Beleidskaders looptijd exploitatievergunningen (art. 3.6 APV 2008)(3B, 2014, 13)

Onderwerp

Beleidskaders looptijd exploitatievergunningen (art. 3.6 APV 2008)

De burgemeester van Amsterdam,

Overwegende:

  • -dat de gemeenteraad op 11 juli 2012 heeft ingestemd met een wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) om de geldigheidsduur van de exploitatievergunning vrij te geven;

  • -dat deze wijziging in werking treedt op een door burgemeester en wethouders vast te stellen tijdstip;

  • -dat krachtens het gewijzigde artikel 3.6 APV de burgemeester de looptijd van de exploitatievergunning vaststelt;

  • -dat het wenselijk is hiervoor beleidsregels vast te stellen,

  • -dat daartoe beleidsregels ‘Beleidskaders looptijd exploitatievergunning (art. 3.6 APV 2008)’ zijn opgesteld, zie bijlage 1;

  • -dat nu de beleidsregels zijn opgesteld burgemeester en wethouders verzocht wordt het bovenbedoelde tijdstip van in werking treden van het gewijzigde artikel 3.6 vast te stellen;

  • -dat in de beleidsregels is aangegeven dat voor de horeca de mogelijk is opgenomen de exploitatievergunning voor de duur van vijf jaar te verlengen in plaats van drie jaar;

  • -dat het wenselijk is dat beleidsregels zo spoedig mogelijk kunnen worden toegepast;

  • -dat de redactie van het huidige artikel 3.6 toelaat dat de beleidsregels ook bij de thans nog geldende redactie kunnen worden toegepast;

  • -dat daarom tot de datum van in werking treden van het gewijzigde artikel 3.6 APV de beleidsregels als vastgelegd in bijlage 1 vanaf 1 februari 2014 zullen gelden als beleidsregels op grond van het huidige artikel 3.6 APV;

Brengt ter algemene kennis, dat hij op 31 januari 2013 heeft besloten:

  • I.vast te stellen de Beleidskaders looptijd exploitatievergunning (art. 3.6 APV 2008), zoals opgenomen in bijlage 1;

  • II.dat deze Beleidskaders in werking treden daags na publicatie in het Gemeenteblad en werken terug tot en met 1 februari 2014;

  • III.dit besluit kan worden aangehaald als ‘Beleidskaders looptijd exploitatievergunning’.

De burgemeester van Amsterdam voornoemd,

mr. E.E. van der Laan

Beleidskaders l ooptijd exploitatievergunning (art. 3.6 APV 2008)

Inleiding

Met het oog op de bestuurlijke lasten voor de stadsdelen en de administratieve lasten voor ondernemers is door de stadsdelen en de horecabranchevereniging de wens geuit om de looptijd van exploitatievergunningen te verlengen. Daarnaast leidt de behoefte aan deregulering in combinatie met een striktere handhavingstrategie, zoals beschreven in de Horecavisie 2011-2014, ertoe om de mogelijkheid te bieden de looptijd van vergunningen op te rekken. Dit sluit aan bij de gedachte om ondernemers die zich aan de regels houden te belonen en te zorgen voor een striktere aanpak van malafide ondernemers. Het voorstel is om goede ondernemers meer vertrouwen te gunnen en de looptijd van de vergunning op 5 jaar in plaats van 3 jaar vast te stellen. De gemeenteraad heeft voorts op 11 juli 2012 ingestemd met een wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) om de geldigheidsduur van de exploitatievergunning vrij te geven en de mogelijkheid te bieden om een vergunningtermijn van 5 jaar vast te stellen. Deze wijziging treedt in werking op een door burgemeester en wethouders vast te stellen datum.

Artikel 3.6 APV zal dan als volgt gaan luiden:

De burgemeester stelt de looptijd van de vergunning vast.

Artikel 3.6 APV luidt nu als volgt:

Een vergunning vervalt drie jaar na de datum van inwerkingtreding tenzij door de burgemeester een andere looptijd is vastgesteld.

Waar voorheen de vergunningtermijn op 3 jaar stond, is nu gekozen voor een formulering die de burgemeester nog meer de ruimte biedt om in een beleidsnota precieze invulling te geven aan de looptijd van een exploitatievergunning. In dit stuk wordt invulling gegeven aan de wijze van bepaling van de looptijd van een exploitatievergunning.

Het is wenselijk om beleidsregels vast te stellen voor de toepassing van artikel 3.6 APV. Daarom zal het tijdstip van in werking treden van het gewijzigde artikel 3.6 door burgemeester en wethouders worden bepaald. Nu het onderstaande beleidskader door mij is vastgesteld, is het wenselijk dat de voor de horecaondernemers geboden mogelijkheid tot verruiming van de vergunningslooptijd tot vijf jaar zo snel mogelijk kan worden toegepast. De procedure tot het vaststellen van het tijdstip van in werking treden van het gewijzigde artikel 3.6 hoeft echter te worden afgewacht. De redactie van het thans nog vigerende artikel 3.6 biedt ook de mogelijkheid om met betrekking tot het bepalen van de looptijd van exploitatievergunningen bij verlengingsaanvragen het onderstaande beleidskader toe te passen. Tot het tijdstip dat burgemeester en wethouders de in werkingtreding van het bovenbedoelde gewijzigde artikel 3.6 heeft bepaald, worden de onderstaande beleidskaders toegepast als beleidsregels op basis van het huidige artikel 3.6 APV. De Beleidskaders treden in werking treden daags na publicatie in het Gemeenteblad en werken terug tot en met 1 februari 2014

1.Looptijd exploitatievergunning horecabedrijven van 3 naar 5 jaar

Uitgangspunt is dat een nieuwe ondernemer een vergunning krijgt voor de duur van maximaal 3 jaar. Het gaat dan om de exploitatievergunning voor horecabedrijven (op grond van de APV) en de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten (op grond van de Wet op de kansspelen). De exploitatievergunningen voor horecabedrijven waarin een coffeeshop wordt geëxploiteerd vallen buiten dit model (zie hoofdstuk 3). Ook op de looptijd van exploitatievergunningen voor andere inrichtingen dan horecabedrijven, dus voor prostitutie/escortbedrijven, coffeeshops en speelautomatenhallen, is dit uitgangspunt niet van toepassing.

Bij verlenging van de vergunning kunnen ondernemers in aanmerking komen voor een vergunning met een looptijd van 5 jaar. Aan de hand van de criteria wordt gekeken of een ondernemer bonafide is en daardoor de looptijd van de vergunning kan worden bepaald op 5 jaar.

  • Een nieuwe ondernemer krijgt in beginsel een vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf voor de duur van maximaal 3 jaar;

  • Aan het einde van de looptijd dient de ondernemer zoals gebruikelijk een verzoek tot verlenging van zijn vergunning in te dienen. Indien de ondernemer aan alle gebruikelijke vereisten en criteria voldoet én daarnaast bonafide is/een goed exploitatieverleden/enz. heeft zal deze vergunning verlengd kunnen worden voor de duur van 5 jaar. (zie voor de toepasselijke voorwaarden hoofdstuk 2.1 en 2.2)

  • Een ondernemer komt niet in aanmerking voor een verlenging van 5 jaar indien de ondernemer niet aan de criteria voldoet.

  • In geval van bijzondere omstandigheden kan de looptijd van de vergunning worden verkort. Daarvan is sprake als naar het oordeel van de burgemeester daar redenen voor zijn op grond van het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf of op grond van de openbare orde of de veiligheid. (zie hoofdstuk 3).

  • Om de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten synchroon te laten lopen met de exploitatievergunning, wordt ook de looptijd van deze vergunning verlengd naar 5 jaar indien de ondernemer in aanmerking komt voor een verlenging van de exploitatievergunning voor het horecabedrijf met 5 jaar. De gemeente moet daarbij rekening houden met een derving van legesinkomsten. (zie verder hoofdstuk 4 en 6).

    • 1. Voorwaarden en criteria m.b.t. looptijd vergunning

Aan de hand van de onderstaande criteria wordt bepaald of een ondernemer bij verlenging in aanmerking komt voor een vergunning met een looptijd van 5 jaar. De burgemeester blijft daarnaast altijd bevoegd een kortere looptijd vast te stellen. Dat kan zich voordoen in bijzondere gevallen (ook bij de beoordeling van de verlengingsduur). Zie hoofdstuk 3 voor nadere toelichting.

2.1 C riteria APV en de Handhavingsstrategie :

  • 1. Zelfde ondernemer en inrichting

  • 2. Tijdige en ontvankelijke verlengingsaanvraag

  • 3. Maximum aantal o pgelegde stappen uit de Handhavingsstrategie

Ad 1 Zelfde ondernemer en inrichting

Een verlengingsaanvraag van de vergunning dient door dezelfde ondernemer te worden gedaan op wiens/wier naam de vorige vergunning is gesteld. Tevens moet het gaan om dezelfde inrichting waarbij de exploitatievorm niet is gewijzigd (bijv. niet veranderd van café in snackbar of van dagzaak in avondzaak).

Ad 2 Tijdig e en ontvankelijke verlengingsaanvraag

De looptijd van een verleende vergunning moet geheel doorlopen worden en er dient tijdig (vier weken voor de vervaldatum van de vergunning) een ontvankelijke verlengingsaanvraag te worden gedaan. De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor het doen van een tijdige en ontvankelijke verlengingsaanvraag.

Ad 3 Maximum aantal opgelegde stappen uit de H andhavingsstrategie

Bij het verlengen van de looptijd van de vergunning wordt gekeken naar de opgelegde stappen tijdens de looptijd van de voorgaande vergunning. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt in categorie overtreding om verwarring bij de vergunning verlening te voorkomen en de beleidsregels voor de ondernemers en de uitvoerende ambtenaren zo helder mogelijk te houden. Er wordt ten minste drie jaar terug gekeken, met dien verstande dat als de voorafgaande vergunning een langere looptijd had dan drie jaar naar de volledige looptijd wordt gekeken. (Dus vijf jaar terugkijken, als de looptijd van de voorafgaande vergunning vijf jaar was.

Looptijd vorige vergunning 3 jaar

Om in aanmerking te komen voor een verlenging met een looptijd van maximaal vijf jaar mag de ondernemer met een vergunning met een looptijd van drie jaar binnen die periode geen bestuurlijke maatregel opgelegd hebben gekregen uit de Handhavingsstrategie Horeca en slijterijen Amsterdam 2013 of uit de Stappenplannen voor de handhaving van de exploitatievergunningen en vergunningen ingevolge Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen. Het laatste jaar van de looptijd mag bovendien ook geen bestuurlijke waarschuwing zijn opgelegd. Bij de beoordeling wordt meegenomen dat indien een ondernemer één bestuurlijke maatregel uit de Handhavingsstrategie publiek toegankelijke inrichtingen (geldig tussen 1 september 2012 tot 17 december 2013) opgelegd heeft gekregen, deze maatregel niet wordt meegeteld. Hier is voor gekozen vanwege het feit dat in de handhavingsstrategie publiek toegankelijke inrichtingen, in tegenstelling tot de Handhavingsstrategie publiektoegankelijke inrichtingen was opgenomen als voorloper op een bestuurlijke maatregel.

Looptijd vorige vergunning 5 jaar

De ondernemer met een vergunning met een looptijd van 5 jaar mag binnen die periode maximaal één bestuurlijke maatregel uit de Handhavingsstrategie Horeca en slijterijen Amsterdam 2013 opgelegd hebben gekregen om in aanmerking te komen voor een verlenging met de looptijd van maximaal 5 jaar. Het laatste jaar moet bovendien schoon zijn van bestuurlijke waarschuwingen.

2.2 C riteria Wet Bibob

Het verlengen van de looptijd van vergunningen heeft gevolgen voor het toepassen en functioneren van deWet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Lichte Bibob-toets (stadsdeelniveau)

Aan het einde van de looptijd dient de ondernemer zoals gebruikelijk een verzoek tot verlenging van zijn vergunning in te dienen, inclusief de Bibob-formulieren. Indien er uit de lichte Bibob-toets op stadsdeelniveau geen indicatoren blijken die nopen tot nader onderzoek, dan kan de vergunning worden verleend voor de duur van 5 jaar. Indien zich gedurende de looptijd van de vergunning nieuwe feiten en omstandigheden voordoen die duiden op crimineel gebruik van de vergunning, zal een Bibob-toets volgen en een Bibob-formulier worden uitgereikt.

Advies Landelijk Bureau Bibob

Indien tijdens de lichte Bibob-toets indicatoren naar voren zijn gekomen of indien de Bibob-Officier van Justitie het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob adviseert een advies aan te vragen bij het landelijk Bureau Bibob, dan zal er in de regel een advies gevraagd worden bij dit Bureau. Afhankelijk van de uitkomst van het Bibob-advies en de houdbaarheid daarvan kan de gemeente een vergunning weigeren, verlenen met voorschriften of volledig verlenen. Om in aanmerking te komen voor een verlening van de looptijd van de vergunning, dient het advies na een uitgebreide Bibob-toets te luiden dat er géén sprake is van gevaar. Indien de vergunning met voorschriften wordt verleend, komt een ondernemer niet in aanmerking voor een verlenging van de looptijd van de vergunning.

1.Bijzondere gevallen

Ondanks dat een ondernemer aan alle criteria uit hoofdstuk 2 voldoet, kan de Burgemeester in bijzondere gevallen de looptijd van de vergunning beperken. Het gaat om uitzonderlijke gevallen die de beperking van de vergunning rechtvaardigen. Het gaat om gevallen die niet zijn vervat in de Handhavingsstrategie of onder de Wet Bibob vallen. Het besluit om een ondernemer die wel aan alle criteria voldoet, op grond van artikel 3.6 APV geen vergunning met een looptijd van 5 jaar te geven, dient per geval gemotiveerd te worden.

1.Synchronisatie aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten

Artikel 3 van het Speelautomatenbesluit 2000 geeft echter wel aan dat ten aanzien van het uitgeven van een aanwezigheidsvergunning tot een maximum van 4 jaar de leges naar evenredigheid van het verschil in looptijd verhoogd of verlaagd kunnen worden. Indien de aanwezigheidsvergunning voor meer dan 4 jaar of voor onbepaalde tijd wordt uitgegeven, dan geldt een maximumbedrag die niet overeenkomt met het bedrag dat bij 4 jaar of minder naar evenredigheid kan worden betaald. Het verschil in inkomsten voor het berekenen van leges van 3 of 5 jaar verschilt ook naar de hoeveelheid aan automaten. In de praktijk betekent dat er bij verlenging van de aanwezigheidsvergunning naar 5 jaar er een bedrag dat gelijk staat aan maximaal 4 jaar aan leges kan worden berekend.

Bestuursorganen hebben ten aanzien van de aanwezigheidsvergunning van speelautomaten dus te maken met een derving van de legesinkomsten van een jaar per ondernemer. Zie hoofdstuk 6 voor een voorbeeld berekening van stadsdeel Centrum.

1.Geen verlenging voor coffeeshop, prostitutie/escortbedrijven en de speelautomatenhallen

5.1 Coffeeshops

De exploitatievergunning voor coffeeshops valt buiten dit model. Belangrijkste reden hiervoor is dat het gedoogbeleid zich verzet tegen het verlengen van de gedoogverklaring voor coffeeshops. Gekozen is om de exploitatievergunning voor het horecabedrijf dat deze coffeeshops mede vormen uit te geven voor 3 jaar zodat deze gekoppeld blijft aan de gedoogverklaring van 3 jaar.

5.2 Prostitutie

De exploitatievergunning voor prostitutiebedrijven valt buiten dit model. De prostitutiebranche is een kwetsbare branche daar zich binnen deze branche ernstige uitwassen voordoen. Te denken valt aan dwang, geweld, uitbuiting, mensenhandel, witwassen en criminele investeringen. Gezien een groot deel van de uitwassen gericht is op het persoonlijke leven van het individu, is het te risicovol om met betrekking tot deze branche voor een ruimere vergunningduur te kiezen.

5 . 3 Speelautomatenhallen

De exploitatievergunning voor de speelautomatenhallen valt buiten het verlengingsmodel. De speelautomatenhallenbranche is vanwege de grote geldbedragen die erin omgaan, een kwetsbare branche voor criminele investeringen. De branche komt derhalve niet in aanmerking voor een vijfjarige verlenging van de exploitatievergunning.

6. Consequenties ondernemers en bestuursorgaan

6 . 1 Consequenties voor ondernemers

Door het verruimen van de geldigheidsduur van de vergunning bij verlengingen zullen de (administratieve) lasten afnemen voor de ondernemers die langer dan 3 jaar een onderneming drijven. Daarnaast hoeft deze bestaande ondernemer jaarlijks verhoudingsgewijs minder leges te betalen. Uit een indicatieve berekening van stadsdeel Centrum blijkt dat de administratieve lasten voor de ondernemers die hun exploitatievergunning in dit stadsdeel verlengen, in de toekomst zullen afnemen van €275.480 naar €198.440. Jaarlijks hoeven er in dit stadsdeel immers niet 415 ondernemers een dergelijk verlengingsverzoek in te dienen maar slechts 175, dat is een reductie van bijna 60%. Iedere bestaande ondernemer zal bij een vergunning van 5 jaar, jaarlijks minder administratieve lasten betalen ten opzichte van een vergunning van 3 jaar. Tevens betalen de bestaande ondernemers jaarlijks minder leges bij een vergunning van 5 jaar. Dit vormt tezamen voor de ondernemer een jaarlijkse reductie van rond de € 150. Voor nieuwe ondernemers wijzigen de administratieve lasten en leges niet.

Let op : de berekening en zijn indicatief. Bij de berekening is uitgegaan van een exploitatievergunning zonder terras en een uurtarief van een ondernemer van € 50 .

Geschatte financiële consequenties voor een ondernemer in stadsdeel Centrum

3 jaar

5 jaar

Verschil

Jaarlijkse geschatte administratieve lasten om vergunning aan te verlengen

€ 258

€ 155

€ 103

Jaarlijkse legeskosten bij verlenging van exploitatievergunning zonder terras

€ 107

€ 64

€ 43

Jaarlijkse besparing per ondernemer bij een exploitatievergunning van 5 jaar zonder terras

€ 146

Gemiddelde jaarlijkse besparing voor ondernemers tezamen in stadsdeel Centrum: 1800 ondernemers x €146 =

€ 262.000

6 . 2 Financiële consequenties voor de bestuursorganen

Het invoeren van een getrapt model heeft financiële consequenties voor het bestuursorgaan. Uit een indicatieve berekening van stadsdeel Centrum blijkt dat de bestuurlijke financiële lasten met betrekking tot de vergunningverlening bij verlengingen voor dit bestuursorgaan zullen afnemen met 57,8%. Het totaal aantal bestuurlijke lasten voor de stadsdelen, dat wil zeggen inclusief de nieuwe ondernemers, zal daarmee afnemen met 32,1%. Dit komt neer op een bestuurlijke lastenverlichting van rond de € 250.000.

Daartegenover staat dat ook de jaarlijkse legesinkomsten bij verlengingen zullen afnemen met 23% (de leges uit kansspelautomaten meegerekend). Dat is een vermindering van

€ 80.000 leges per jaar. Uit de leges wordt de behandeling van de aanvraag gefinancierd. Dit is inclusief het controleren van de in de aanvraag opgevoerde gegevens, dus ook onderzoek ter plaatse. Vervolgcontroles tijdens de loopduur van de vergunning en handhaving mogen niet worden gedekt uit leges.

Tegenover een bestuurlijke lastenverlichting van € 250.000 staat dus een lagere legesopbrengst van €80.000 per jaar. Per saldo zou dat een besparing van €170.000 kunnen opleveren.

Let op: de berekeningen zijn indicatief. Bij de gemiddelde jaarlijkse lege opbrengst is uitgegaan van exploitatievergunningen zonder terras.

Geschatte f inanciële consequenties voor stadsdeel Centrum

3 jaar

5 jaar

Jaarlijkse Inkomstenderving en lastenverlichting

Jaarlijkse inkomsten uit leges horeca met kansspelautomaat

€ 16.214

€ 12.880

- € 3.333

Gemiddeld jaarlijkse lege opbrengst voor exploitatievergunning zonder terras

€ 275.480

€ 198.440

- € 77.040

Gemiddeld aantal uren om vergunningen te verlenen en te verlengen

7862 uur

5336 uur

2526 uur x € 99,08 = € 250.295

Totaal aan jaarlijkse inkomstenderving uit leges bij stadsdeel Centrum (exploitatievergunning zonder terras + kansspel)

- 80.374

Totaal aan jaarlijkse lastenverlichting bij stadsdeel Centrum

€ 250.295

Totale jaarlijkse besparing

€ 1 69.921

Naar boven