Gemeente Dordrecht – 30 september 2014 - Nr. 1226815 Derde wijziging APV Dordrecht
 
De RAAD van de gemeente Dordrecht;
gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 27 mei 2014, kenmerk SBC/1217884;
gelet op artikel 149 Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de navolgende
Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (derde wijziging)
Artikel I
De Algemene plaatselijke verordening Dordrecht wordt als volgt gewijzigd.
  • A.
    Artikel 1:3 lid 2 komt te luiden:
    • 2.
      Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen, kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste tien weken.
  • B.
    Artikel 1:6 komt te luiden:
Artikel 1:6 Intrekking, wijziging of schorsing van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, gewijzigd of geschorst, indien:
  • a.
    ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
  • b.
    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking, wijziging of schorsing noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
  • c.
    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
  • d.
    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
  • e.
    de houder dit verzoekt.
  • C.
    Artikel 2:6 lid 4 vervalt.
  • D.
    Artikel 2:10 A, lid 2 sub -d- en sub -e- komen te vervallen.
  • E.
    Artikel 2:10 B, lid 1, sub g komt te luiden:
  • g.
    voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Leidingenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Dordrecht.
  • F.
    Aan artikel 2:10 B lid 1 wordt een sub toegevoegd, luidende:
  • h.
    voor uitstallingen, die een onderneming of instelling op een voor publiek toegankelijke weg plaatst om de attentiewaarde van zijn (bedrijfs)activiteiten te verhogen.
  • G.
    Artikel 2:10 E vervalt.
  • H.
    Artikel 2:11 lid 2 komt te luiden:
    • 2.
      De vergunning wordt verleend:
  • a.
    als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien het activiteiten betreft die zonder vergunning verboden zijn vanwege strijd met bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
  • b.
    door het college in de overige gevallen.
  • I.
    Na artikel 2:12 wordt een nieuw artikel ingevoerd, luidende:
    2:12 A Nadere regelsHet college is bevoegd tot het stellen van nadere regels ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 2:10 A, 2:10 B, 2:10 D, 2:11 en 2:12.
  • J.
    Artikel 2:25 lid 2 komt te vervallen, onder vernummering van de leden 3 tot en met 5 tot 2 tot en met 4.
  • K.
    Artikel 2:27 lid 3 komt te luiden:
    • 3.
      barvrijwilliger: de natuurlijke persoon, als bedoeld in artikel 1 eerste lid van de Drank- en Horecawet.
  • L.
    Artikel 2:27 lid 6 komt te luiden:
    • 6.
      paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1 eerste lid Drank- en Horecawet.
  • M.
    Artikel 2:28 C komt te luiden:
    2:28 C Beëindiging exploitatie
    • 1.
      De vergunning vervalt zodra de exploitant de exploitatie van de inrichting heeft beëindigd.
    • 2.
      Uiterlijk binnen een week na de beëindiging van de exploitatie door de exploitant geeft deze daarvan schriftelijk kennis aan de burgemeester.
  • N.
    De titel en de aanhef van artikel 2:28 D komen te luiden:
    Artikel 2:28 D Intrekkings-, wijzigings- en schorsingsgronden
    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken, wijzigen of schorsen indien:
  • O.
    Artikel 2:29, lid 4 komt te luiden:
    • 4.
      De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde:
  • a.
    voor de exploitatie van een individuele inrichting gelegen in het gebied dat wordt begrensd door de Oude Maas, de Kalkhaven, de Spuihaven, de Riedijkshaven en de Beneden Merwede en waarvoor de exploitant beschikt over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan;
  • b.
    voor de exploitatie van een multi-uitgaanscentrum of mega-discotheek buiten het gebied aangeduid onder a en waarvoor de exploitant beschikt over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan;
  • c.
    voor de exploitatie van een individuele inrichting die onderdeel uitmaakt van multi-uitgaanscentrum of mega-discotheek buiten het gebied aangeduid onder a en waarvoor de exploitant van de individuele inrichting beschikt over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan;
  • d.
    tot uiterlijk 03.00 uur voor de exploitatie van een individuele inrichting gelegen buiten het gebied dat wordt begrensd door de Oude Maas, de Kalkhaven, de Spuihaven, de Riedijkshaven en de Beneden Merwede – zelf niet zijnde een inrichting als bedoeld onder b en c - en waarvoor de exploitant beschikt over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan;
  • e.
    voor een individuele inrichting ten behoeve van een incidentele festiviteit, met een maximum van vijf ontheffingen per jaar,
met dien verstande dat een dergelijke ontheffing geen betrekking heeft op een terras en andere aanhorigheden.
  • P.
    In artikel 2:29 worden - onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het achtste en negende lid - twee leden ingevoegd, luidende:
    • 6.
      De burgemeester verleent geen ontheffing voor een exploitatie van een inrichting als bedoeld in het vierde lid sub a, b, c en d indien er sprake is van de exploitatie van club- en/of buurthuis, kantine van een sportvereniging of een andere eet- of drinkgelegenheid, welke onderdeel vormt van een paracommerciële rechtspersoon.
    • 7.
      Het bepaalde in artikel 2:28 B, leden 1, 3 en 4 en het bepaalde in artikel 2:28 D is van overeenkomstige toepassing op een ontheffing.
  • Q.
    Artikel 2:58 lid 2 komt te luiden:
    • 2.
      Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
  • R.
    Artikel 4:5 lid 3 komt - onder vernummering van lid 3 tot lid 5 - te luiden:
    • 3.
      Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het bespelen van een carillon, gedurende de dagperiode vanaf 08.00 uur tot 19.00 uur en avondperiode vanaf 19.00 uur tot 21.00 uur, uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.
  • S.
    Na artikel 4:5 lid 3 wordt een lid ingevoegd, luidende:
    • 4.
      Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
  • a.
    het luiden van kerkklokken:
    • -
      ter oproeping van gebed,
    • -
      op Koningsdag,
    • -
      op 4 mei,
    • -
      op 5 mei,
    • -
      in de avondperiode (19.00–23.00 uur) op donderdagen in de maanden juli, augustus en september,
    • -
      in de nachtperiode (23.00–07.00 uur) van 31 december op 1 januari ter uitluiding van het oude jaar en het inluiden van het nieuwe jaar, voor maximaal 10 minuten;
  • b.
    het gebruik van kerkklokken ten behoeve van de tijdsaanduiding via een automatisch (carillon)spel gedurende de dag (07.00–19.00 uur) en avondperiode (19.00–23.00 uur).
  • T.
    Aan artikel 4:11 worden 2 leden toegevoegd, luidende:
    • 4.
      De houder van de vergunning is verplicht is om binnen één jaar na datum van de vergunning deze te gebruiken. Indien in deze vergunning een herplantplicht is voorgeschreven, moet ook binnen die termijn de herplant hebben plaatsgevonden.
    • 5.
      De vergunning, als genoemd in het eerste lid, vervalt van rechtswege indien - daags na afloop van de termijn als genoemd in het vorige lid - er geen van gebruik is gemaakt.
  • U.
    Artikel 4:13 lid 1 komt te luiden:
    • 1.
      Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen om - in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid - buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
  • a.
    onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • b.
    bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
    kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
  • c.
    mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
  • V.
    Artikel 4:19 lid 1 komt te luiden:
    • 1.
      Het verbod van 4:18, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
  • W.
    Artikel 5:5 lid 1 komt te luiden:
    Het is verboden een voertuig, dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert, op een openbare plaats te parkeren.
  • X.
    Artikel 5:12 komt te luiden:
    • 1.
      Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen, brommobielen, snor- of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
    • 2.
      Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen, brommobielen, snor- of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.
  • Y.
    Artikel 5:16 komt te luiden:
    • 1.
      Het verbod als genoemd in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
  • Z.
    Artikel 5:17 lid 1 komt te luiden:
    • 1.
      In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, aanprijzen, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een voertuig of een tafel, waarbij de aanbieder in afwachting van klanten op die plaats - al dan niet tijdelijk - stilstaat.
AA. Artikel 5:18 A vervalt.
BB. Artikel 5:18 C komt te luiden:
Artikel 5:18 C Standplaatsen en maximum stelsel
  • 1.
    Er zijn de volgende standplaatsen in Dordrecht:
    • a.
      Algemene standplaatsen:
Algemene standplaatsen
Aantal algemene standplaatsen
Blaauwweg (eerste parkeerplaats vanaf Galileïlaan)
2
Dalmeyerplein
3
Damplein
3
J.P. Heijeplein
3
Nassauplein
3
Nolensweg (trottoir)
2
Eemsteynplein
1
Oldenbarneveltplein, Van
1
Rivierenplein
1
Stadspolder Winkelcentrum Pearl Buck-erf
3
Vogelplein
2
Totaal
24
b.Verkoopinrichting standplaatsen:
Verkoopinrichting standplaatsen
Aantal verkoopinrichting standplaatsen
Dubbeldamseweg (NS-terrein)
1 (snacks/frituur)
Groenekruislaan 79a
1 (snacks/frituur)
J.Marisstraat
1 (snacks/frituur)
Leeuwstraat 4a
1 (snacks/frituur)
Slangenburg 7a
1 (bloemen/planten)
Vogelplein
1 (snacks/frituur)
Volkerakplein
1 (snacks/frituur)
Totaal
7
c.Avondvierdaagse standplaatsen:
Avondvierdaagse standplaatsen
Aantal avondvierdaagse standplaatsen
Halmaheiraplein
3
Totaal
3
  • d.
    IJsverkoop/haring standplaatsen voor de volgende perioden:
    • -
      ijsverkoop: 1 maart tot en met 31 oktober;
    • -
      haring: juni tot 3 weken na vlaggetjesdag.
IJsverkoop/haring standplaatsen
Aantal ijsverkoop/haring standplaatsen
Achterom/hoek Bagijnhof
1
Kop van 't land (Provincialeweg/Zeedijk)
1
Wantijpark (ingang Baden Powellaan)
1
Totaal
3
e.Oliebollenstandplaatsen voor de periode van 15 oktober tot en met 31 januari van het daarop volgende jaar:
Oliebollen standplaatsen
Aantal oliebollen standplaatsen
Winkelcentrum Crabbehof
1
(parkeervak)
Winkelcentrum Sterrenburg P.A. de Kokplein
1
(ingang parkeerdak Chinees restaurant)
Heijeplein
1
(op het pleintje tussen de parkeervakken)
Winkelcentrum Bieshof
1
(tegenover Chinees restaurant op het trottoir)
Merwedestraat
1
(op het parkeerterrein bij Jumbo/Aldi)
Spuiboulevard
1
(ter hoogte van Rabobank)
Totaal
6
f.Kerstboomstandplaatsen voor de periode van 6 tot en met 24 december:
Kerstboom standplaatsen
Aantal kerstboom standplaatsen
Slangenburg
1
Van Eesterenplein (parkeerterrein)
1
Totaal
2
g.Sampling standplaatsen:
Sampling standplaatsen
Aantal sampling standplaatsen
Voorstraat 317/319
1
kruispunt Sisarijs- of Sarisgang/Vriesestraat (m.u.v. marktdagen)
1
Achterom (m.u.v. marktdagen);
1
kruispunt Vriesestraat/Lenghestraat
1
Totaal
4
  • 2.
    Vergunningen voor algemene standplaatsen, als bedoeld in het eerste lid onder a, kunnen worden verstrekt voor een ochtenddeel (08.00–13.00 uur), een middagdeel (13.00–18.00 uur) of voor een hele dag.
  • 3.
    Per week worden er voor de algemene standplaatsen, als genoemd in het eerste lid onder a, maximaal 10 dagdelen per branche vergund.
  • 4.
    Een aanvrager van een sampling standplaatsvergunning kan:
    • -
      maximaal één vergunning per dag
    • -
      en niet meer dan tien vergunningen per kalenderjaar
aanvragen.
CC. De titel van artikel 5:18 D komt te luiden:
Artikel 5:18 D Tijdstippen inname standplaats en afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
DD. In artikel 5:18 D wordt - onder vernummering van de leden 1 en 2 tot 2 en 3 - een lid ingevoegd, luidende:
1.De vergunninghouder kan de standplaats innemen van maandag tot en met zaterdag met uitzondering van de officiële feestdagen.
EE. Artikel 5:18 D lid 2 (nieuw) komt te luiden:
2.De vergunninghouder van een standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn standplaats in te nemen, deelt dit aan het college mee op de wijze zoals in de vergunning is opgenomen. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.
FF. Artikel 5:18 E komt te luiden:
  • 1.
    In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college - op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats - deze tijdelijk vrijstellen van zijn verplichtingen.
  • 2.
    Het college kan - op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats - deze toestemming verlenen zich op zijn standplaats tijdelijk te laten vervangen door een met name genoemde persoon.
GG. Artikel 5:32 lid 2, eerste en tweede volzin komen te luiden:
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van dezen terreinen:
HH. Artikel 5:33 lid 2, eerste en tweede volzin, komen te luiden:
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
II. Artikel 6:2 lid 1 komt te luiden:
1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaar en de politieambtenaren werkzaam voor de Nationale Politie, eenheid Rotterdam.
Artikel II
  • 1.
    Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2014.
  • 2.
    Dit besluit werkt voor artikel I leden E en F terug tot 1 januari 2013.
  • 3.
    Het instemmingsbesluit van de raad d.d. 7 maart 2000 ("instemmen met plan van aanpak inzake veilig uitgaan in Dordrecht") wordt ingetrokken.
  • 4.
    Het intrekkingsbesluit genoemd onder 3 treedt in werking op 1 oktober 2014.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 september 2014.
De griffier, De voorzitter,
M.van Hall A.A.M. Brok
Toelichting Algemene Plaatselijke Verordening , derde wijziging
Artikel I
A.en K.
Deze wijzigingen zijn opgenomen n.a.v. de implementatie Handreiking Publieksevenementen Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
In artikel 1:3 Indiening aanvraag is de maximale beslistermijn voor - door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen - vergunningen of ontheffingen gewijzigd van acht naar tien weken en is het tweede lid van artikel 2:25 Evenement vervallen.
Acht weken blijkt bij vergunningen voor een aantal grote evenementen een krappe beslistermijn. Er dienen namelijk voor het behandelen van een dergelijke aanvraag diverse zaken te gebeuren, waaronder:
  • -
    een risico-inventarisatie van het evenement,
  • -
    een multidisciplinaire advisering op de aanvraag,
  • -
    de planning van hulpdiensten.
Dit kost veel tijd. Om tot een goede besluitvorming te kunnen komen ten aanzien van dergelijke aanvragen is er voor gekozen om de maximale beslistermijn op tien weken te stellen.
Na vaststelling van dit wijzigingsartikel kan het betreffende bestuursorgaan, die op dergelijke aanvragen dient te beslissen, op grond van artikel 1:3 lid 2 dit vergunningstelsel aanwijzen, zodat hiervoor voortaan een maximum beslistermijn van tien weken geldt (wijzigingsartikelen A en K).
B.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing wordt uitgebreid met een schorsingsmogelijkheid. Dit om het bestaande handhavingsbeleid te verfijnen. Hierdoor wordt het niet alleen mogelijk om een vergunning of ontheffing te wijzigen of in te trekken, maar ook te schorsen.
C.
Op dit moment is artikel 2:6 zo geformuleerd dat folderen, flyeren en samplen is toegestaan, behalve op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan.
De invulling van de strekking van dit hele artikel was niet goed geregeld: het college had namelijk nooit invulling gegeven aan dit artikel, zodat folderen en flyeren overal was toegestaan. Dit is niet de bedoeling geweest, mede gelet op het feit dat de praktijk uitging dat men voor deze activiteit een standplaatsvergunning nodig had.
In de binnenstad wordt het folderen, flyeren en samplen op drukke momenten als hinderlijk ervaren.
Teneinde de in dit artikel genoemde en bedoelde activiteiten in goede banen te leiden en om een juiste invulling te geven aan de bedoelde strekking van dit artikel is besloten om dit artikel te herformuleren:
in het gebied van de binnenstad van Dordrecht - dat begrensd wordt door de Voorstraathaven, Steegoversloot, Spuihaven en Prinsenstraat – is het alleen op de plaatsen:
  • -
    Voorstraat: gedeelte Visbrug tot Kolfstraat,
  • -
    kruising Sisarijs- of Sarisgang/Vriesestraat (m.u.v. marktdagen),
  • -
    kruising Statenplaats/Kolfstraat (m.u.v. marktdagen)
toegestaan om zonder standplaats geschreven of gedrukte stukken, producten dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken.
Indien voor het samplen een standje moet worden gebruikt, dient hiervoor een standplaatsvergunning te worden aangevraagd.
D.
In het kader van deregulering is het ontheffingstelsel in artikel 2:6 vervallen, omdat er nog nooit een dergelijke ontheffing is verleend.
E.
In artikel 2:10 A lid 2 waren sub -d- en sub - e- speciaal voor kabels en leidingen weigeringsgronden opgenomen. De strekking ervan is nu opgenomen in de zogenaamde Leidingenverordening. Met de inwerkingtreding van deze verordening zijn voornoemde onderdelen van artikel 2:10 A, lid 2 overbodig geworden, nu deze weigeringsgronden in de Leidingenverordening zijn opgenomen. Deze worden dan ook met deze APV-wijziging uit de APV verwijderd.
F.
Artikel 2:10 B, lid 1, sub g geeft aan dat artikel 2:10 A niet geldt als het daarin geregelde onderwerp door een andere regeling wordt voorzien. Deze uitzondering wordt uitgebreid met de Leidingenverordening, nu een aparte leidingenverordening in werking is getreden.
Met deze wijzigingsverordening wordt tegelijkertijd een omissie hersteld. Want het verbod van artikel 2:10 A dient ook niet te gelden voor zover Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Dordrecht van toepassing is. Deze kennen namelijk ieder een eigen (vergunning)stelsel.
G.
Met de toevoeging van sub h heeft men voor een uitstalling - als in voornoemd sub omschreven -geen vergunning ex artikel 2:10 A meer nodig. Het college zal wel nadere regels vaststellen ten aanzien van dergelijke uitstallingen. De bevoegdheid is hiervoor opgenomen in artikel 2:12 A.
I.
Met dit wijzigingsartikel wordt een verkeerde redactie gecorrigeerd: in de bijzin wordt voor het woord "activiteiten" het woord "de" vervangen door "het" en worden na het woord "activiteiten" de woorden "betreft die" geplaatst en tenslotte worden de woorden "verboden zijn" omgedraaid.
H en J.
Het is wenselijk gebleken dat de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen ook voor de artikelen 2:11 en 2:12 hoort te gelden.
Daarvoor dient dan wel een bevoegdheidsgrondslag te bestaan. Daarom is:
  • 1.
    artikel 2:10 E vervallen;
  • 2.
    de strekking van dit oude 2:10 E uitgebreid met 2:11 en 2:12 en deze opgenomen in een nieuw artikel 2:12 A.
L.
Voor het begrip "barvrijwilliger" is aansluiting gezocht bij hetzelfde begrip uit artikel 1 lid 1 Drank- en horecawet.
M.
Voor het begrip "paracommerciële rechtspersoon" is aansluiting gezocht bij hetzelfde begrip uit artikel 1 eerste 1 Drank- en horecawet.
N.
De tekst van artikel 2:28 C is vereenvoudigd en tevens aangescherpt naar Rotterdams model. Voor het vervallen van rechtswege is namelijk alleen de feitelijke beëindiging van de exploitatie van belang. De andere feiten, die in het oude lid 1 waren vermeld, kunnen als afgeleide van deze beëindiging worden gekwalificeerd en hoeven daarom niet te worden opgenomen.
O.
Artikel 2:28 D Intrekkings- c.q. wijzigingsgronden
wordt uitgebreid met een schorsingsmogelijkheid. Dit om het bestaande handhavingsbeleid te verfijnen. Hierdoor wordt het mogelijk om de exploitatievergunning niet alleen te wijzigen of in te trekken, maar ook te schorsen. Dit betekent dat de burgemeester met de bestaande gronden van 2:28 D een exploitatievergunning kan schorsen.
P.
In artikel 2:29, lid 4, sub a, b, c, d en e is het bestaande sluitingstijdenbeleid SMART-er verwoord. Het oude beleid was verankerd in het beleid "Veilig uitgaan in Dordrecht" en in een raads- en een burgemeesterbesluit (respectievelijk van 7 maart 2000 en 12 oktober 1998). Eén en ander bleek duidelijker en zorgvuldiger te kunnen worden geformuleerd. Daarom is ervoor gekozen om dit beleid redactioneel aan te scherpen. Daarnaast is besloten om voornoemd beleid niet meer door de burgemeester, maar - middels opneming in de APV - door de raad te laten vaststellen. Op deze manier is het beleidskader ‘sluitingstijden’ in 1 document - namelijk de APV - opgenomen en hoeft men hiervoor niet meer diverse documenten te raadplegen.
De burgemeester zal "zijn" besluit (d.d. 12 oktober 1998) tegelijkertijd met de vaststelling van deze wijzigingsverordening intrekken. De raad zal zijn besluit van 7 maart 2000 ("instemmen met plan van aanpak inzake veilig uitgaan in Dordrecht") intrekken.
Sub a en b zijn een weergave van het bestaande beleid.
In lid 4, sub a en d is een gebied omschreven, dat in het navolgend kaartje - voor de duidelijkheid - is weergegeven.
 
 
Sub c en d.
  • -
    Een ondernemer die een mega-discotheek of multi-uitgaanscentrum exploiteert en
  • -
    inrichtingen, die onderdeel uitmaken van dergelijke grootschalige voorzieningen,
kunnen een ontheffing krijgen van het sluitingsuur tot later dan 03.00 uur, ook indien deze inrichtingen gelegen zijn buiten het centrum van Dordrecht. Dit is bestaand beleid en is in het verleden bijvoorbeeld toegepast bij de mega-discotheek aan de Amnesty Internationalweg 15.
De gemeenteraad acht het Energiehuis een voorbeeld van een multi-uitgaanscentrum. Het wordt namelijk gezien als een veelzijdige, levendige, laagdrempelige ontmoetings- en uitgaansplek met en (boven-)regionale uitstraling en waar diverse culturele voorzieningen, programmering, evenementen en horeca wordt aangeboden.
Sub e.
Dit lid is het oude artikel 2:29 lid 4 sub c.
Het slot van artikel 2:29 lid 4 "met dien verstande dat een dergelijke ontheffing geen betrekking heeft op een terras en andere aanhorigheden" hoort bij alle subs (a tot en met e) van lid 4.
Q.
In artikel 2:29 lid 6 wordt expliciet aangegeven in welke gevallen de burgemeester geen ontheffing verleent.
Het zevende lid van artikel 2:29 bepaalt dat de intrekkings-, wijzigings- en schorsingsgronden (ten aanzien van de exploitatievergunning) uit artikel 2:28 D van overeenkomstige toepassing zijn op de ontheffing van artikel 2:29. Een ontheffing moet namelijk ook in te trekken, te wijzigen of te schorsen zijn. Het ligt voor de hand hiervoor aan te sluiten bij de intrekkings-, wijzigings- en schorsingsgronden voor de betreffende exploitatievergunning.
S en T.
Voorheen waren voor het carillon en de kerkklok van de Grote Kerk nadere geluidseisen afgegeven, die gebaseerd waren op het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer.
Inmiddels bestaat dit besluit niet meer. Daarvoor in de plaats zijn bepalingen in het Activiteitenbesluit milieubeheer opgenomen. In dit besluit is echter expliciet opgenomen dat bij niet versterkte muziek geen voorschriften gelden (in artikel 2:18 lid 1 onder f Activiteitenbesluit milieubeheer).
Carillons en kerkklokken produceren niet versterkt geluid. Dit betekent dat voor deze inrichtingen geen geluidvoorschriften gelden vanuit het Activiteitenbesluit.
In Dordrecht maken de kerkklokken en het carillon van de Grote Kerk onderdeel uit van de (cultuur van de) stad Dordrecht. Het gemeente koestert deze cultuur. Het is echter wenselijk om het geluid van dergelijke zaken in inrichtingen in de Algemene plaatselijke verordening te reguleren, want zonder regels zou theoretisch de hele dag een carillon bespeeld kunnen worden en 's nachts een kerkklok geluid kunnen worden. De wetgever heeft hiervoor de mogelijkheid gecreëerd in het Activiteitenbesluit milieubeheer.
In voornoemd artikel 2:18 lid 1 onder f staat namelijk het volgende.
Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, blijft buiten beschouwing:
  • a.
    ….;
  • b.
    ….;
  • c.
    ….;
  • d.
    ….;
  • e.
    ….;
  • f.
    het ten gehore brengen van onversterkte muziek tenzij en voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld ;
Er is daarom gekozen om regels voor het luiden van een kerkklok en het bespelen van een carillon op te nemen in artikel 4:5 APV.
Zij hebben de volgende strekking.
-Voor het bespelen van een carillon is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het voorschrift dat geldt voor het oefenen door muziekgezelschappen, de bestaande praktijk bij het carillon van De Grote Kerk en de sluiting van de winkels op koopavonden:
een carillon mag voor de duur van 4 uur in de week worden bespeeld gedurende de dagperiode vanaf 08.00 uur tot 19.00 uur en avondperiode vanaf 19.00 uur tot 21.00 uur zonder dat de geluidnormen, die zijn opgenomen in het eerste lid, gelden. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer weer in zijn geheel van toepassing (artikel 4:5 lid 3).
  • -
    Het gebruik van kerkklokken, waarbij via automatisch (carillon)spel de tijd wordt aangeduid, geldt niet gedurende de dag- en avondperiode, die in het schema van artikel 4:5 lid 1 zijn opgenomen (artikel 4:5 lid 4 sub b).
  • -
    De geluidnormen opgenomen in artikel 4:5 lid 1 gelden niet voor het gebruik van kerkklokken ter oproeping van gebed (artikel 4:5 lid 4 sub a). Deze APV-regel is voor de overzichtelijkheid opgenomen, maar ook zonder deze regel geldt dit in Nederland (via artikel 2:18 lid 1 sub a Activiteitenbesluit milieubeheer).
  • -
    De geluidnormen gelden ook niet op volgende dagen/tijdstippen voor maximaal 10 minuten:
  • -
    op Koningsdag;
  • -
    op 4 mei;
  • -
    op 5 mei;
  • -
    in de avond periode op donderdagen in de maanden juli, augustus en september;
  • -
    in de nachtperiode van 31 december op 1 januari ter uitluiding van het oude jaar en het inluiden van het nieuwe jaar.
Het luiden van de kerkklokken op zojuist genoemde dagen/tijdstippen is al sinds jaar-en-dag bestaande praktijk en is daarom ook in dit artikel juridisch verankerd.
De regels zijn algemene regels. Dit betekent dat zij voor alle kerkklokken en carillons in de stad Dordrecht gelden.
U.
In artikel 4:11 (Omgevings)vergunning voor het vellen van houtopstanden (voor het gemak "kapvergunning") is aan de kapvergunning een beperkte geldigheidsduur gekoppeld.
In de praktijk is gebleken dat een kapvergunning soms niet wordt gebruikt of eerst na 2 jaar. Een kapvergunning zonder beperkte geldigheidsduur blijkt in de praktijk lastig handhaafbaar, vooral als een herplantplicht onderdeel uitmaakt van deze vergunning. Het zou namelijk kunnen dat er eerst een boom wordt gekapt en vervolgens de herplant meer dan 1 jaar uitblijft. Het bedrijf Toezicht ervaart dit bij de handhaving van de regel als lastig. Om aan de handhavingspraktijk tegemoet te komen kent de kapvergunning nu een beperkte geldigheidsduur van een jaar. Een jaar wordt in deze redelijk geacht, omdat het in de rede ligt dat iemand, die zo'n vergunning vraagt, er ook in het normale geval binnen afzienbare tijd gebruik van wil maken. Indien de vergunning niet binnen dat jaar wordt gebruikt, vervalt deze voortaan van rechtswege.
R, V, W, Y, HH en II
De wijzigingen opgenomen in deze wijzigingsartikelen komen voort uit de strekking van een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (zaaknummer AWB 11/5584). De wijzigingen betreffen noodzakelijke herformuleringen, omdat de Rechtbank in voornoemde uitspraak had geconstateerd dat met de oude formulering de gewenste bevoegdheid van het college - juridisch gezien - niet aanwezig was. Kort samengevat: door de tekst "Het college kan gebieden aanwijzen waar het verboden in om …" wordt de indruk gewekt dat het college door de gebiedsaanwijzing een verbod in het leven roept, terwijl het college dat niet kan. Met de formulering: "Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden …" is duidelijk dat de gemeenteraad in zijn verordening het verbod creëert (en dat het college slechts de gebieden hoeft aan te wijzen). Deze systematiek is met de wijzigingsartikelen R, V, W, Y, HH en II in de betreffende APV-artikelen doorgevoerd.
X.
Artikel 5:5 lid 1 is zo aangepast dat het niet alleen verboden is om voertuigwrakken op de weg, maar op elke openbare plaats te parkeren. In de praktijk komt het namelijk voor dat voertuigwrakken ook op andere plekken van de weg zijn geparkeerd. Dit komt het aanzien van de gemeente niet ten goede. Daarom is voor deze uitbreiding van dit artikel gekozen.
Voortaan kan dan ook gehandhaafd worden wanneer een voertuigwrak - weliswaar niet op de weg, maar wel - op een openbare plaats geparkeerd is.
Z.
In dit artikel staat nog steeds in het eerste lid dat een ventvergunning niet nodig is voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Dit heeft alles met de vrijheid van meningsuiting te maken.
In het oude tweede lid van dit artikel stond dat het college de vrijheid van meningsuiting in deze wel mocht beperken door openbare plaatsen voor bepaalde dagen en uren vast te stellen, waarop het verboden is om te venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Aan dit tweede lid is nooit invulling gegeven.
In de binnenstad worden krantenverkopers op drukke momenten als hinderlijk ervaren.
Mede gelet op het feit dat krantenverkopers geen ventgunning nodig hebben en soms niet snel een grens valt te trekken tussen het aanbieden van gedrukte stukken in het kader van de vrijheid van drukpers (artikel 2:6) en het verkopen van gedrukte stukken, is er voor gekozen om de vrijheid van meningsuiting bij venten op dezelfde manier in te perken als de wijze waarop het verbod om geschreven of gedrukte stukken, producten dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken, is ingeperkt.
Dit betekent het volgende.
Venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet is - net zoals folderen, flyeren en samplen uit artikel 2:6 - in het gebied van de binnenstad van Dordrecht - dat begrensd wordt door de Voorstraathaven, Steegoversloot, Spuihaven en Prinsenstraat - alleen op de volgende plaatsen toegestaan:
  • -
    Voorstraat: gedeelte Visbrug tot Kolfstraat;
  • -
    kruising Sisarijs- of Sarisgang/Vriesestraat (m.u.v. marktdagen);
  • -
    kruising Statenplaats/Kolfstraat (m.u.v. marktdagen).
Een vergunning is niet nodig op basis van het eerste lid.
Het ontheffingstelsel op het verbod is vervallen, omdat dit stelsel niet werd toegepast.
AA, BB, CC, DD, EE, FF en GG
Na vaststelling van deze wijzigingsartikelen door de gemeenteraad, zal het college vervolgens:
  • -
    het bestaande standplaatsenbeleid inzake maximum dagdelen met onderverdeling - verwoord in nadere regels, dat is vastgesteld op 10 januari 2012 en
  • -
    het beleid Standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, eveneens vastgesteld op 10 januari 2012 
intrekken.
Reden hiervoor is dat de bestaande nadere regels voor meerdere uitleg vatbaar bleken, waardoor handhaving lastiger werd.
Het beleid, dat in genoemde wijzigingsartikelen is opgenomen, is duidelijker en simpeler. De regel dat op 1 locatie maximaal 3 dagdelen worden uitgegeven - verwoord in voornoemde nadere regels - is losgelaten. Daarnaast verwijst de huidige APV tekst naar een branchelijst met maxima. Deze maxima zijn door het college in de praktijk nooit vastgesteld. Dit is (op dit moment) ook niet wenselijk. Wel wenselijk is het bepalen van de locaties en het maximum aantal standplaatsen in Dordrecht. Dit biedt voldoende inkadering voor de standplaatsen.
Het geherformuleerde beleid houdt het volgende in.
  • -
    Vergunningen voor algemene standplaatsen, als bedoeld in het eerste lid onder a, kunnen worden verstrekt voor een ochtenddeel (08.00–13.00 uur), een middagdeel (13.00–18.00 uur) of voor een hele dag.
  • -
    Per week worden er voor de algemene standplaatsen, als genoemd in het eerste lid onder a, maximaal 10 dagdelen per branche vergund.
  • -
    Een aanvrager van een sampling standplaatsvergunning kan:
  • -
    maximaal één vergunning per dag en
  • -
    en niet meer dan tien vergunningen per kalenderjaar
aanvragen.
-De vergunninghouder kan een standplaats innemen van maandag tot en met zaterdag met uitzondering van de officiële feestdagen (artikel 5:18 D lid 1).
De definitie van "standplaats" is verduidelijkt door expliciet op te nemen dat ook het aanprijzen (sampling) vanaf een standplaats kan plaatsvinden (artikel 5:17 lid 1).
Het ontheffingstelsel is uit artikel 5:18 A verwijderd, omdat hiervan geen gebruik werd gemaakt. In verband daarmee zijn de artikelen 5:18 D lid 2 en 5:18 E leden 1 en 2 redactioneel aangepast.
JJ.
Artikel 6:2 lid 1 is geactualiseerd. De politie, werkzaam in Dordrecht, wordt tegenwoordig aangeduid als de Nationale politie, eenheid Rotterdam.
Naar boven