Algemene Subsidieverordening Culemborg

Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Gegevens van de regeling

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Geen.

Grondslagen

Gemeentewet, art. 149

Algemene wet bestuiuirsrecht, art. 4:21

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Algemene Subsidieverordening Culemborg 2014

Vastgesteld door de Raad 3 juli 2014

Artikel 1
Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.aanvrager: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die een aanvraag heeft of hebben ingediend om subsidie te verkrijgen;

  • b.incidentele subsidie: subsidie ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten welke niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en voor een vantevoren afgebakende periode, zijnde niet langer dan 3 jaar of eenmalig zullen plaatsvinden.

  • c.structurele subsidie: subsidie voor activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren met een structureel karakter;

  • d.subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge afdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt;

  • e.subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge afdeling 4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het bestuursorgaan tot uitbetaling verplicht;

  • f.directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

  • g.subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie, in de vorm van subsidieverlening (zie onder d ) of van (directe) subsidievaststelling (zie onder e en f);

  • h.het activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen

  • i.reserve: het eigen vermogen van de subsidieaanvrager niet zijnde een voorziening, zoals bedoeld in dit artikel onder j;

  • j.voorziening: Een voorziening als bedoeld in art. 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • k.subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

  • l.raad: de raad van de gemeente Culemborg

  • m.college: het college van burgemeester en wethouders van Culemborg;

  • n.activiteit: een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product of prestatie welke openbaar toegankelijk is;

  • o.financieel (jaar)verslag: een (jaarlijkse) financiële verantwoording van de exploitatie (inkomsten en uitgaven) over een subsidietijdvak of over bepaalde activiteiten, die correspondeert met de begroting voor dat betreffende subsidietijdvak of voor de betreffende activiteiten;

  • p.inhoudelijk(jaar)verslag: een overzicht van de geleverde prestaties over een bepaald subsidietijdvak of over bepaalde activiteiten, die correspondeert met de begroting voor dat betreffende subsidietijdvak of voor de betreffende activiteiten;

  • q.uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen gemeente en subsidieontvanger ter uitvoering van de subsidiebeschikking;

  • r.voorschot: de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling;

  • s.subsidietijdvak: de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt;

  • t.AwB: Deze afkorting staat voor de Algemene wet Bestuursrecht

Artikel 2           Reikwijdte verordening

1.

De raad stelt vast dat de beleidsterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt, gelijk zijn aan de programma-indeling van de programmabegroting van het betreffende jaar

2.

Deze verordening is van toepassing op door het college toe te kennen subsidies als bedoeld in afdeling 4.2.8. Awb.

3.

Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid, wordt omschreven.

4.

In voorkomende gevallen kan het college bepalen, dat het gestelde in deze verordening ook van toepassing is op natuurlijke personen, groepen van natuurlijke personen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3           Bevoegdheden van het college

1.

Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond, en - indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.

Het college besluit over voorschriften en voorwaarden die aan de toekenning verbonden kunnen worden, alsmede over het aangaan en ontbinden van een raam- en uitvoeringsovereenkomst op grond van artikel 4:36 Awb.

Artikel 4           Subsidieplafond

1.

De raad kan jaarlijks bij vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidie-plafond(s).

2.

Het college kan - met inachtneming van de door de raad vastgestelde subsidieplafonds en beleidskaders - subsidieplafonds vaststellen voor de verlening van subsidies voor activiteiten binnen bepaalde beleidsterreinen en/of werkvelden. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend gemaakt.

3.

Indien bij het vaststellen van een subsidieplafond geen voorrang is bepaald, wordt het beschikbare subsidiebedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld.

4.

Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt eveneens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheden van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 5      Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger    

1.

Behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, dienen de activiteiten van de subsidieontvanger open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of welke grond dan ook.

2.

De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onderzoeken, die door burgemeester en wethouders nodig worden geacht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.

3.

De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. 

4.

Het college kan ter zake het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.

Artikel 6           Aanvraag

1.

Een aanvraag voor een subsidie dient schriftelijk te worden ingediend en in ieder geval te voldoen aan de eisen van artikel 4:2 Awb.

2.

Bij de aanvraag voor een subsidie tot € 5.000,- dienen de volgende stukken te worden ingediend:

i.Een summier activiteitenplan.

ii.Een summiere begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

3.

Voor de aanvraag van een subsidie van € 5.000,- tot € 50.000,- dienen de volgende stukken te worden ingediend:

i.Een activiteitenplan, met daarin een motivering die kan worden getoetst aan het gemeentelijk beleid terzake.

ii.Een begroting, omvattende:

ba.Een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager als geheel voor het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en

bb.Een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

iii.de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

4.

Voor de aanvraag van een subsidie van € 50.000,- of meer, dienen de volgende stukken te worden ingediend:

i.Een activiteitenplan, met daarin een motivering die kan worden getoetst aan het gemeentelijk beleid terzake.

ii.Een begroting, omvattende:

ba.Een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager als geheel voor het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en

bb.Een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en

bc.Een specificatie van de kosten per activiteit of per cluster van activiteiten, en

bd.Een (globale) vergelijking van de begroting van het lopende boekjaar met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het voorgaande boekjaar.

iii.een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen;

iv.de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

5.

Voorzover de subsidieaanvrager voor dezelfde (of vergelijkbare) activiteiten tevens subsidie

heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, dan wel privaatrechtelijk rechtspersoon welke subsidies verstrekt, doet hij daarvan mededeling in de

aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

6.

Bij een eerste subsidieaanvraag legt de subsidieaanvrager tevens over:

i.een afschrift van de statuten;

ii.een beschrijving van de organisatievorm, voorzover deze al niet in de statuten is opgenomen;

iii.het adres van de subsidieaanvrager;

iv.een actuele opgave van de bestuursamenstelling.

7.

Het college kan in bijzondere omstandigheden besluiten van het bepaalde in dit artikel af te wijken.

8.

Het college kan voor het indienen van een aanvraag en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

Hoofdstuk 2
Aanvraag, verlening en vaststelling structurele subsidie

Artikel 7           Aanvraag voor structurele subsidie

1.

Een subsidieaanvraag voor een structurele subsidie tot € 5.000,- dient uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.

2.

Een subsidieaanvraag voor een structurele subsidie van € 5.000,- of meer dient uiterlijk op 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.

3.

Artikel 6 is op de aanvraag voor een structurele subsidie van toepassing

Artikel 8
Beslistermijn

Op de aanvraag voor een structurele subsidie wordt door het college beslist voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft;

Artikel 9           Weigeringsgronden

1.

De subsidietoekenning kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

a.

de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

b.

de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

c.

de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

d.

de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

e

De organisatorische en financiële continuïteit van de aanvrager onvoldoende gegarandeerd is

f

De aanvrager juridisch, financieel en/of organisatorisch gelieerd is aan een instelling die dezelfde of een vergelijkbare activiteit uitvoert en daarbij winstbejag en/of het verwerven van persoonlijk inkomen als (neven)doel heeft;

g

de subsidietoekenning niet past binnen het beleid van de gemeente Culemborg;

h

de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

Artikel 10         Verplichtingen ontvanger structurele subsidies

1.

De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

2.

Het college kan - aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een nadere regeling zijn opgenomen – verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

3.

De subsidieontvanger hanteert voor wat betreft haar subsidieaanvraag en haar verantwoording het kalenderjaar als subsidietijdvak, tenzij het college hieromtrent nadere regels vaststelt.

4.

Het derde lid is niet van toepassing indien subsidie wordt verleend die wordt gefinancierd uit door derden verstrekte of doelgebonden middelen. In deze gevallen is het subsidietijdvak in overeenstemming met het subsidietijdvak van die derden.

5.

De gegevens van een regionale subsidieontvanger hebben zowel betrekking op de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als op de activiteiten ten behoeve van de gemeente Culemborg.

6.

Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

7.

Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a.

de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

b.

de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

c.

de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

 8.

De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 11         Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

1.

De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

2.

De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde.

3.

De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde.

4.

De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 12   Meldplicht

1.

De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a.

besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger, dan wel op ontbinding van de rechtspersoon;

b.

wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c.

ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt

d.

ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de in de beschikking, en eventuele bijlagen daarbij, vastgelegde afspraken niet kunnen worden verwezenlijkt

2.

Wijzigingen in de statuten, de stichtingsakte, het reglement en in de samenstelling van het bestuur van de subsidieontvanger worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk aan het college gemeld bij de verantwoording.

Artikel 13       Verantwoording bij structurele subsidie tot €5.000,-

1.

Een subsidie tot € 5.000 wordt tegelijk met de verlening vastgesteld, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist.

2.

De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

3.

Het college kan binnen 3 jaar na de verstrekking als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

a.

een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

b.

een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

4.

Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

Artikel 14       Verantwoording bij structurele subsidie van €5.000,- tot €50.000,-

1.

Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 april in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

a.

een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

b.

een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag);

2.

Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

3.

Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

Artikel 15      Verantwoording bij structurele subsidie van € 50.000 of meer

1.

Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 april in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

a.

een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

b.

Een financieel verslag dat tenminste het volgende omvat:

I.Een balans; toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop

II.Een exploitatierekening, conform artikel 4:76, tweede tot en met het vijfde lid. Bij de exploitatierekening wordt dezelfde indeling gehanteerd als de begroting.

2.

Het financieel verslag dient uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar voorzien te zijn van een accountantsverklaring als bedoeld in art. 393, vijfde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 4:78 AwB is van overeenkomstige toepassing.

3.

Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

4.

Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

5.

Het college kan besluiten dat de verplichtingen zoals neergelegd in het tweede lid, van dit artikel, voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden.

 Artikel 16        Controle

1.

Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 13, 14 of 15 bedoelde gegevens en kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie.

2.

De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan de controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding.

3.

Het college kan één of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 17        Vaststelling structurele subsidie

1.

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld, tenzij anders is bepaald.

2.

Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de volledige in artikel 14 of 15 bedoelde verantwoording.

3.

Het college kan deze termijn met maximaal dertien weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het tweede lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

4.

Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd (directe subsidievaststelling) bepaald wordt.

 5.

Indien het college, op basis van lid 4, categorieën van subsidies of subsideontvangers aanwijst waarvoor de subsidieverlening en de subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt dan is, tenzij anders bepaald door het college, artikel 13 lid 2 t/m 4 eveneens van toepassing

Hoofdstuk 3
Aanvraag, verlening en vaststelling incidentele subsidie

Artikel 18         De aanvraag van incidentele subsidie

1.

Een aanvraag voor incidentele subsidie tot € 50.000,- dient tenminste dertien weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

2.

Een aanvraag voor incidentele subsidie van € 50.000,- of meer dient tenminste twintig weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

3.

Artikel 6 is op de aanvraag voor een incidentele subsidie van toepassing

Artikel 19         Beslistermijn

1.

Het college beslist op een aanvraag tot incidentele subsidieverlening tot € 50.000,- binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

2

Het college beslist op een aanvraag tot incidentele subsidieverlening van € 50.000,- of meer binnen twintig weken na ontvangst daarvan.

3.

Het college kan de termijnen genoemd in het eerste en tweede lid met maximaal acht weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 20        Weigeringsgronden

Een incidentele subsidie kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd worden op de gronden zoals omschreven in artikel 9 van deze verordening.

Artikel 21         Verplichtingen ontvanger incidentele subsidie

1.

De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

2.

Het college kan - aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen - verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

3.

De gegevens van een regionale subsidieontvanger hebben zowel betrekking op de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als op de activiteiten ten behoeve van de gemeente Culemborg.

4.

Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

5.

Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a.

de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

b.

de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

c.

de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

6.

De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

7.

De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a.

besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger, dan wel op ontbinding van de rechtspersoon;

b.

wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c.

ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

d.

ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de in de beschikking, en eventuele bijlagen daarbij, vastgelegde afspraken niet kunnen worden verwezenlijkt

 8.

De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 22         Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

1.

De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

2.

De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde.

3.

De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde.

4.

De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 23       Verantwoording bij incidentele subsidie tot €5.000,-

1.

Een subsidie tot € 5.000 wordt tegelijk met de verlening vastgesteld, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist.

2.

De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

3.

Het college kan binnen 3 jaar na de verstrekking als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

a.

een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

b.

een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

4.

Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

Artikel 24       Verantwoording bij incidentele subsidie van €5.000,- tot €50.000,-

1.

Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na afronding van de gesubsidieerde activiteiten de volgende bescheiden in bij het college:

a.

een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

b.

een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag);

2.

Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

3.

Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

Artikel 25      Verantwoording bij incidentele subsidie van € 50.000 of meer

1.

Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na afronding van de gesubsidieerde activiteiten de volgende bescheiden in bij het college:

a.

een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

b.

Een financieel verslag dat tenminste het volgende omvat:

I.Een balans; naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

II.Een exploitatierekening, conform artikel 4:76, tweede tot en met het vijfde lid. Bij de exploitatierekening wordt dezelfde indeling gehanteerd als de begroting.

2.

Het financieel verslag dient uiterlijk zes maanden na afronding van de gesubsidieerde activiteiten te zijn voorzien te zijn van een accountantsverklaring als bedoeld in art. 393, vijfde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 4:78 AwB is van overeenkomstige toepassing

3.

Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

4.

Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

5.

Het college kan besluiten dat de verplichtingen zoals neergelegd in het tweede lid voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden.

Artikel 26       Controle

1.

Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 23, 24 of 25 bedoelde gegevens en kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie.

2.

De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan de controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding.

3.

Het college kan één of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 27         Subsidievaststelling

1.

Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de volledige, in artikelen, 24 of 25 bedoelde, verantwoording.

2.

Het college kan deze termijn met maximaal dertien weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

3.

Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

4.

Indien het college, op basis van lid 3, categorieën van subsidies of subsideontvangers aanwijst waarvoor de subsidieverlening en de subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt (directe subsidievaststelling), dan is artikel 23 lid 2 t/m 4, tenzij ander bepaald door het college, van toepassing.

Hoofdstuk 4
Financiële bepalingen

Artikel 28         Voorschot

1.

Het college kan bij de subsidiebeschikking een voorschot verlenen.

2.

Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot verrekenen.

Artikel 29         Indexering

1.

Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het

toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt

2.

Indien er sprake is van een indexering, past het college jaarlijks het

subsidiebedrag aan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsrichtlijnen..

Artikel 30        Vermogensvorming subsidieontvanger

1.

Indien de subsidieontvanger structureel subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar, zulks ter beoordeling van het college, worden gereserveerd tot een maximum van 10% van de laatst ontvangen structurele subsidie.

2.

Indien een reserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgebouwd, kan het college besluiten dat de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van 3 jaar aanwendt om eventuele exploitatietekorten in volgende jaren op te vangen.

3.

De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

a.

indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

b.

indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

c.

indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

d.

indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.

4.

De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college.

5.

In geval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente.

Hoofdstuk 5
Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31         Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 32        Hardheidclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 33        Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Culemborg 2014.

Artikel 34         Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

1.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

2

De Algemene subsidieverordening Culemborg 2002 wordt ingetrokken op de dag waarop de Algemene subsidieverordening 2011 in werking treedt

3

Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidie is ingediend, maar waarop nog niet tot subsidieverlening, vaststelling of afwijzing is beslist, wordt daarop de Algemene subsidieverordening Culemborg 2002 op toegepast.

4

In afwijking van het eerste lid van dit artikel treedt, voor de subsidieaanvragen voor incidentele subsidies vanaf € 50.000 , in, een half jaar na bekendmaking van de Algemene subsidieverordening 2011.

.

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Culemborg

I.

Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het gemeente toekent. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal.

Voor de gemeente betekent dit dat toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening (hierna: ASV), zal de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen gestalte moeten krijgen in bijvoorbeeld bijzondere subsidieverordeningen en nadere regels.

De besluiten van het college - gebaseerd op de verordening - staan open voor bezwaar en beroep, een en ander zoals is geregeld in de Awb. Een bezwaar bij c.q. beroep op de raad is derhalve niet aan de orde.

II.

Reden nieuwe ASV en belangrijkste wijzigingen

.

Aangezien de hele tekst van de verordening herzien is en de ASV op enkele belangrijke punten is gewijzigd, is ervoor gekozen om de oude verordening in te trekken en een geheel nieuwe verordening vast te stellen. De wijzigingen zijn met name bedoeld om de systematiek overzichtelijker te maken en om het subsidieproces voor aanvragers zo eenvoudig mogelijk te maken (administratieve lastenverlichting). De wijzigingen hebben geen invloed op de hoogte van subsidies en de verdeling van de subsidiegelden.

De belangrijkste wijzigingen in de verordening betreffen de volgende aspecten:

1.Het soort subsidie is niet meer zozeer van belang bij de aanvraag en verantwoording, de hoogte van het subsidiebedrag wel.

2.Er zijn nog maar twee (hoofd) procedures in de verordening; één voor de verstrekking van incidentele subsidies en één voor de verstrekking van structurele subsidies.

3.Het college krijgt een explicietere rol in de besluitvorming over alle subsidie-aanvragen.

De besluitvorming door de Raad, middels het vaststellen van de begroting, en de besluitvorming door het college, middels het verlenen van de individuele subsidies, wordt explicieter benoemd.

1.Door het toevoegen van enkele ‘kan’ bepalingen kan het College nadere regels stellen om op deze wijze snel maatwerk te kunnen leveren indien dat nodig blijkt.

2.Er is expliciete aandacht voor bovengemeentelijke subsidiestromen.

A.         Wijze van aanvragen en verantwoording afhankelijk van hoogte subsidie

Een belangrijke voorwaarde bij het toekennen van subsidies is dat de ontvanger moet kunnen verantwoorden hoe hij of zij met de door de gemeente ter beschikking gestelde middelen wil omgaan (vooraf in de aanvraag) c.q. is omgesprongen (achteraf in de verantwoording).

In de nieuwe verordening is een nieuwe systematiek van aanvraag en verantwoording opgenomen, waarbij de aanvraagverplichtingen en verantwoordingsplicht zwaarder worden als er meer subsidie wordt gevraagd c.q. toegekend. Een en ander is met name uitgewerkt in de artikelen 6, 13 tot en met 15 en 22 tot en met 24. In de toelichting bij deze artikelen zal dieper op dit onderwerp worden ingegaan.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat het nieuwe systeem voor de meeste subsidieontvangers een administratieve lastenverlichting met zich zal meebrengen, met name voor de ontvangers van lagere subsidies.

De gekozen systematiek houdt rekening met het financiële (en eventueel beleidsmatige) risico dat de gemeente loopt bij de subsidiëring. Hoe hoger het bedrag en het risico, hoe meer controle. Hoe lager het bedrag en risico, hoe minder controle.

Dit is mede in lijn met de systematiek van de nieuwe VNG-modelverordening.

De verordening maakt het echter altijd mogelijk in individuele gevallen maatwerk te leveren ten aanzien van de verantwoording door de subsidieontvanger.

B.         Onderscheid tussen structurele en incidentele subsidies

In de oude ASV was er geen duidelijk onderscheid tussen deze vormen van subsidie, terwijl er in de praktijk echter wel de nodige verschillen zijn. In de nieuwe verordening zijn daarom aparte hoofdstukken over structurele subsidies opgenomen (Hoofdstuk 2) en over incidentele subsidie (Hoofdstuk 3). Meer hierover is te vinden in de toelichting bij de artikelen van deze hoofdstukken.

C .         Meer mogelijkheden tot maatwerk; uitwerking in nadere regels

Op meerdere plaatsen in de nieuwe verordening is expliciet opgenomen dat bepaalde onderwerpen kunnen worden uitgewerkt in nadere regels. Ook dit heeft met name te maken met het feit dat maatwerk op deze manier mogelijk wordt. Verder heeft dit als voordeel dat er adequater kan worden ingespeeld op veranderingen.

Tot slot is in deze verordening meer aandacht ten aanzien van regionale subsidieontvangers en bovengemeentelijke subsidiestromen (provincie, rijksspecifieke uitkeringen).

III.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat voor relevante begrippen van de ASV een nadere omschrijving.

Artikel 2      Reikwijdte  verordening

Dit artikel regelt op welke beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt door het college.

Op grond van artikel 149 uit de gemeentewet kan de raad, middels bijzondere subsidieverordeningen en afzonderlijke raadsbesluiten, specifieke regels opnemen voor bepaalde subsidiesoorten of bepaalde categorieën aanvragers dan wel subsidieontvangers. Deze kunnen afwijken van de bepalingen in de ASV. Doorgaans zullen zowel de (algemene) bepalingen van de ASV gelden als de specifieke, aanvullende regels van de bijzondere subsidieverordening of raadsbesluit.

De ASV is van toepassing op alle subsidies die door het college krachtens deze ASV worden verstrekt.

Het college kan nadere regels vastststellen voor bepaalde beleidsterreinen. In dat geval is de ASV is de ‘kapstok’ waaraan de nadere regels worden gehangen.

Met andere woorden, de nadere regels kunnen niet afwijken van de bepalingen van de ASV, de ASV is de enige wettelijke basis voor subsidieverstrekking, maar de regels kunnen wel een nadere uitleg bevatten van hoe onderdelen van die ASV worden geïnterpreteerd door het college bij subsidieverstrekking op specifieke beleidsterreinen zoals bijvoorbeeld cultuur of sport.

Lid 4 maakt het mogelijk om subsidie te verstrekken aan natuurlijke personen, groepen van natuurlijke personen of organisaties zonder rechtspersoonlijkheid. Het gaat hier om een ‘kan’bepaling: ‘het college kan’.

Voor deze kan-bepaling, en andere kan-bepalingen, kunnen nadere regels worden opgesteld door het college. Met betrekking tot deze specifieke bepaling kan daarbij gedacht worden aan het vastleggen van regels omtrent:

-Het beperken van de aanvraagmogelijkheid tot natuurlijke persoon, personen of organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, woonachtig c.q. ‘gezeteld’ in Culemborg

-Het verplichten tot aanleveren van een verklaring van goed gedrag en inzage in BKR-registratie van (hoofd)aanvrager bij het indienen van een aanvraag

-Het vastleggen van hoofdelijke aansprakelijkheid van (hoofd)aanvrager inzake rechtmatigheid van de besteding van het subsidiegeld

-Het limiteren van het bedrag dat aan subsidie gegeven kan worden aan natuurlijke personen tot een bedrag van € 1.500,--

-Het limiteren van het aantal jaren; na 3 jaar beëindiging subsidie of natuurlijk persoon heeft dan een organisatie met rechtspersoonlijkheid opgericht (uiteraard blijft daarbij de inhoudelijke en financiële toets van de aanvraag staan).

Artikel 3      Bevoegdheden van het college

Dit artikel betreft een wijziging ten opzichte van de ASV 2002 ,met als oogmerk meer helderheid te verschaffen.

In de ASV van 2002 was de raad formeel bevoegd te besluiten ten aanzien van exploitatie- en budgetsubsidies. De raad deed dit in de praktijk door via de begroting de budgetten vast te stellen. Het college stelde op basis daarvan de individuele beschikkingen vast (besluiten in de zin van 1:3 Awb). In deze ASV wordt dit duidelijker verwoord.

Vanuit het oogpunt van deregulering en doelmatigheid is het wenselijk deze besluitvorming (beschikkingen) juridisch expliciet neer te leggen bij het college. De raad stelt – precies zoals dat bij Dualisering bedoeld was – de kaders (via begroting en beleid), het college voert uit.

Dit artikel wijst het college aan als het voor de subsidiëring relevante bestuursorgaan. Uiteraard is het college daarbij gehouden aan de financiële grenzen (het subsidieplafond)die de raad in de gemeentebegroting heeft vastgesteld (eerste lid). Het college is tevens bevoegd aan de subsidietoekenning voorwaarden en voorschriften te verbinden en uitvoeringsovereenkomsten aan te gaan en te ontbinden (tweede lid).

Artikel 4      Subsidieplafond

Om de subsidieuitgaven te beheersen wordt gewerkt met het zogenaamde subsidieplafond (afdeling 4.2.2 van de Awb, belangrijkste bepalingen in artikel 4:25, 4:26, 4:27 en 4:28).

Het subsidieplafond voorkomt een open-eindefinanciering.

Ingevolgen het eerste lid van artikel 4 kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstop samen met de vaststelling van de begroting.

Binnen dit kader kan het college voor bepaalde beleidsterreinen en/of werkvelden subsidieplafonds vaststellen.

Als een vastgesteld subsidieplafond dreigt te worden overschreden, en er is geen inhoudelijk, kwalitatief beoordelingskader vastgesteld voor de verdeling van het beschikbaar gestelde budget over de aanvragen, dan wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van de volgorde van de aanvragen tot het maximum van het subsidieplafond is bereikt.

Uiteraard komen subsidieontvangers slechts voor subsidie aanmerking in als zij voor het overige aan alle eisen en voorschriften voldoen. Cruciaal is dat het subsidieplafond op correcte wijze bekend wordt gemaakt evenals de wijze van verdeling. Ook dient bij het bekend maken te worden gewezen op de mogelijke gevolgen van het subsidieplafond (vierde lid).

Artikel 5      Algemene verplichtingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6      Aanvraag

Dit artikel maakt een expliciet onderscheid in aanvraagvereisten ten aanzien van verschillende categorieën subsidiebedragen.

De achterliggende reden voor dit onderscheid is dat, naarmate er een hoger bedrag wordt gevraagd, er een grotere plicht ligt bij de aanvrager om dit financieel en inhoudelijk te onderbouwen.

Daarnaast geldt voor alle aanvragers dat, voorzover zij voor dezelfde (of vergelijkbare) activiteiten tevens subsidie hebben aanvraagd bij een of meer andere bestuursorganen dan wel privaatrechtelijke personen die subsidies verstrekken, zij daarvan mededeling doen in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen. Bij bestuursorgaan kan gedacht worden aan provincie of rijk, bij privaatrechtelijke rechtspersonen kan gedacht worden aan stichtingen of fondsen.

In artikel 4:2 van de Awb is een algemene bepaling over aanvragen opgenomen. Daarin staat bijvoorbeeld dat de aanvraag moet zijn ondertekend. Op grond van artikel 4:4 van de Awb is het college bevoegd om voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen. Zowel voor de aanvrager als voor de gemeente is het praktisch om te werken met formulieren. De aanvrager weet dan welke informatie hij moet leveren en de gemeente beschikt op overzichtelijke wijze over alle relevante informatie. Dit vergemakkelijkt de onderlinge vergelijking van instellingen, hetgeen van belang kan zijn voor een evaluatie van het beleid, en komt de efficiëntie van het subsidieverleningsproces ten goede. Gegevens die voor de aanvraag nodig en die door middel van het formulier kunnen worden gevraagd zijn:

·

naam en het adres van de aanvrager, de ondertekening, de dagtekening; de subsidie die wordt gevraagd;

·

een omschrijving van de activiteiten met vermelding van de aard en het doel ervan en de datum waarop of het tijdvak waarbinnen de activiteiten uitgevoerd worden en voor zover het een aanvraag voor een structurele subsidie betreft, eventuele afwijkingen ten opzichte van het voorgaande jaar dan wel tijdvak;

·

een begroting (inclusief toelichting), met voor zover van toepassing inzicht in de kosten van de investeringen, de exploitatieopzet, de liquiditeitsprognose, of het financieringsplan;

·

een opgave van aanvragen bij andere instanties voor activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen, dan wel reeds ontvangen subsidies of bijdragen van andere instanties;

·

de samenhang van de te subsidiëren activiteiten met activiteiten van derden voor zover dit relevant is;

·

gegevens over eventuele organisatorische verbanden met andere (rechts)personen en van eventuele banden van financiële aard die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten of op de inkomsten daaruit.

·

Indien de aanvrager een rechtspersoon is en voor de eerste maal subsidie aanvraagt, kan tevens worden gevraagd:

a.

een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b.

een bewijs van inschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

c.

de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting  daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

Artikel 7      Aanvraag voor structurele subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8      Beslistermijn

Vanwege de inpassing van de subsidiebehandeling binnen het begrotingstraject, en vanwege eventueel benodigd overleg, is voor deze beslistermijn gekozen.

Het college is zich bewust van het belang voor aanvragers om zo spoedig mogelijk te beschikken Het streven is om beschikkingen zo snel als mogelijk na de begrotingsvaststelling uit te laten gaan, doch uiterlijk voor 31 december het jaar voorafgaande aan de subsidieperiode.

Artikel 9      Weigeringsgronden

De artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb noemen een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 geeft als grond het overschrijden van het subsidieplafond.

Volgens artikel 4:35 kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a.

de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b.

 de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c.

de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Verder kan volgens artikel 4:35 Awb worden geweigerd indien de aanvrager:

a.

in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

b.

failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Er zijn, in vergelijking met de vorige ASV twee weigeringsgronden toegevoegd, te weten sub e en f. Sub e maakt het mogelijk om subsidie te weigeren aan organisaties en instellingen welke dreigen om te vallen. Sub f maakt het mogelijk om subsidie te weigeren aan organisaties en instellingen die de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook ‘wegzetten’ op de markt, voor winstbejag en/of het verwerven van persoonlijk inkomen (zoals bijvoorbeeld bij zzp’ers, zelfstandigen zonder personeel).

De weigeringsgronden van artikel 9 kunnen worden gebruikt indien er voldoende geld beschikbaar is gesteld door de raad. Indien er geen of onvoldoende geld beschikbaar is, dan kan de subsidie namelijk worden geweigerd op grond van artikel 4 (subsidieplafond).

Artikel 10    Verplichtingen ontvanger structurele subsidies

Artikel 4:37 van de Awb bevat een overzicht van verplichtingen die het bestuursorgaan kan opleggen. Diverse verplichtingen zijn hiertoe in de verordening opgenomen. Op grond van artikel 4:38 van de Awb kan het bestuursorgaan ook andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Deze verplichtingen dienen volgens de Awb bij of krachtens de (deel)verordening te worden opgelegd bij de subsidieverlening. Om dit te kunnen doen is artikel 10 zevende lid opgenomen.

In artikel10 achtste lid is bepaald dat subsidieontvangers dienen te voldoen aan het gestelde in artikel 4:71 Awb. In dit artikel wordt een reeks van handelingen genoemd waarvoor een subsidieontvanger voorafgaande toestemming van het subsidieverlenende bestuursorgaan behoeft. Toestemming kan o.a. worden geëist voor een wijziging van statuten, het verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen voor zover deze mede zijn verworven door middel van subsidiegelden dan wel de lasten worden bekostigd uit subsidiegelden, het vormen van fondsen en reserves, het aangaan van kredietovereenkomsten, het vaststellen van tarieven voor de door de subsidieontvanger te verrichten prestaties, het ontbinden van de rechtspersoon en het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling. Artikel 4:71 geldt alleen voor subsidies indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidietoekenning is bepaald. Door middel van het opnemen van de onderhavige bepaling in de ASV, is bij wettelijk voorschrift bepaald dat het artikel van toepassing is op structurele subsidies.

Voor een verzwaring van de (administratieve) lasten behoeft niet te worden gevreesd. Immers, wanneer er geen reden bestaat toestemming te onthouden aan een bepaalde handeling en een reactie binnen de in artikel 4:71 gestelde termijn moeilijk haalbaar is, kan door niet handelen hetzelfde worden bereikt als door het expliciet verlenen van toestemming.

Artikel 11    Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Gesteld kan worden dat het vooral een zaak van de subsidieontvanger zelf is om de haar toevertrouwde middelen goed te beheren. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger dient voorop te staan, maar het is niettemin raadzaam om in de verordening enkele elementaire waarborgen op te nemen, zoals verwoord in dit artikel, waarmee voorkomen kan worden dat een subsidieontvanger onverantwoorde risico’s neemt. Een en ander kan op grond van artikel 4:37 lid 1 sub d Awb worden verplicht.

Artikel 12    Meldplicht

Om tijdig te kunnen bijsturen dan wel maatregelen te nemen mocht dat nodig zijn, dient de gemeente tijdig te worden geïnformeerd. Op grond van dit artikel is de subsidieontvanger met het oog hierop verplicht een aantal zaken, al dan niet terstond, schriftelijk aan het college te melden.

Artikel 13, 14 en 15        Verantwoording

Deze artikelen zijn ingevoegd om mogelijk te maken dat er voor verschillende categorieën subsidie een verschillende verantwoordingsplicht geldt. De achterliggende reden voor de invoering van deze nieuwe systematiek is gelegen in het feit dat het logisch is dat er een zwaardere verantwoordingsplicht geldt als er een groter bedrag aan subsidie wordt toegekend (en er dus een groter risico wordt gelopen). Dit uitgangspunt en dezelfde categorie-indeling is ook terug te vinden in de nieuwe VNG-modelverordening.

Er zijn drie categorieën ingesteld, te weten subsidie tot € 5.000, subsidie van € 5.000 tot € 50.000 en subsidie van € 50.000 of meer. Voor iedere categorie geldt een andere wijze van verantwoording. De reden hiervoor is dat op deze manier maatwerk kan worden geleverd.

De artikelen 13, 14 en 15 worden hieronder nader toegelicht:

Artikel 13

: De verantwoording over de activiteiten en de besteding van de subsidie tot € 5.000 dient direct bij de aanvraag te worden ingediend, omdat dergelijke subsidies in beginsel direct worden verleend en vastgesteld. Het verlenen en vaststellen gebeurt dus in één beschikking. Wel is in lid 3 bepaald dat het college binnen drie jaar na de verstrekking kan bepalen dat aanvullende gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd. Het is voor de subsidieontvanger dus van groot belang om een goede administratie te voeren en alle relevante gegevens en bescheiden gedurende een periode van drie jaar te bewaren.

Artikel 14

: De verantwoordingsplicht ten aanzien van de activiteiten en de besteding van de subsidie in de categorie van € 5.000 tot € 50.000 is zwaarder en bestaat uit het overleggen van activiteitenverslag, een financieel verslag over het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop. In de leden 2 tot en met 4 van dit artikel zijn een aantal aanvullende bepalingen ten aanzien van de verantwoording opgenomen.

Artikel 15

: Voor de categorie van € 50.000 of meer geldt een zwaardere verantwoording. Naast het overleggen van een activiteitenverslag, een (in het artikel gekwalificeerde) financieel verslag en een balans dient de subsidieaanvrager een verklaring van een accountant te overleggen. Het financiële verslag dient binnen te zijn op 1 april in het jaar na het subsidiejaar, de accountantsverklaring op 1 juli in het jaar na het subsidiejaar.

Bij de categorie van subsidies vanaf € 50.000 eist het college  een goede financiële administratie en verantwoording van subsidiegelden, en om die reden een getrouwe jaarrekening. In beginsel wordt daarom een goedkeurende verklaring verlangd. Er zijn echter gevallen denkbaar waarin de subsidieontvanger niet aan deze eis kan voldoen. Als er geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven, kan het college besluiten om de subsidie lager (of nihil) vast te stellen, afhankelijk van de reden waarom de accountant geen goedkeurende verklaring heeft afgegeven.

In artikel 14 derde lid en artikel 15 vierde lid is bepaald dat het college, bij het niet tijdig indienen van verantwoording door de subsidieontvanger, de subsidie ten nadele van de ontvanger kan wijzigen. De bevoegdheid hiertoe is gebaseerd op het in artikel 4:48 eerste lid sub b van de Awb.

In artikel 14 vijfde lid en artikel 15 zevende lid is bepaald dat subsidieontvangers dienen te voldoen aan het gestelde in artikel 4:71 Awb. In dit artikel wordt een reeks van handelingen genoemd waarvoor een subsidieontvanger voorafgaande toestemming van het subsidieverlenende bestuursorgaan behoeft. Toestemming kan o.a. worden geëist voor een wijziging van statuten, het verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen voor zover deze mede zijn verworven door middel van subsidiegelden dan wel de lasten worden bekostigd uit subsidiegelden, het vormen van fondsen en reserves, het aangaan van kredietovereenkomsten, het vaststellen van tarieven voor de door de subsidieontvanger te verrichten prestaties, het ontbinden van de rechtspersoon en het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling. Artikel 4:71 geldt alleen voor subsidies indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidietoekenning is bepaald. Door middel van het opnemen van de onderhavige bepaling in de ASV, is bij wettelijk voorschrift bepaald dat het artikel van toepassing is op structurele subsidies.

Voor een verzwaring van de (administratieve) lasten behoeft niet te worden gevreesd. Immers, wanneer er geen reden bestaat toestemming te onthouden aan een bepaalde handeling en een reactie binnen de in artikel 4:71 gestelde termijn moeilijk haalbaar is, kan door niet handelen hetzelfde worden bereikt als door het expliciet verlenen van toestemming.

Artikel 16    Controle

Het college heeft de mogelijkheid om toezichthouders aan te wijzen die de naleving van de verordening kunnen controleren. ‘Toezichthouder’ is een juridische term hetgeen betekent dat voor de aanwijzing, de rechten en plichten van toezichthouders specifieke regels gelden. Deze zijn opgenomen in afdeling 5.2 van de Awb.

Artikel 17    Subsidievaststelling

Het college dient binnen 13 weken te beslissen op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

De subsidie wordt in beginsel per boekjaar vastgesteld, In het tweede lid wordt de termijn voor de subsidievaststelling vastgelegd. In het derde lid is aangegeven dat de beslistermijn verlengd kan worden met maximaal 12 weken. In het vierde lid is de mogelijkheid opgenomen om voor bepaalde categorieën de subsidieverlening en -vaststelling samen te laten vallen. Dit kan omwille van een efficiënt subsidieproces aan te bevelen zijn.

De aanspraak op financiële middelen, ofwel de subsidie, wordt definitief door middel van de subsidievaststelling. De Awb biedt de mogelijkheid om subsidies ambtshalve vast te stellen of op basis van een aanvraag. Bij toepassing van artikel 13 kan worden volstaan met één beschikking voor verlening en vaststelling. Voor de artikelen 14 en 15 bestaat de mogelijkheid dat het college voor bepaalde groepen c.q. beleidsterreinen wil volstaan met één beschikking. Dit kan in een bijzondere verordening of in nadere regels aangegeven worden.

Wel is in lid vijf bepaald dat het college, indien zij categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijst waarvan de verlening en vaststelling ineens gebeurd, binnen drie jaar na de verstrekking kan bepalen dat aanvullende gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd. Het is daarmee dus ook voor deze categorieën alsnog van groot belang om een goede administratie te voeren en alle relevante gegevens en bescheiden gedurende een periode van drie jaar te bewaren.

Artikel 18    De aanvraag van incidentele subsidie

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19    Beslistermijn

Dit artikel bevat een mogelijkheid de beslissing op de aanvraag voor de termijn van dertien weken te verdagen. De Algemene subsidieverordening Gemeente Culemborg 2002 bevatte een dergelijke verdagingsmogelijkheid niet. In het kader van de Wet dwangsom is het wel wenselijk de mogelijkheid te hebben in omstandigheden de beslissing op de aanvraag op te kunnen schorten zonder dat dit (financiële) gevolgen heeft.

Artikel 20    Weigeringsgronden

In dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen het college de subsidie geheel of gedeeltelijk kan weigeren. Bij het beoordelen van een aanvraag tot incidentele subsidie staat allereerst het belang van de subsidietoekenning voor de gemeente of haar ingezetenen voorop. Ten aanzien van de aanvraag tot incidentele subsidie, gelden overigens dezelfde weigeringsgronden als opgenomen in artikel 9 van deze verordening. 

Artikel 21   Verplichtingen ontvangers incidentele subsidie

Net als in artikel 10, achtste lid, is in artikel10 achtste lid bepaald dat subsidieontvangers dienen te voldoen aan het gestelde in artikel 4:71 Awb. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 10.

Artikel 22    Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Gesteld kan worden dat het vooral een zaak van de subsidieontvanger zelf is om de haar toevertrouwde middelen goed te beheren. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger dient voorop te staan, maar het is niettemin raadzaam om in de verordening enkele elementaire waarborgen op te nemen, zoals verwoord in dit artikel, waarmee voorkomen kan worden dat een subsidieontvanger onverantwoorde risico’s neemt. Een en ander kan op grond van artikel 4:37 lid 1 sub d Awb worden verplicht.

Artikel 23 tot en met 25   Verantwoording

Ten aanzien van de verantwoording van de besteding van incidentele subsidie, gelden de bepalingen zoals omschreven in de artikelen 23, 24 en 25 van deze verordening. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 13, 14 en 15, want de systematiek is dezelfde.

Artikel 26    Controle

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 27   Subsidievaststelling

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 28    Voorschot

In artikel 4:54 van de Awb is bepaald dat een voorschot kan worden verleend, mits dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidietoekenning is bepaald. Het tweede lid bevat de praktische regel dat de voorschotten kunnen worden verrekend met vorderingen op de betreffende subsidieontvanger.

Artikel 29    Indexering

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 30    Vermogensvorming subsidieontvanger

Een subsidieontvanger met structurele subsidie mag eventuele exploitatieoverschotten alleen reserveren (eerste lid) indien het college dit toestaat. Het is ontvangers van incidentele subsidies niet toegestaan eventuele exploitatieoverschotten te reserveren. Voor het exploitatieoverschot moet een egalisatiereserve worden gevormd.

Om het exploitatieoverschot te mogen doteren aan de egalisatiereserve is vooraf toestemming van het college nodig. In geval van toestemming zal het college in ieder geval de volgende eisen stellen:

a.

Aan de egalisatiereserve is een maximum verbonden van 10% van de laatst ontvangen subsidie;

b.

De egalisatiereserve wordt gedurende een periode van 3 jaar na het vormen van deze reserve aangewend voor het opvangen van eventuele exploitatietekorten

Ad a. Maximum egalisatiereserve: Het maximumpercentage is toegevoegd om het vormen van zogenaamde ‘reservepotjes’ te voorkomen

Ad b. Aanwending egalisatiereserve: De periode van 3 jaar voor het aanwenden van deze reserve voor het opvangen van eventuele exploitatietekorten is toegevoegd om te voorkomen dat subsidieontvangers de opgebouwde reserve tot in lengte van jaren moeten reserveren om toekomstige exploitatietekorten op te vangen.

Een periode van 3 jaar is redelijk. Als er na afloop van deze periode nog middelen uit de egalisatiereserve over zijn, mogen deze daarna worden aangewend voor andere doeleinden dan het opvangen van exploitatietekorten.

Bij een systematiek van subsidie waarbij de subsidieontvanger zelf verantwoordelijk is voor het resultaat, moet zij ook in staat worden gesteld deze verantwoordelijkheid daadwerkelijk te kunnen dragen.

Daarbij hoort de mogelijkheid een financiële buffer te kunnen vormen. In bepaalde gevallen is de subsidieontvanger niettemin een vergoeding verschuldigd voor de vermogensopbouw (derde lid).

Volgens artikel 4:41 van de Awb is een vergoeding slechts verschuldigd in bepaalde, in de wet genoemde gevallen en indien de verordening hiertoe de mogelijkheid biedt. De gevallen die in de verordening worden genoemd, zijn toegestaan volgens artikel 4:41 van de Awb. De Awb stelt verder als voorwaarde dat aangegeven moet zijn hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. De hoogte wordt in principe door het college bepaald (vierde lid). Hierin heeft zij beleidsvrijheid. In het geval van ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontving is er echter geen beleidsvrijheid. In dat geval is de vergoeding namelijk gelijk aan dat deel van het vermogen dat gerelateerd is aan de verstrekte subsidie. Dit houdt in dat – indien sprake is van vermogensvorming over een periode van meerdere jaren - bij de jaarlijkse vaststelling aangegeven wordt, welk deel van het opgebouwd vermogen gerelateerd kan worden aan de verstrekte subsidie.

Artikel 31    Onvoorziene situaties

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 32   Hardheidsclausule

Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid voor het college om, in gevallen waarin toepassing van een artikel van de verordening - gegeven het doel en de strekking van de verordening - een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, dat artikel buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstelling van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Er wordt hier - wellicht ten overvloede - opgemerkt dat het gebruik van dit artikel slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk is.

Artikel 33   Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 34    Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking. Bekendmaking vindt plaats op de gemeentepagina in de Culemborgsche Courant.

Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de algemene subsidieverordening Culemborg 2002.

Daarnaast regelt dit artikel welke regels van toepassing zijn op subsidieaanvragen welke zijn ingediend voordat deze verordening in werking treedt. Daarvoor geldt de verordening uit 2002.

Met betrekking tot de datum van inwerkingtreding zijn twee uitzonderingen opgenomen.

De indieningstermijn voor incidentele subsidies vanaf € 50.000,-- is, in deze verordening, eerder dan in de voorgaande verordening uit 2002. In de verordening van 2002 moesten aanvragen voor alle incidentele subsidies 12 weken vantevoren zijn ingediend, in deze verordening is dat voor incidentele subsidies vanaf €50.000, 20 weken van tevoren. 20 weken is een realistisere termijn, gezien de tijd die nodig is om tot een besluit te komen bij een incidenteel subsidieverzoek van deze financiële omvang.

Om aanvragers de gelegenheid te bieden hun processen hierop aan te passen, in het kader van behoorlijk bestuur, is ervoor gekozen om het onderdeel ‘aanvraag incidentele subsidie vanaf €50.000’, een latere inwerkingtreding te laten gelden. Aanvragers krijgen daarvoor een half jaar extra

Aldus besloten in de vergadering van de Raad,

gehouden op 3 juli 2014     

De griffier

De voorzitter

P.J. Peters

R.van Schelven

Naar boven