Drank- en horecaverordening gemeente Barendrecht

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

gelet op de artikelen 147 van de Gemeentewet en 4, 25a, 25b, 25c, 25d en 26 van de Drank- en Horecawet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening

DRANK- EN HORECAVERORDENING GEMEENTE BARENDRECHT

HOOFDSTUK 1
BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1
Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening en aanvullend op de begripsomschrijvingen in de wet wordt verstaan onder:

  • a)de wet: Drank- en Horecawet;

  • b)terras: conform de definitie in artikel 2:19, lid 3 van de APV;

  • c)vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d)bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering:

    • i.leidinggevenden in de zin van de wet;

    • ii.personen die dienst doen in de inrichting;

    • iii.personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;

  • e)paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert;

  • f)bijeenkomsten van persoonlijke aard: bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de doelstelling van de paracommerciële rechtspersonen, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke;

  • g)horeca inrichting/-bedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;

  • h)detailhandel/slijtersbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat.

HOOFDSTUK 2
BEPALINGEN VOOR INRICHTINGEN WAARIN HET HORECABEDRIJF WORDT UITGEOEFEND

Artikel 2
Voorschriften aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen

De burgemeester kan aan een vergunning voor een horecabedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld:

  • a)ter bescherming van de volksgezondheid, of

  • b)in het belang van de openbare orde, of

  • c)ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de wet.

HOOFDSTUK 3
AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR PARACOMMERCIËLE

INRICHTINGEN

Artikel 3
Schenktijden paracommerciële inrichtingen

Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:

  • a)maandag, dinsdag, woensdag en donderdag na 15.00 uur en tot 24.00 uur;

  • b)vrijdag, zaterdag en zondag na 12.00 uur en tot 24.00 uur.

Paracommerciële rechtspersonen waarbij het faciliteren van sociale interactie direct voortvloeit uit de doelstellingen, zoals levensbeschouwelijke en sociaal-culturele instellingen, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:

  • a)maandag, dinsdag, woensdag en donderdag na 15.00 uur en tot een half uur voor sluitingstijd;

  • b)vrijdag, zaterdag en zondag na 12.00 uur en tot een half uur voor sluitingstijd.

Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.

Artikel 4
Privé-bijeenkomsten en bijeenkomsten derden

Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Het is verboden om de mogelijkheid tot het houden (waaronder inbegrepen de verhuur van het pand en inventaris) van bijeenkomsten van persoonlijke aard , waarbij alcoholhoudende drank wordt verstrekt, openlijk aan te prijzen of onder de aandacht te brengen met bijvoorbeeld posters, brochures, publicaties in kranten of tijdschriften, internet of via social media kenbaar te maken.

Artikel 5
Verbod verstrekken van sterke drank doorparacommerciëlerechtspersonen

Het is verboden om sterke drank te verstrekken in een paracommerciële inrichting die:

  • 1.deel uitmaakt van een gebouw dat of waaraan een onderdeel in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer sportorganisaties of –instellingen;

  • 2.deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • 3.deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik wordt door personen jonger dan 18 jaar.

Artikel 6
Verbod happy hours

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

HOOFDSTUK 4
ONTHEFFINGEN

Artikel 7
Ontheffing

De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 4 lid 1 gestelde verbod. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

De burgemeester kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard op aanvraag voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van de in artikel 3 en 4 gestelde verboden en beperkingen.

Artikel 8
Intrekkingsgronden ontheffing

De in artikel 7 bedoelde ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:

  • a)ter verkrijging daar van onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt, of

  • b)op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waar van de ontheffing is vereist, of

  • c)zich feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de ontheffing gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, of

  • d)de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen, of

  • e)van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn, of

  • f)indien de houder van de ontheffing dit verzoekt.

HOOFDSTUK 5
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 9
Overgangsrecht

Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vervallen voor paracommerciële inrichtingen:

  • a)de voorschriften en beperkingen die tot dat tijdstip zijn gesteld;

  • b)de ontheffingen die tot dat tijdstip door het College van burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn verleend;

  • c)de tot dat tijdstip gehanteerde schenk- of taptijden.

Artikel 10
Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.Deze verordening wordt aangehaald als “Drank- en Horecaverordening Gemeente Barendrecht”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2013.

de griffier, de voorzitter,

mevrouw mr. G.E. Figge drs. J. van Belzen

Artikelsgewijze toelichting bij de verordening

Artikel 1:
Begripsbepalingen:

Eerste lid

Door de begripsbepaling ‘de wet’ kan op diverse plaatsen in deze verordening op eenvoudige wijze verwezen worden naar de Drank- en Horecawet.

Voor het terras wordt verwezen naar de begripsbepaling die in de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht (APV) vermeld staat. De hier gebruikte begripsbepaling sluit naadloos aan bij de andere begripsbepalingen van de Drank- en Horecawet.

De begripsbepaling ‘vergunning’ verwijst naar artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Het gaat derhalve niet alleen om door het bevoegd gezag verleende vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen, maar ook om vergunningen voor de uitoefening van het slijtersbedrijf.

De begripsbepaling ‘bezoeker’ heeft betrekking op eenieder die zich in een inrichting bevindt waarin het horeca- of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van de leidinggevenden (exploitant, bedrijfsleider, beheerder) en dienstdoende personen, zoals barpersoneel, keukenhulpen, schoonmakers en portiers. Verder zijn uitgezonderd personen van wie de aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Het betreft hier bijvoorbeeld ambulancepersoneel dat te hulp is geroepen of een politieagent of toezichthouder die bezig is met wetshandhaving.

Het begrip ‘paracommerciële inrichting’ staat voor alle kantines die door paracommerciële rechtspersonen in eigen beheer worden geëxploiteerd. Paracommerciële rechtspersonen richt zich per definitie primair op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. De exploitatie in eigen beheer van de kantine is een nevenactiviteit.

Tweede lid

Voor de niet in het eerste lid genoemde begrippen die in deze verordening worden gebruikt wordt verwezen naar de begripsbepalingen opgenomen in artikel 1 van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:
Voorschriften aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen

De burgemeester is bevoegd voorschriften te verbinden aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen. Bepaald wordt wel dat de voorschriften die de burgemeester stelt zijn:

  • -ter bescherming van de volksgezondheid, en/of

  • -in het belang van de openbare orde, en/of

  • -ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet (waarin onder meer leeftijdsgrenzen worden gesteld voor de verstrekking van alcoholhoudende dranken).

Achtergrond

Artikel 25a van de Drank- en Horecawet biedt de gemeente de mogelijkheid in een verordening op te nemen dat de burgemeester, volgens bij die verordening te stellen regels, vooraf - dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning - voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwakalcoholhouden-de drank. Dit kan worden bepaald voor horecavergunningen en voor slijterijvergunningen. Deze gemeentelijke bevoegdheid was voorheen opgenomen in artikel 23 van de Drank- en Horecawet, zij het dat toen aan het College van Burgemeester en Wethouders dat mandaat gegeven kon worden.

In deze verordening wordt de burgemeester voor wat betreft de horecabedrijven uitsluitend de bevoegdheid gegeven de alcoholverstrekking aan voorschriften te verbinden. Hij krijgt niet de bevoegdheid de verstrekking te beperken tot zwakalcoholhoudende drank. Dit omdat in deze verordening de gemeenteraad al in artikel 6 inrichtingen aanwijst waar geen sterke drank mag worden verstrekt en de burgemeester de bevoegdheid krijgt hiervan ontheffing te verlenen. Zoals hiervoor reeds vermeld beperkt de gemeenteraad verder de bevoegdheid van de burgemeester door te bepalen dat hij slechts voorschriften kan verbinden vanwege drie specifiek genoemde redenen (bescherming volksgezondheid, openbare orde belang, naleving leeftijdsbepalingen).

Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een horecabedrijf zijn:

  • -Ter bescherming van de volksgezondheid: Een gevarieerde drankenkaart verplicht stellen. Dit houdt in dat er – naast alcoholhoudende dranken – voldoende betaalbare niet-alcoholhoudende alternatieven moeten worden aangeboden (fris, water, thee, koffie).

  • -In het belang van de openbare orde: Eisen stellen ten aanzien van het maximaal aantal bezoekers. Voor de veiligheid kan het aantal bezoekers dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd. Het aantal bezoekers maximeren is bovendien ter bescherming van de volksgezondheid. Uit onderzoek blijkt dat hoe meer mensen er in een zaak zijn en hoe minder makkelijk men even kan zitten, des te meer er wordt gedronken (Hughes, 2009).

  • -Ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet: Verlangen dat polsbandjes-systemen worden toegepast. Eisen stellen aan het aantal entrees en het aantal portiers.

Artikel 3:
Schenktijdenparacommerciële rechtspersonen:

Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon - geen NV of BV zijnde - die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschou-welijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen onder meer: sportkantines, dorps- en buurthuizen, kerkelijke centra, etc.

In deze paragraaf wordt uitvoering gegeven aan artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarin aan de gemeente wordt opgelegd in een verordening regels vast te stellen voor paracommerciële inrichtingen. De regels hebben als doel het voorkomen van oneerlijke mededinging en gelden bij het verstrekken van alcoholhoudende drank.

De volgende onderwerpen moeten volgens de wet in elk geval geregeld worden:

  • a)de schenktijden voor alcoholhoudende drank;

  • b)het schenken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • c)het schenken van alcoholhoudende dranken tijdens bijeenkomsten gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Artikel 3 is gebaseerd op artikel 4 (derde lid onder a) van de Drank- en Horecawet. Dit artikel behandelt de schenktijden in paracommerciële inrichtingen. In deze verordening is ervoor gekozen om voor deze inrichtingen een maximum aan uren waarop er alchohol-houdende drank mag worden geschonken in te stellen. Per inrichting zal de burgemeester invulling geven aan dit maximum aantal uren. De lijst van mogelijke soorten paracommer-ciële inrichtingen is namelijk oneindig en verschilt per gemeente of regio. Ook zijn er allerlei combinaties van paracommerciële rechtspersonen denkbaar in bijvoorbeeld multifunctio-nele accommodaties.

In artikel 4 lid 4 van de wet is opgenomen dat de burgemeester een verzoek om ontheffing van de standaardschenktijden kan honoreren voor maximaal 12 dagen bij bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard.

Achtergrond

De wijziging van de Drank- en Horecawet legt de gemeente de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële inrichtingen te reguleren. Door invoering van deze maatregel vervalt de in november 2000 in de Drank- en Horecawet opgenomen eis dat paracommerciële rechtspersonen in een bestuursreglement (huisreglement) schenktijden opnemen. Met het reguleren van de schenktijden van de paracommerciële horeca kan worden bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende drank een nevenactiviteit van de vereniging blijft naast de primaire activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

Deze maatregel past binnen het uitgangspunt van de wijziging van de Drank- en Horecawet om de verantwoordelijkheid voor het lokale alcoholbeleid, en dus ook de schenktijden van paracommerciële inrichtingen, meer een zaak van de gemeenteraad te laten worden dan tot op heden het geval was. Het waren tot nu toe in de praktijk toch veelal de paracommerciële rechtspersonen zelf die hun schenktijden bepaalden (en vastlegden in het bestuursregle-ment). Het gevolg was dat veel inrichtingen een enorm ruime schenktijd hanteerden die regelmatig overeenkwam met de commerciële horeca. Het bestuursreglement blijft overigens wel verplicht. In het reglement dient in elk geval vastgelegd te worden welke normen het bestuur stelt aan de voorlichtingsinstructie die de barvrijwilligers krijgen.

Ook moet in het bestuursreglement opgenomen worden hoe wordt toegezien op de naleving van het reglement.

Artikel 4: Privé bijeenkomsten en bijeenkomsten derden

Dit artikel heeft betrekking op de alcoholverstrekking door paracommerciële rechtspersonen tijdens gelegenheden die niet direct verbonden zijn aan de hoofdactiviteit van de paracommerciële rechtspersoon zelf, zoals bruiloften en partijen. Een definitie van dit soort bijeenkomsten is gegeven in artikel 1 lid 1 onder f van deze verordening.

Achtergrond

Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bevat onder meer de verplichting ter voorkoming van oneerlijke mededinging bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracom-merciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Deze regels moeten onder meer betrekking hebben op in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard (artikel 4, derde lid onder b, van de wet) en op in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn (artikel 4, derde lid onder c, van de wet). Met dit artikel in deze verordening wordt aan de verplichting om dit bij gemeentelijke verordening te regelen voldaan.

In deze verordening wordt voorgesteld de alcoholverstrekking door paracommerciële rechts-personen tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard in het geheel te verbieden.

Gezien de lichtere eisen die de Drank- en Horecawet en andere wetten aan paracommer-ciële rechtspersonen stellen, is het niet wenselijk dat deze rechtspersonen dit als concurren-tievoordeel jegens de reguliere horeca kunnen gebruiken. Door dit artikel wordt voorkomen dat (veelal gesubsidieerde) paracommerciële instellingen op onaanvaardbare wijze concurreren met de reguliere horeca.

De Drank- en Horecawet biedt in artikel 4 onvoldoende ruimte om bijeenkomsten van derden geheel te verbieden. Daarvoor is dan ook niet gekozen. In deze verordening wordt uitsluitend de alcoholverstrekking tijdens dit soort bijeenkomsten verboden. Bij bijeenkom-sten waarbij de paracommerciële rechtspersonen geen alcohol verstrekken speelt het concurrentievoordeel dat ontstaat als gevolg van de lichtere eisen die de wet aan deze rechtspersonen stelt immers veel minder een rol. Vanzelfsprekend zal de paracommerciële rechtspersoon bij het houden van dergelijke bijeenkomsten wel aan de overige regelgeving, zoals het bestemmingsplan, moeten voldoen.

Uitgangspunt is dat kantines van sportverenigingen bedoeld zijn ter ondersteuning van de clubactiviteiten. Sportverenigingen mogen geen horeca-activiteiten uitoefenen ten behoeve van bijeenkomsten die worden gehouden wegens gebeurtenissen in de privé-sfeer van leden (bruiloften of partijen) en bijeenkomsten voor niet-leden.

Wel is het toegestaan om clubgebonden activiteiten te houden zoals feest-, disco- en klaverjasavonden. Deze activiteiten zijn voor personen die bij de activiteiten van de sportverenigingen in de ruimste zin van het woord betrokken zijn, bijvoorbeeld leden, donateurs en sponsors.

Wanneer er voor bovenvermelde clubactiviteiten reclame wordt gemaakt dan dient in de advertentie duidelijk te worden vermeld dat de activiteiten alleen bestemd zijn voor leden, donateurs en sponsors.

Als verenigingsbestuur dient men er ook op toe te zien dat activiteiten slechts worden bezocht door leden, donateurs en sponsors. Dit kan bijvoorbeeld door invoering van leden-, donateurs- en sponsorpasjes.

Artikel 5:
Verbod verstrekken van sterke drank door paracommerciële rechtspersonen

Dit artikel (op basis van artikel 25a van de wet) verbiedt het schenken van sterke drank door bepaalde paracommerciële rechtspersonen. Dit artikel heeft niet als doel het tegengaan van oneerlijke mededinging, maar het tegengaan van onverantwoorde verstrekking van alcohol, vooral aan jongeren. Bovendien is het wenselijk een duidelijk onderscheid te maken tussen paracommerciële inrichtingen en commerciële inrichtingen waaraan zwaardere eisen worden gesteld, die geen subsidies ontvangen, geen fiscale voordelen genieten en geen gebruik kunnen maken van barvrijwilligers.

Omdat het schenken van sterke drank zover afwijkt van de doelstellingen in de statuten van de paracommerciële rechtspersonen wordt een ontheffingsmogelijkheid niet voorgesteld waarmee tevens het doel van alcoholmatiging beter wordt bereikt.

Artikel 6:
Verbod happy hours

Met de nieuwe verordenende bevoegdheid krijgt de gemeente voor het eerst de mogelijk-heid om invloed uit te oefenen op prijsacties in de horeca. Prijs en betaalbaarheid zijn belangrijke factoren voor alcoholconsumptie. De conclusie uit verschillende onderzoeken naar het effect van prijs op consumptie is helder: hoe lager de prijs hoe hoger de consumptie. Doel van dit artikel is de volksgezondheid te beschermen en de openbare orde te bewaken. Happy hours zijn een bekend voorbeeld van een tijdelijke prijsverlaging van alcoholhoudende drank. Tijdens happy hours wordt de consumptie van drank direct en actief gestimuleerd. Het grote voordeel van de inzet van dit artikel is dat de gemeente een effectieve alcoholpreventiemaatregel in handen krijgen. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft al jaren aan dat het beïnvloeden van de prijs het meest effectief is in het terugdringen van (schadelijk) alcoholgebruik.

Artikel 7:
Ontheffingen

In deze paragraaf van deze verordening zijn de mogelijkheden opgenomen tot het geven/ krijgen van ontheffingen van de in deze verordening gestelde verboden, voorschiften en beperkingen. Het betreft de gemeentelijke bepalingen genomen op grond van artikel 4 en artikel 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet. Het gaat uitdrukkelijk niet om ontheffingen op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

Artikel 8:
Intrekkingsgronden ontheffing

Alle ontheffingen kunnen door de burgemeester worden ingetrokken of gewijzigd. De situaties waarin dat mogelijk is staan in artikel 8 van deze verordening opgesomd.

Naar boven