Verordening nadeelcompensatie gemeente Leiden 2014 vastgesteld

Op 10 juli 2014 heeft de gemeenteraad de Verordening nadeelcompensatie gemeente Leiden 2014 vastgesteld. In sommige gevallen kan het gemeentebestuur in de rechtmatige uitoefening van zijn bevoegdheid of taak schade veroorzaken die voor vergoeding in aanmerking komt. In de Verordening nadeelcompensatie gemeente Leiden 2014 wordt in grote lijnen aangegeven welke schade voor vergoeding in aanmerking komt en welke procedure gevolgd wordt bij een aanvraag om nadeelcompensatie. Vanaf heden ligt de verordening ter inzage in het atrium van het stadhuis en is digitaal in te zien op www.leiden.nl/verordeningen. De verordening treedt in werking op de dag na deze bekendmaking. Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot de service-eenheid Juridische Zaken van Servicepunt71 bereikbaar via telefoonnummer 071 - 516 5040 of via het emailadres juridischezaken@servicepunt71.nl

Verordening nadeelcompensatie gemeente Leiden 2014

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 14.0066 van 2014), mede gezien het advies van de commissie,

Op basis van de in artikel 149 Gemeentewet aan de raad toegekende bevoegdheid om verordeningen vast te stellen,

BESLUIT vast te stellen de Verordening nadeelcompensatie 2014:

Paragraaf Algemene bepalingen

Artikel 1
Definities

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.aanvraag: een aanvraag als bedoeld in de artikel 2 en artikel 6 (aanvraag om nadeelcompensatie), dan wel artikel 7 (aanvraag om voorschotverlening);

  • b.adviseur: een door het bestuursorgaan aan te wijzen persoon of organisatie die deskundig is op het gebied van nadeelcompensatie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, die niet betrokken is bij de handeling of het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft, en die belast is met de advisering over de op aanvraag te nemen beschikking;

  • c.bestuursorgaan: publiekrechtelijk orgaan dat het besluit heeft genomen of door of namens wie de feitelijke handeling is verricht, waarop het verzoek om nadeelcompensatie betrekking heeft, zijnde: de raad, het college van burgemeester en wethouders, of de burgemeester van Leiden.

Paragraaf Het recht op nadeelcompensatie en uitzonderingen hierop

Artikel 2
Recht op nadeelcompensatie

Indien een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico of het normale ondernemersrisico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft, kent het bestuursorgaan de benadeelde desgevraagd een vergoeding toe.

Indien een schadeoorzaak als bedoeld in het eerste lid voor de aanvrager naast schade tevens voordeel oplevert, dan wordt dit, voor zover dit redelijk is, bij de vaststelling van de te vergoeden schade in mindering gebracht.

Artikel 3
Weigeringsgronden

Het bestuursorgaan wijst een aanvraag om vergoeding van de schade geheel of gedeeltelijk af, indien:

  • a.de schade redelijkerwijs niet kan worden toegerekend aan een door hem genomen besluit of verrichte handeling;

  • b.de aanvraag betrekking heeft op een besluit waaraan, vanwege het gebonden karakter ervan, bij de voorbereiding van dat besluit zelf geen belangenafweging ten grondslag heeft gelegen;

  • c.de benadeelde het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard, omdat hij van het risico tijdig op de hoogte was of had kunnen zijn;

  • d.de schade het gevolg is van een omstandigheid die geheel of gedeeltelijk aan de aanvrager kan worden toegerekend;

  • e.de benadeelde heeft verzuimd redelijke maatregelen te treffen ter voorkoming of beperking van de schade; of

  • f.de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.

Het bestuursorgaan kan de aanvraag afwijzen, indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt.

Indien de aanvraag betrekking heeft op schade veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, vangt de termijn van vijf jaren, bedoeld in lid 2, niet aan voordat dit besluit onherroepelijk is geworden. Indien tegen het besluit geen beroep kan worden ingesteld, vangt die termijn niet aan voordat het besluit bekend is gemaakt.

Indien de aanvraag betrekking heeft op schade veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, vangt de termijn van twintig jaren, bedoeld in lid 2, aan op de dag volgend waarop het besluit onherroepelijk is geworden. Indien tegen het besluit geen beroep kan worden ingesteld, vangt die termijn aan op de dag volgend waarop het besluit bekend is gemaakt.

Artikel 4
Andere voor nadeelcompensatie in aanmerking komende kosten

Voor vergoeding komen tevens in aanmerking:

  • a.de kosten van het inschakelen van deskundigen tot een door het bestuursorgaan vast te stellen bedrag, voor zover het inroepen van bijstand van deskundigen redelijkerwijze noodzakelijk was;

  • b.de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag of indien het nadeel op een later tijdstip is ontstaan, vanaf dat tijdstip;

  • c.de redelijke kosten van maatregelen ter beperking of voorkoming van schade;

Artikel 5
Nadeelcompensatie in geld of in natura

De vergoeding wordt vastgesteld in geld, tenzij het bestuursorgaan deze anders dan in geld wenselijk acht.

Indien de vergoeding anders dan in geld wordt vastgesteld, kan de waarde daarvan niet meer bedragen dan deze in geld zou hebben bedragen.

Paragraaf De aanvraag

Artikel 6
Aanvraag om nadeelcompensatie

De aanvraag om nadeelcompensatie dient gericht te worden aan het betrokken bestuursorgaan als bedoeld in het artikel 1.

Het college van burgemeester en wethouders stelt een formulier vast, dat gebruikt dient te worden voor het indienen bij het betrokken bestuursorgaan van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

De aanvraag bevat een motivering, alsmede een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde tegemoetkoming.

De aanvraag bevat ten minste:

  • a.een aanduiding van de oorzaak ter zake waarvan een tegemoetkoming in de schade wordt gevraagd;

  • b.een aanduiding van de aard van de schade;

  • c.een omschrijving van de wijze waarop aan de schade naar het oordeel van de aanvrager tegemoet dient te worden gekomen, indien hij geen financiële vergoeding wenst.

De aanvrager verstrekt de gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

ea.indien het een aanvraag betreft wegens winst- of inkomstenderving: een door een accountant gewaarmerkte jaarrekening over het jaar waarin schade is geleden, alsmede de door een accountant gewaarmerkte jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin het besluit of de feitelijke handeling waarop de aanvraag betrekking heeft, genomen is respectievelijk een aanvang genomen heeft;

  • b.indien het een aanvraag betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte;

  • c.indien het een aanvraag betreft wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak: een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel indien het de verkoop van een bedrijf betreft, van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • d.indien het een aanvraag betreft vanwege gemaakte kosten als bedoeld in artikel 4 aanhef en onder a en/of c: een kopie van de betreffende facturen.

Artikel 7
Aanvraag voorschotverlening

Het betrokken bestuursorgaan, als bedoeld in artikel 1, kan de benadeelde op diens aanvraag een voorschot verlenen op mogelijk toe te kennen nadeelcompensatie van ten hoogste 90% van de te verwachten vergoeding. Op de aanvraag is het bepaalde in artikel 6 leden 3 tot en met 5 zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing. Het verlenen van een voorschot is geen erkenning door het bestuursorgaan van een recht op nadeelcompensatie.

Het bestuursorgaan kan, voordat het overgaat tot de verlening van een voorschot, een zekerheidsstelling van de aanvrager verlangen.

Het college van burgemeester en wethouders stelt een formulier vast dat gebruikt dient te worden voor het indienen bij het betrokken bestuursorgaan van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8
Ontvangstbevestiging

Het bestuursorgaan tekent de datum van ontvangst onverwijld aan op het geschrift waarbij de aanvraag is ingediend en zendt de aanvrager onverwijld een bewijs van ontvangst, waarin die datum is vermeld.

Het bestuursorgaan stelt de indiener van een aanvraag binnen drie weken na ontvangst van zijn aanvraag schriftelijk op de hoogte van de te volgen procedure.

Indien de verstrekte gegevens of bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, stelt het bestuursorgaan ter navolging van het bepaalde in artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht, de aanvrager in de gelegenheid zijn aanvraag binnen vier weken aan te vullen.

Het bestuursorgaan kan deze termijn op schriftelijk verzoek van de aanvrager eenmaal met vier weken verlengen.

Paragraaf Advies en beslissing

Artikel 9
Advies deskundigen

Het bestuursorgaan vraagt aan een adviseur, als bedoeld in artikel 1, om advies, indien dit naar het oordeel van het bestuursorgaan noodzakelijk is vanwege de complexiteit van de aanvraag, als bedoeld in artikel 1. Voorafgaand aan het vellen van zijn oordeel over het vragen van een adviseur bespreekt het bestuursorgaan met de aanvrager wat zijn wensen dienaangaande zijn. Indien het uiteindelijke oordeel van het bestuursorgaan afwijkt van de wens van de aanvrager, dan deelt het bestuursorgaan de reden daarvan met de aanvrager.

In elk geval is geen advies vereist, indien het bestuursorgaan:

  • a.besluit een aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling te nemen;

  • b.van oordeel is, dat zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 3;

  • c.van oordeel is, dat de aanvraag grotendeels overeenkomt met andere aanvragen waarover een adviseur advies heeft uitgebracht;

Een adviseur kan zich laten bijstaan door een van het bestuursorgaan onafhankelijke extra deskundige, die niet betrokken is bij het besluit of de handeling waarop de aanvraag betrekking heeft, indien extra deskundigheid vereist is gezien de complexiteit, de aard of de omvang van de aanvraag, zoals door een deskundige op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering in geval van winst- of inkomensderving, of door een deskundige ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan in geval van waardevermindering van een onroerende zaak.

Artikel 10
Behandeling aanvraag

  • 1.Het bestuursorgaan stelt alle voor het advies relevante informatie aan de adviseur ter beschikking.

  • 2.De adviseur stelt de aanvrager in de gelegenheid om in een hoorzitting zijn aanvraag mondeling toe te lichten aan de adviseur.

  • 3.De adviseur neemt in een mondeling overleg met een ambtelijk vertegenwoordiger van het bestuursorgaan, kennis van de toelichting van het bestuursorgaan omtrent zijn standpunt met betrekking tot de aanvraag.

4 Indien de adviseur op de plaats waar het nadeel zich gemanifesteerd heeft, de situatie in ogenschouw neemt, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid om daarbij aanwezig te zijn. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, maakt de adviseur met de aanvrager een afspraak.

  • 5.De adviseur geeft de aanvrager en het bestuursorgaan de gelegenheid om binnen twee weken na toezending van het conceptadvies, schriftelijk aan de adviseur een reactie te geven op het concept. Deze termijn kan op verzoek van de aanvrager of het bestuursorgaan met maximaal twee weken verlengd worden, waardoor de termijnen van drie respectievelijk vier maanden als bedoeld in artikel 12 lid 1 automatisch voor dezelfde tijdsduur verlengd worden.

  • 6.De adviseur doet in het conceptadvies en in het advies in ieder geval verslag van de toelichting van de aanvrager en het bestuur en van een eventuele schouw of taxatie ter plaatse. In het advies wordt tevens ingegaan op eventueel gegeven reacties als bedoeld in het voorgaande lid. In het conceptadvies en in het advies geeft de adviseur een gemotiveerd oordeel of en in hoeverre de aanvrager op grond van deze verordening in aanmerking komt voor nadeelcompensatie, en indien de aanvraag daar betrekking op heeft of en in hoeverre de aanvrager in aanmerking komt voor vergoeding van schade beperkende maatregelen, als bedoeld in artikel 4 aanhef en onder c, en/of een voorschotverlening, als bedoeld in artikel 7.

  • 7.In geval van een aanvraag voorschotverlening als bedoeld in artikel 7, kan het bestuursorgaan afwijken van de in de voorgaande artikelleden genoemde procedure teneinde in het belang van de aanvrager en gelet op de omstandigheden van het geval, binnen een passende termijn te kunnen reageren op het verzoek.

  • 8.Het advies wordt meegezonden met het besluit omtrent de aanvraag.

Artikel 11
Afwijken van advies

Indien het besluit omtrent de aanvraag afwijkt van het advies van de adviseur, wordt in het besluit de reden voor die afwijking vermeld.

Artikel 12
Beslistermijn

Indien het bestuursorgaan de aanvraag om nadeelcompensatie voorlegt aan een adviseur, beslist het bestuursorgaan uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag, indien het betreffende bestuursorgaan de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders is, en binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag, indien het betreffende bestuursorgaan de gemeenteraad is. Het bestuursorgaan kan de betreffende termijn eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen, naast hetgeen bepaald is omtrent de verlenging van de beslistermijn in artikel 10 lid 5. Van deze verdaging wordt schriftelijke mededeling gedaan aan de aanvrager.

Indien op grond van artikel 9, tweede lid, onder b en c, geen advies wordt ingewonnen, beslist het bestuursorgaan binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag. Het bestuursorgaan kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen, naast hetgeen bepaald is omtrent de verlenging van de beslistermijn in artikel 13 lid 1 onder b. Van deze verdaging wordt schriftelijke mededeling gedaan aan de aanvrager.

Het bestuursorgaan beslist op een aanvraag tot verlening van een voorschot als bedoeld in artikel 7, binnen acht weken na ontvangst daarvan, behoudens het bepaalde in lid 4.

Indien het bestuursorgaan besluit een in het derde lid bedoelde aanvraag om advies voor te leggen aan een adviseur, beslist het in afwijking van het voorgaande lid binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag. Het bestuursorgaan kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen. Van deze verdaging wordt schriftelijke mededeling gedaan aan de aanvrager.

Indien aan de aanvrager om aanvullende gegevens of bescheiden is verzocht als bedoeld in artikel 8, worden de beslistermijnen als bedoeld in voorgaande artikelleden, geschorst totdat de betreffende gegevens of bescheiden zijn ontvangen of de begunstigingstermijn, als bedoeld in artikel 8, is verstreken.

Artikel 13
Besluitvorming zonder advies

Indien het bestuursorgaan geen advies vraagt aan een adviseur omtrent de aanvraag:

  • a.stelt het bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid om zijn verzoek mondeling toe te lichten aan een ambtelijk vertegenwoordiger van het bestuursorgaan;

  • b.stelt het bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na toezending van het conceptbesluit, schriftelijk een reactie te geven op het conceptbesluit, welke termijn op verzoek van de aanvrager met maximaal twee weken kan worden verlengd, waardoor de termijn van tien weken als bedoeld in artikel 12 lid 2 automatisch voor dezelfde tijdsduur verlengd wordt;

  • c.gaat het bestuursorgaan in het conceptbesluit in op de eventuele mondelinge toelichting van de aanvrager en in het besluit op de eventuele mondelinge toelichting en op de eventuele schriftelijke reactie op het conceptbesluit.

Van het bepaalde in het voorgaande lid kan het bestuursorgaan afzien, indien artikel 9 lid 2 onder a van toepassing is, behoudens het bepaalde in artikel 8 leden 3 en 4.

Paragraaf Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 14
Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.het al dan niet inschakelen van een adviseur;

  • b.de op grond van artikel 6 en artikel 7 bij de aanvraag in te dienen gegevens en bescheiden, alsmede de daaraan te stellen eisen.

Artikel 15
Hardheidsclausule

Het bestuursorgaan kan bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16
Afwijken bij bijzondere verordening

De gemeenteraad kan voor bijzondere projecten of voor afzonderlijke categorieën van gevallen een afzonderlijke regeling treffen waarin de bepalingen van deze verordening worden aangevuld dan wel daarvan wordt afgeweken.

Deze verordening is niet van toepassing op aanvragen waarop regels die bij of krachtens de Leidingenverordening gemeente Leiden 2012 gesteld zijn, van toepassing zijn.

Artikel 17
Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij bekend gemaakt is.

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op aanvragen die door het bestuursorgaan zijn ontvangen nadat deze verordening in werking getreden is, ongeacht het moment waarop het besluit of de feitelijke handeling waarop de aanvraag betrekking heeft, genomen is respectievelijk heeft plaatsgevonden.

Artikel 18
Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Leiden 2014.

*****

De algemene toelichting en artikelgewijze toelichting op deze verordening zijn hier opgenomen: http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Leiden/334081/334081_1.html

Naar boven