid 1
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de Wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Toelichting artikel 3, lid 2 en 3
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Toelichting artikel 3, lid 4
Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande. Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 7.
Toelichting artikel 4
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek tot invulling het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult, wordt een brief verstuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.
Toelichting artikel 5,lid 1
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres. Het is echter wel toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kunnen kiezen. Dit is niet in strijd met artikel 2.38 Wet BRP. Het kiezen van een briefadres om permanente bewoning van recreatiewoning mogelijk te maken is geen gegronde reden. Er wordt voldaan aan artikel 5, lid 1 onder a van deze regel.
Toelichting artikel 5, lid 1, sub a
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1. Wet BRP. Hieronder valt ook het adres:
  • 1.
    indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • 2.
    het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres.
Toelichting artikel 5, sub b en c
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.
Toelichting artikel 5 sub e
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt dat een briefadres wordt verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 7.
Toelichting artikel 5 sub g
Een briefadres kan geen postbus zijn. Kenmerk van een briefadres is dat er een waarborg is, dat voor de briefadreshouder bestemde geschriften of inlichtingen daarover aan deze worden doorgegeven of meegedeeld. Als post naar een postbus wordt gestuurd, wordt aan die voorwaarde niet voldaan.
Artikel 2.42 Wet BRP maakt het mogelijk een briefadres te houden bij een rechtspersoon. Het college van burgemeester en wethouders kunnen rechtspersonen aanwijzen als briefadresgever.
Toelichting artikel 6, lid 1 en 4
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van drie maanden te verlenen met de mogelijkheid tot éénmalige verlenging met nogmaals drie maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft.
Deze periode van drie maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contact moment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (arikel 2, 1e lid sub b).
Hierop zijn een aantal uitzondering:
  • 1.
    Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal de termijn van 8 maanden;
  • 2.
    een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan schippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst;
  • 3.
    Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.
Toelichting artikel 6, lid 5
Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.
Toelichting artikel 6, lid 6
Als geconstateerd wordt dat de termijn van het briefadres bijna (bijvoorbeeld twee weken voor einde termijn) verlopen is en de briefadresnemer heeft niet een verzoek tot verleninging ingediend of aangifte gedaan van inschrijving op een woonadres, dan wordt hij/zij opgeroepen om in persoon te verschijnen en aan de hand van de verplicht mee te brengen stukken beoordeeld of hij/zij voor verlenging van het briefadres in aanmerking komt. Mocht hij niet in aanmerking komen voor verlenging, dan moet hij tijdens het gesprek aangifte doen van verhuizing op een woonadres. Vervolgens wordt een adres onderzoek ingesteld.
Toelichting artikel 6, lid 7
De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.
Toelichting artikel 7
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6 lid 4 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen.
Naar boven