Handhavingsverordening werk en inkomen Opsterland 2014

De raad van de gemeente Opsterland

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 december 2013;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand, artikel 35, eerste lid onderdeel c van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers en artikel 35, eerste lid onderdeel c de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen;

overwegende dat:

het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand;

het gewenst is regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

b e s l u i t :

vast te stellen:

HANDHAVINGSVERORDENING WERK EN INKOMEN OPSTERLAND 2014

Artikel 1
Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers (IOAW) en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ).

  • b.het college: het college van burgemeester en wethouders van Opsterland

  • c.gemeente: gemeente Opsterland.

  • d.fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van een uitkering door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de gemeente.

  • e.misbruik: het in strijd met de wettelijke voorschriften ontvangen van een uitkering, waarbij het ten onrechte ontvangen aan de belanghebbende is te wijten.

  • f.oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering of inkomensvoorziening volgens de regels van de wet, maar in strijd met of tegen de bedoeling van die regels.

  • g.benadelingsbedrag: het bedrag aan kosten van uitkeringen dan wel uitkeringen uit aanverwante regelingen, dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Begrippen die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis hebben als in de WWB, IOAW, IOAZ, Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

Artikel 2
Opdracht aan het college

Het college draagt zorg voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Het college stelt een handhavingsplan vast waarin ten minste staat beschreven:

  • a.de wijze waarop het college informatie geeft over de rechten en plichten die zijn verbonden aan het ontvangen van een uitkering en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • b.de maatregelen gericht op fraudepreventie;

  • c.de wijze van controle bij de aanvraag, de voortzetting en bij beëindiging van de uitkering;

  • d.de handelwijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van het recht op uitkering;

  • e.de uitvoering van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd en vergeleken.

Artikel 3
Terug- en invordering en verhaal

Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de terug- en invordering van de bijstand en uitkeringen.

Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot verhaal van de bijstand.

Artikel 4
Aangifte Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van een belanghebbende leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Artikel 5
Uitvoering, nadere regels, onvoorziene situaties en hardheidsclausule

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Onverminderd artikel 3 kan het college ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

In omstandigheden waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6
Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1.Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2014, onder gelijktijdige intrekking van de Handhavingsverordening sociale zaken 2010.

  • 2.Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Handhavingsverordening Werk en Inkomen Opsterland 2014’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 februari 2014,

De griffier, De voorzitter,

Ieke Zwart Francisca Ravestein

Toelichting

Algemeen

Om te waarborgen dat het onderwerp handhaving van WWB en fraudebestrijding onder de aandacht van het gemeentebestuur blijft, is in artikel 8a van de WWB opgenomen dat gemeenten verplicht zijn een handhavingsverordening op te stellen. Artikel 8a WWB luidt:

‘De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.’

In deze verordening wordt invulling gegeven aan artikel 8a van de WWB.

Het college moet in een plan aangeven hoe zij misbruik wil voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid moet worden voldaan. Er ligt een duidelijke relatie met de Maatregelenverordening en met de beleidsregels over terugvordering. In de Maatregelenverordening is aangegeven hoe gemeente omgaat met geconstateerde verwijtbare gedragingen. Oftewel: met hoeveel procent verlaagt de gemeente de uitkering en hoe lang duurt deze verlaging van de bijstandsuitkering. Naast de relatie met maatregelenbeleid heeft handhaving ook een relatie met het terugvorderen en verhalen van verleende bijstand. In de toelichting op de betreffende artikelen wordt hierop nader ingegaan.

Om te waarborgen dat het onderwerp handhaving van WWB en fraudebestrijding onder de aandacht van het gemeentebestuur blijft, is in artikel 8a van de WWB opgenomen dat gemeenten verplicht zijn een handhavingsverordening op te stellen. Artikel 8a WWB luidt:

‘De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.’

In deze verordening wordt invulling gegeven aan artikel 8a van de WWB.

Het college moet in een plan aangeven hoe zij misbruik wil voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid moet worden voldaan. Er ligt een duidelijke relatie met de Maatregelenverordening en met de beleidsregels over terugvordering. In de Maatregelenverordening is aangegeven hoe gemeente omgaat met geconstateerde verwijtbare gedragingen. Oftewel: met hoeveel procent verlaagt de gemeente de uitkering en hoe lang duurt deze verlaging van de bijstandsuitkering. Naast de relatie met maatregelenbeleid heeft handhaving ook een relatie met het terugvorderen en verhalen van verleende bijstand. In de toelichting op de betreffende artikelen wordt hierop nader ingegaan.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.

Artikel 2. Opdracht aan college

Dit artikel legt bij het college de verantwoordelijkheid neer voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet werk en bijstand en de overige in deze verordening genoemde wetten.

De gemeente streeft naar het zo vroeg mogelijk ontdekken van fraude (door onder andere signaalsturing, risicosturing en themacontroles). Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële uitkeringsgerechtigde een beroep doet op een uitkering of een inkomensvoorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat mensen ten onrechte aanspraak maken op de WWB, IOAW of IOAZ. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente. In het handhavingsplan wordt nadere invulling gegeven aan hoogwaardige handhaving, zoals de te hanteren controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de controlemiddelen om de rechtmatigheid van de bijstand of de inkomensvoorziening te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstand of inkomensvoorziening.

Controle op de rechtmatigheid van de verstrekking van bijstand en een inkomensvoorziening wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net en het Inlichtingenbureau, waarin actuele gegevens staan van (potentiële) belanghebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Dit artikel legt bij het college de verantwoordelijkheid neer voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet werk en bijstand en de overige in deze verordening genoemde wetten.

De gemeente streeft naar het zo vroeg mogelijk ontdekken van fraude (door onder andere signaalsturing, risicosturing en themacontroles). Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële uitkeringsgerechtigde een beroep doet op een uitkering of een inkomensvoorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat mensen ten onrechte aanspraak maken op de WWB, IOAW of IOAZ. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente. In het handhavingsplan wordt nadere invulling gegeven aan hoogwaardige handhaving, zoals de te hanteren controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de controlemiddelen om de rechtmatigheid van de bijstand of de inkomensvoorziening te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstand of inkomensvoorziening.

Controle op de rechtmatigheid van de verstrekking van bijstand en een inkomensvoorziening wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net en het Inlichtingenbureau, waarin actuele gegevens staan van (potentiële) belanghebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Artikel 3. Terug- en invordering en verhaal

Een nadere uitwerking van terug- en invordering is vastgelegd in beleidsregels.

Een nadere uitwerking van verhaal is vastgelegd in beleidsregels. De IOAW en IOAZ kennen geen verhaalsbepalingen.

Een nadere uitwerking van terug- en invordering is vastgelegd in beleidsregels.

Een nadere uitwerking van verhaal is vastgelegd in beleidsregels. De IOAW en IOAZ kennen geen verhaalsbepalingen.

Artikel 4. Aangifte Openbaar Ministerie

Artikel 4 regelt dat het college in elk geval verplicht is aangifte te doen voor fraudebedragen die boven de aangifterichtlijn (boven de € 50.000,--) uitstijgen. Als het OM de belanghebbende vervolgt, kan de gemeente geen boete meer toepassen. Bericht het OM dat zij niet tot vervolging overgaan, dan kan de gemeente alsnog een boete opleggen.

Artikel 4 regelt dat het college in elk geval verplicht is aangifte te doen voor fraudebedragen die boven de aangifterichtlijn (boven de € 50.000,--) uitstijgen. Als het OM de belanghebbende vervolgt, kan de gemeente geen boete meer toepassen. Bericht het OM dat zij niet tot vervolging overgaan, dan kan de gemeente alsnog een boete opleggen.

Artikel 5. Uitvoering, nadere regels, onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

De uitvoering van de deze verordening ligt bij het college. Het college kan nadere regels vaststellen en in onvoorziene omstandigheden beslissingen nemen. In uitzonderlijke gevallen kan afgeweken worden van de bepalingen in deze verordening.

De uitvoering van de deze verordening ligt bij het college. Het college kan nadere regels vaststellen en in onvoorziene omstandigheden beslissingen nemen. In uitzonderlijke gevallen kan afgeweken worden van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding, intrekking en citeerartikel

Dit artikel spreekt voor zich.

Dit artikel spreekt voor zich.

Algemeen

Om te waarborgen dat het onderwerp handhaving van WWB en fraudebestrijding onder de aandacht van het gemeentebestuur blijft, is in artikel 8a van de WWB opgenomen dat gemeenten verplicht zijn een handhavingsverordening op te stellen. Artikel 8a WWB luidt:

‘De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.’

In deze verordening wordt invulling gegeven aan artikel 8a van de WWB.

Het college moet in een plan aangeven hoe zij misbruik wil voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid moet worden voldaan. Er ligt een duidelijke relatie met de Maatregelenverordening en met de beleidsregels over terugvordering. In de Maatregelenverordening is aangegeven hoe gemeente omgaat met geconstateerde verwijtbare gedragingen. Oftewel: met hoeveel procent verlaagt de gemeente de uitkering en hoe lang duurt deze verlaging van de bijstandsuitkering. Naast de relatie met maatregelenbeleid heeft handhaving ook een relatie met het terugvorderen en verhalen van verleende bijstand. In de toelichting op de betreffende artikelen wordt hierop nader ingegaan.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.

Artikel 2. Opdracht aan college

Dit artikel legt bij het college de verantwoordelijkheid neer voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet werk en bijstand en de overige in deze verordening genoemde wetten.

De gemeente streeft naar het zo vroeg mogelijk ontdekken van fraude (door onder andere signaalsturing, risicosturing en themacontroles). Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële uitkeringsgerechtigde een beroep doet op een uitkering of een inkomensvoorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat mensen ten onrechte aanspraak maken op de WWB, IOAW of IOAZ. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente. In het handhavingsplan wordt nadere invulling gegeven aan hoogwaardige handhaving, zoals de te hanteren controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de controlemiddelen om de rechtmatigheid van de bijstand of de inkomensvoorziening te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstand of inkomensvoorziening.

Controle op de rechtmatigheid van de verstrekking van bijstand en een inkomensvoorziening wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net en het Inlichtingenbureau, waarin actuele gegevens staan van (potentiële) belanghebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Artikel 3. Terug- en invordering en verhaal

Een nadere uitwerking van terug- en invordering is vastgelegd in beleidsregels.

Een nadere uitwerking van verhaal is vastgelegd in beleidsregels. De IOAW en IOAZ kennen geen verhaalsbepalingen.

Artikel 4. Aangifte Openbaar Ministerie

Artikel 4 regelt dat het college in elk geval verplicht is aangifte te doen voor fraudebedragen die boven de aangifterichtlijn (boven de € 50.000,--) uitstijgen. Als het OM de belanghebbende vervolgt, kan de gemeente geen boete meer toepassen. Bericht het OM dat zij niet tot vervolging overgaan, dan kan de gemeente alsnog een boete opleggen.

Artikel 5. Uitvoering, nadere regels, onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

De uitvoering van de deze verordening ligt bij het college. Het college kan nadere regels vaststellen en in onvoorziene omstandigheden beslissingen nemen. In uitzonderlijke gevallen kan afgeweken worden van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding, intrekking en citeerartikel

Dit artikel spreekt voor zich.

Naar boven