Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld

Nummer 14-43

De raad van de gemeente Barneveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 14-43;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

b e s l u i t :

vast te stellen de: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld

Artikel 1
Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder dan vergelijkbare producten;

  • -bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • -gemeentelijke vangnetvoorziening: maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • -gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -leerbaarheid: de mate waarin de cliënt in staat is, eventueel met ondersteuning, vaardigheden aan te leren, die zijn zelfredzaamheid en/of participatie verbeteren;

  • -melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • -voorliggende voorziening: een algemene voorziening of een voorziening, op basis van een andere wet dan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waarmee aan de ondersteuningsvraag wordt tegemoetgekomen;

  • -wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2.
Melding ondersteuningsvraag

Een ondersteuningsvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke gemeentelijke vangnetvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3.
Cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Het college wijst degene die een ondersteuningsvraag meldt erop dat de cliënt zich gedurende de procedure desgewenst kan laten bijstaan door een cliëntondersteuner.

Artikel 4.
Vooronderzoek

Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

Het college stelt de cliënt in de gelegenheid om binnen zeven dagen na de melding een persoonlijk plan te overhandigen, waarin hij de omstandigheden, bedoeld in artikel 5 eerste lid onder a tot en met g, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.

Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

Indien de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en derde lid.

Artikel 5.
Gesprek

Het college onderzoekt, bij voorkeur in de thuissituatie van de cliënt, in een gesprek tussen deskundigen en de cliënt door of namens wie de melding is gedaan, zijn eventuele mantelzorger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a.de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt, alsmede de draagkracht van zijn eventuele mantelzorger en de belasting die deze ervaart bij de zorg voor de cliënt;

  • b.het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • c.de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een gemeentelijke vangnetvoorziening;

  • d.de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een gemeentelijke vangnetvoorziening;

  • e.de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een gemeentelijke vangnetvoorziening;

  • f.de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

  • g.de leerbaarheid van de cliënt;

  • h.de mogelijkheid om een gemeentelijke vangnetvoorziening te verstrekken;

  • i.hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt;

  • j.welke bijdragen in de kosten de cliënt zal zijn verschuldigd, en

  • k.de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de voorwaarden voor en de gevolgen van die keuze.

Indien de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

Indien de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6.
Verslag

Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij de cliënt heeft meegedeeld dit niet te wensen.

Het college stelt de cliënt in de gelegenheid om aanpassingen van en/of aanvullingen op het verslag te verzoeken.

Artikel 7.
Aanvraag

Een cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijke) vertegenwoordiger kan een aanvraag om een gemeentelijke vangnetvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag, indien de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 8.
Criteria voor een gemeentelijke vangnetvoorziening

Het college neemt het verslag van het gesprek als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een gemeentelijke vangnetvoorziening.

Een cliënt komt voor een gemeentelijke vangnetvoorziening in aanmerking als:

  • a.het noodzakelijk is:

    1°. de zelfredzaamheid of participatiemogelijkheden van de cliënt te versterken, te stabiliseren of te behoeden voor achteruitgang en het college ook mogelijkheden aanwezig acht dat de cliënt met de gemeentelijke vangnetvoorziening zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

    2°. de cliënt beschermd te laten wonen of opvang te bieden; en

  • b.er geen of onvoldoende mogelijkheden zijn om in zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning te voorzien door de versterking van zijn eigen kracht, met gebruikelijke hulp en medische zorg, mantelzorg of hulp vanuit het sociaal netwerk, de inzet van algemeen gebruikelijke of voorliggende voorzieningen.

Ten aanzien van een gemeentelijke vangnetvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een gemeentelijke vangnetvoorziening in aanmerking komt indien:

  • a.de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was; en

  • b.de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de ondersteuningsvraag overbodig had gemaakt.

Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vierde lid, van de wet verstrekt het college geen gemeentelijke vangnetvoorziening voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst adequate voorziening aan te merken valt.

Als een gemeentelijke vangnetvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

1°. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

2°. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

3°. tenzij de eerder verstrekte voorziening niet langer een adequate oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Als een gemeentelijke vangnetvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 9.
Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een gemeentelijke vangnetvoorziening. Het college betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan.

Artikel 10.
Inhoud beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een gemeentelijke vangnetvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Bij het verstrekken van een gemeentelijke vangnetvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.wat de ingangsdatum en, indien aan de orde, duur van de verstrekking is; en

  • c.hoe de voorziening wordt verstrekt.

Bij het verstrekken van een gemeentelijke vangnetvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b.welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c.wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

  • e.de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 11.
Regels voor pgb

Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt, indien aan de orde, aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering. 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Een pgb wordt in beginsel niet bij leden van het sociale netwerk besteed, tenzij dit aantoonbaar tot een betere kosten/kwaliteit-verhouding leidt.

Het college bepaalt bij nadere regels onder welke voorwaarden betreffende het tarief een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

Een pgb kan ook worden verstrekt indien de kostprijs van de voorziening van de door de cliënt gewenste aanbieder hoger is dan de kostprijs van de gemeentelijke vangnetvoorziening in natura. De hoogte van het pgb is dan gelijk aan het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 12.
Regels voor bijdrage in de kosten van gemeentelijke vangnetvoorzieningen en algemene voorzieningen

Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

  • a.voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en,

  • b.voor een gemeentelijke vangnetvoorziening dan wel pgb, gedurende de in nadere regelgeving te bepalen periode of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig de (maximale) bedragen en percentages en het overige bepaalde in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

De kostprijs van een gemeentelijke vangnetvoorziening en pgb wordt bepaald:

  • a.door een aanbesteding; of

  • b.na een consultatie in de markt.

Het college bepaalt bij nadere regels:

  • a.voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

  • b.wat de hoogte van deze bijdrage is voor elke algemene voorziening afzonderlijk;

  • c.voor welke groepen van personen een korting op de bijdrage voor een algemene voorziening geldt, alsmede de hoogte van deze korting;

Indien de bijdrage voor een gemeentelijke vangnetvoorziening of pgb ten behoeve van een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 13.
Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten en andere medewerkers daaronder begrepen, door:

  • a.het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b.het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning;

  • c.erop toe te zien dat medewerkers tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 14.
Eisen bestuursstructuur en bedrijfsvoering aanbieders

Aanbieders:

  • a.leggen schriftelijk vast hoe de ondersteuning is georganiseerd en welke bevoegdheden de verschillende onderdelen of medewerkers hebben;

  • b.stellen periodiek een beleidsplan vast en maken dit openbaar;

  • c.maken eventuele relaties met andere organisatorische eenheden en de aard van deze relaties openbaar;

  • d.evalueren hun beleid periodiek en stellen dit zo nodig bij, en

  • e.voeren een deugdelijke administratie waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven en verplichtingen te herleiden zijn naar bron en bestemming.

Artikel 15.
Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Het college treft een regeling voor het in ontvangst nemen van meldingen van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar en stellen ter uitvoering hiervan een interne regeling op.

De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 16.
Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

  • a.de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of doen verstrekken en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.de cliënt niet langer op de gemeentelijke vangnetvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c.de gemeentelijke vangnetvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.de cliënt niet voldoet aan de aan de gemeentelijke vangnetvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

  • e.de cliënt de gemeentelijke vangnetvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden herzien of ingetrokken indien blijkt dat het pgb niet binnen de door het college bij nadere regels te bepalen termijn na uitbetaling is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door of namens de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten gemeentelijke vangnetvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 17.
Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een, door het college nader in te vullen, waardering in natura.

Artikel 18.
Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met artikel 2.1.7 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan een door het college nader te bepalen percentage van het wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 19.
Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, rekening met:

  • a.de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.kosten voor bijscholing van het personeel.

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, rekening met:

  • a.de marktprijs van de voorziening, en

  • b.de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

    1°. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

    2°. instructie over het gebruik van de voorziening;

    3°. onderhoud van de voorziening, en

    4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 20.
Klachtregeling

Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt.

Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21.
Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn en voor zover het diensten in het kader van voorzieningen betreft.

Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22.
Nadere eisen aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Het college kan met betrekking tot de artikelen 13, 14, 15, 20 en 21 van deze verordening nadere eisen stellen aan de aanbieders, met wie de gemeente voornemens is een contract te sluiten of subsidie te verlenen, als ook met wie de gemeente reeds een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend.

Artikel 23.
Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college betrekt ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 24.
Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Barneveld wordt ingetrokken.

Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Barneveld totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Barneveld en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Barneveld, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 25
Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van deze Verordening als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.

Artikel 26.
Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 8 juli 2014.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

N.B. De toelichting op deze verordening is als bijlage bij dit gemeenteblad gevoegd.

Naar boven