Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten

Hoofdstuk 1
Begripsbepalingen

de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel;

overwegende,

  • dat de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel op 4 oktober 2012 een bestuursconvenant zijn aangegaan waarin zij hebben afgesproken te gaan samenwerken op het gebied van de gemeentelijke bedrijfsvoering;

  • dat het uit doelmatigheidsoverwegingen aan de orde is om ter uitvoering van dit besluit een gemeenschappelijke regeling aan te gaan en daarbij een openbaar lichaam in te stellen;

gelet op,

  • de toestemmingsbesluiten, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, van de gemeenteraden van Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Archiefwet 1995;

B e s l u i t e n:

Tot het treffen van de “Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten”

Inhoud

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2 Het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam

Hoofdstuk 3 Belang, taken en bevoegdheden

Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur

Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Hoofdstuk 7 Informatieplicht

Hoofdstuk 8 De secretaris

Hoofdstuk 9 Ambtelijke organisatie

Hoofdstuk 10 Directeur

Hoofdstuk 11 Financiële bepalingen

Hoofdstuk 12 Kadernota, begroting en jaarverslag

Hoofdstuk 13 Archiefbescheiden

Hoofdstuk 14 Geschillen en klachten

Hoofdstuk 15 Toetreding, uittreding, wijzigingen opheffing

Hoofdstuk 16 Slotbepalingen

Artikel 1Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.regeling: de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten;

  • b.deelnemers: de colleges van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel;

  • c.wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.IJSSELgemeenten: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam IJSSELgemeenten, als bedoeld in artikel 2;

  • e.provincie: de provincie Zuid-Holland;

  • f.gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie;

  • g.college: het college van burgemeester en wethouders;

  • i.gemeenten: de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel.

Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen voor zover mogelijk in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk IJSSELgemeenten, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2
Het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam

Artikel 2
Openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam genaamd IJSSELgemeenten.

Het openbaar lichaam is gevestigd te Capelle aan den IJssel.

Artikel 3
Bestuur

Het bestuur van IJSSELgemeenten bestaat uit:

  • a.het algemeen bestuur;

  • b.het dagelijks bestuur, en

  • c.de voorzitter.

Hoofdstuk 3
Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 4
Belang

De regeling wordt uitsluitend getroffen ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemers. Doel van de regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige en doelmatige uitvoering van de door de deelnemers aan IJSSELgemeenten opgedragen taken.

Artikel 5Taken

Aan IJSSELgemeenten worden binnen het belang, bedoeld in artikel 4, in ieder geval takentoegekend, overeenkomstig artikel 7, die betrekking hebben op de volgende vakgebieden:

  • a.Sociale Zaken

  • b.ICT & Automatisering

Als IJSSELgemeenten de in het eerste lid opgenomen taken van de regeling gaat uitvoeren worden meerjarige dienstverleningsovereenkomsten afgesloten tussen IJSSELgemeenten als opdrachtnemer en de gemeenten als opdrachtgevers.

De in het eerste lid genoemde taken kunnen worden uitgebreid met andere taken bij afzonderlijk eensluidend besluit van alle deelnemers en aanvaarding van de nieuwe taken door het algemeen bestuur.

Alle deelnemers nemen het pakket aan taken, zoals genoemd in het eerste lid onder a en b af. De later aan IJSSELgemeenten toebedeelde taken kunnen door de deelnemers worden afgenomen.

Artikel 6
Algemene bevoegdheidstoedeling

De deelnemers dragen de bevoegdheden die hen bij of krachtens de wet zijn toegekend in mandaat op aan het bestuur van IJSSELgemeenten, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 5. Het algemeen bestuur stelt daartoe model mandaatbesluiten vast.

Artikel 7

Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in artikel 5 vermelde taken, is IJSSELgemeenten tot een maximum van 10% van haar werktijd bevoegd tot het verrichten van diensten voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen. Met deze rechtspersonen en organisaties kunnen meerjarige dienstverleningsovereenkomsten afgesloten worden.

IJSSELgemeenten zal dienstverleningsovereenkomsten, als bedoeld in het eerste lid, alleen aangaan indien de wederpartij voldoet aan de aanbestedingswetgeving bij de selectie van IJSSELgemeenten als opdrachtnemer.

Hoofdstuk 4
Het algemeen bestuur

Artikel 8Samenstelling
algemeen bestuur

Iedere deelnemer wijst uit zijn midden twee leden en twee plaatsvervangend leden aan als lid van het algemeen bestuur.

Artikel 9Lidmaatschapalgemeenbestuur

  • 1.De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van het college. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats uiterlijk binnen zes weken na de eerste vergadering van de nieuw benoemde colleges.

  • 2.De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 3.De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van verlies van het burgemeesterschap dan wel het wethouderschap.

  • 4.Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5.De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van het college dat hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de wet, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Artikel10Werkwijzealgemeenbestuur

  • 1.Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste twee leden van het algemeen bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoeken. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.

  • 2.Voor de oproeping van de vergaderingen is artikel 19 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.De secretarissen van de gemeenten wonen de vergaderingen van het algemeen bestuur bij. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen.

  • 4.In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • da.de vaststelling en de wijziging van de begroting;

    • db.de vaststelling van de jaarrekening;

    • dc.het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • dd.de kadernota voor de bedrijfsvoering van IJSSELgemeenten;

    • de.de organisatie-inrichting;

    • df.de uitgangspunten voor de dienstverleningsovereenkomsten, en

    • dg.het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan.

  • 5.De leden van het algemeen bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel11Stemverhouding

  • 1.Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2.Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van het algemeen bestuur bij volstrekte meerderheid genomen.

  • 3.De besluiten tot vaststelling van de begroting en de rekening, bedoeld in artikel 38, zesde lid, en artikel 39, tweede lid, en de besluiten tot benoeming en ontslag van de directeur, bedoeld in artikel 30, tweede en derde lid, worden bij unanimiteit genomen.

  • 4.De artikelen 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten van het algemeen bestuur, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.

Artikel 12Bevoegdhedenalgemeenbestuur

Het algemeen bestuur is belast met kaderstelling en controle.

Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet bij of krachtens de wet aan een ander orgaan zijn toegekend, behoren aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur.

Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

het vaststellen en wijzigen van de begroting;

het vaststellen van de rekening;

het vaststellen van de resultaatbestemming;

het vaststellen van verordeningen gericht op het functioneren van IJSSELgemeenten;

het vaststellen van de jaarlijkse kadernota voor de bedrijfsvoering van IJSSELgemeenten;

het vaststellen van voorwaarden voor toetreding;

het opleggen van voorwaarden voor uittreding;

het doen van voorstellen aan de deelnemers tot toetreding en uittreding van (andere) deelnemers;

het vaststellen van de tarieven van IJSSELgemeenten.

Artikel 13Reglement
van orde

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan de deelnemers toegezonden.

Artikel 14Inlichtingen
en verantwoording

Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college dat hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door het college of een of meer leden daarvan, worden verlangd.

Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop het lid de gemeente in dat bestuur vertegenwoordigt.

Indien een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het college welk hem heeft aangewezen, kan deze hem als zodanig ontslaan.

Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de betreffende gemeente, onverminderd het bepaalde in artikel 169 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 5
Het dagelijks bestuur

Artikel 15
Samenstelling dagelijks bestuur

Het algemeen bestuur benoemt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode uit zijn midden een dagelijks bestuur. De voorzitter is lid van het dagelijks bestuur.

Het dagelijks bestuur bestaat uit twee leden van het college van elke deelnemer, de voorzitter inbegrepen.

De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, vindt plaats uiterlijk één maand na dat openvallen.

De leden van het dagelijks bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 16

Ieder lid in het dagelijks bestuur heeft één stem.

Bij het staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 17Werkwijzedagelijksbestuur

Het dagelijks bestuur vergadert tenminste viermaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt, of tenminste één lid van het dagelijks bestuur dit onder opgaaf van redenen schriftelijk verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.

De gemeentesecretarissen van de gemeenten wonen de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslaging.

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming overlegd.

De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders bepaalt.

De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18Bevoegdhedendagelijksbestuur

Tot de taken van het dagelijks bestuur hoort in ieder geval:

een voortdurend toezicht op alles wat IJSSELgemeenten aangaat;

het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren van IJSSELgemeenten, niet zijnde de directeur;

het vaststellen van het bedrijfsplan van IJSSELgemeenten

het vaststellen van het werkplan en het strategisch organisatieplan van IJSSELgemeenten;

het behartigen van de belangen van IJSSELgemeenten bij andere overheden, instellingen of personen;

het beheer van de inkomsten en uitgaven van IJSSELgemeenten;

de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit, en

het uitoefenen van de taken als genoemd in artikel 5.

Het dagelijks bestuur kan volmacht en mandaat verlenen aan zijn leden of de directeur voor de uitoefening van de daarvoor in aanmerking komende uitvoerende bevoegdheden, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 19Inlichtingen
en verantwoording

De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig zijn, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

De besluitenlijst van de vergaderingen van het dagelijks bestuur wordt zo spoedig mogelijk geregistreerd en gearchiveerd en ter kennisgeving naar het algemeen bestuur en de deelnemers van de regeling gezonden.

Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in dit artikel bepaalde.

Hoofdstuk 6
De voorzitter

Artikel 20
De voorzitter

  • 1.Het lid van het algemeen bestuur, aangewezen door het college van Capelle aan den IJssel, is voorzitter van IJSSELgemeenten.

  • 2.De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Artikel21Bevoegdhedenvoorzitter

  • 1.Hij tekent alle stukken die van het algemeen of van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 2.Voorts is hij, belast met:

    • ba.het terstond ter tafel brengen van alle tot het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur gerichte en brieven en andere stukken in de vergadering van het orgaan tot welks bevoegdheid het nemen van een beslissing omtrent de daarin behandelde zaak behoort, en

    • bb.het zo nodig instellen van een onderzoek, voordat bepaalde zaken ter overweging en beslissing worden voorgelegd aan het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur.

Artikel 22Vertegenwoordiging

De voorzitter vertegenwoordigt IJSSELgemeenten in en buiten rechte.

De voorzitter kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij IJSSELgemeenten is betrokken, wordt IJSSELgemeenten door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur, vertegenwoordigd.

Hoofdstuk 7Inlichtingen

Artikel 23

  • 1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur van IJSSELgemeenten gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3.Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

Hoofdstuk 8 De secretaris

Artikel 24

  • 1.De directeur van IJSSELgemeenten treedt op als secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur. Zijn plaatsvervanger treedt op als waarnemend secretaris.

  • 2.De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam bij de vervulling van hun taak. Hij kan deelnemen aan de beraadslagingen in het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur.

  • 3.Alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend en hij kan gemandateerd worden om namens hen bepaalde besluiten te nemen en bepaalde stukken te ondertekenen.

  • 4.Artikel 105, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing

Hoofdstuk9 Ambtelijke organisatie

Artikel 25
Kaders organisatie

De kaders voor de organisatie van IJSSELgemeenten worden door het algemeen bestuur bepaald in de jaarlijkse kadernota voor de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 38, eerste lid.

Artikel 26Organisatiestructuur

IJSSELgemeenten heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

De directeur evalueert periodiek de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur en rapporteert daarover aan het dagelijks bestuur.

Artikel 27
Benoeming en ontslag personeel

  • 1.Het dagelijks bestuur beslist met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 over de benoeming en het ontslag van het personeel van IJSSELgemeenten. De voorbereiding en uitvoering hiervan wordt door het dagelijks bestuur door middel van de instructie voor de directeur opgedragen aan de directeur van IJSSELgemeenten.

  • 2.Op het personeel in dienst van IJSSELgemeenten zijn van overeenkomstige toepassing:

De arbeidsvoorwaarden op basis van de CAR-UWO en de vastgestelde

rechtspositionele regelingen van de gemeente Capelle aan den IJssel, en tot 1 januari

2018 alle rechtspositionele regelingen van het overeengekomen Sociaal Plan

IJsselgemeenten, tenzij de “Wet Normalisatie arbeidsvoorwaarden ambtenaren”

eerder in werking treedt en de aanpassingen in de Cao zijn doorgevoerd.

  • 1.Waar in de in het tweede lid bedoelde regelingen wordt gesproken van 'gemeenteraad, burgemeester en wethouders, burgemeester of hoofd van dienst' wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke gelezen: algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter onderscheidenlijk directeur.

  • 2.Bij de overgang van personeel van de deelnemende gemeenten naar de GR IJSSELgemeenten, dragen de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten zorg voor de toepassing en uitvoering van het overeengekomen Sociaal Plan IJsselgemeenten.

Artikel 28
Ondersteunende diensten

Voor de ondersteunende diensten, onder andere op het gebied van personeel en organisatie, financiële zaken, accommodatiebeheer en archiefbeheer, wordt gedurende tenminste drie jaar vanaf de datum van het treffen van de regeling, gebruik gemaakt van faciliteiten die door de gemeente Capelle aan den IJssel ter beschikking worden gesteld. De gemeente Capelle aan den IJssel brengt de kosten daarvan in rekening bij IJSSELgemeenten. Hiervoor zal een aparte dienstverleningsovereenkomst worden opgesteld tussen IJSSELgemeenten en de gemeente Capelle aan den IJssel.

Artikel 29Medezeggenschap
en Georganiseerdoverleg

Inzake medezeggenschap zijn binnen IJSSELgemeenten de wettelijke kaders van de Wet op de ondernemingsraden (Wor) van toepassing.

Inzake de rechtspositie van de medewerkers van IJSSELgemeenten zal een platform voor structureel georganiseerd overleg (GO) worden ingesteld. Het algemeen bestuur zal hiervoor nadere regels vaststellen in de vorm van een Regeling Georganiseerd overleg.

Hoofdstuk 10Directeur

Artikel30Directeur

  • 1.Gedurende ten hoogste 3 jaren vanaf de datum van het treffen van de regeling wordt door het algemeen bestuur uit de kring van de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten een directeur IJSSELgemeenten en een plaatsvervangend directeur benoemd (of ontslagen).

  • 2.Na de periode genoemd onder lid 1 wordt door het algemeen bestuur een directeur IJsselgemeenten en een plaatsvervangend directeur benoemd (of ontslagen).

Hoofdstuk 11
Financiële bepalingen

Artikel 31
Financiële administratie en controle

Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Het algemeen bestuur stelt in dat kader de vereiste verordeningen vast, waarbij rekening gehouden wordt met de taken en de wijze van uitvoering daarvan zoals bepaald in artikel 5.

Artikel 32
Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 33Verdeling
van de kosten

De kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van het hele takenpakket en de instandhouding van IJSSELgemeenten, worden via de afgesloten dienstverleningsovereenkomsten op basis van afname van producten en diensten in rekening gebracht bij de deelnemers en de derden, bedoeld in artikel 7 lid 2.

Tot de kosten van IJSSELgemeenten worden, naast de directe uitvoeringskosten, tevens gerekend de overheadkosten en de kapitaallasten.

Artikel 34
Verplichtingen

De deelnemers zorgen ervoor dat IJSSELgemeenten over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 35
Startkapitaal

Het startkapitaal van IJSSELgemeenten wordt gevormd door een eenmalige inbreng door de deelnemers volgens een vaste verdeelsleutel.

Artikel 36
Kosten, verrekening, verdeling en facturering

De door de deelnemers en derden in de zin van artikel 7, eerste lid, verschuldigde bedragen worden door IJSSELgemeenten periodiek gefactureerd, overeenkomstig de afgesloten dienstverleningsovereenkomst, en zijn door de deelnemers en genoemde derden bij vooruitbetaling verschuldigd.

De uit deze regeling voortvloeiende gezamenlijke inkomsten en uitgaven worden met de gemeenten verrekend volgens de verdeelsleutel welke is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Het algemeen bestuur bepaalt elk jaar bij het vaststellen van de begroting voorlopig het aandeel van elke deelnemer in de voor het begrotingsjaar geraamde kosten.

Artikel 37

Indien aan het algemeen bestuur van IJSSELgemeenten blijkt een gemeente weigert de uitgaven, bedoeld in artikel 33, 34, 35, 36) op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 12
Kadernota, begroting en jaarverslag

Artikel 38
Kadernota en begroting

  • 1.Binnen de uitgangspunten van deze regeling stelt het algemeen bestuur jaarlijks voor 1 maart een kadernota vast voor de bedrijfsvoering van IJSSELgemeenten. Het dagelijks bestuur zendt deze kadernota terstond na vaststelling ter kennisname aan de raden van de gemeenten.

  • 2.Het dagelijks bestuur stelt elk jaar vóór 15 april een ontwerpbegroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De begroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten verband houden met de uitvoering van het basistakenpakket en de instandhouding van IJSSELgemeenten.

  • 3.Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, doch uiterlijk 1 mei, toe aan de raden en de colleges van de gemeenten.

  • 4.Indien het dagelijks bestuur een groei in het benodigd budget voorziet ten gevolge van veranderd beleid, dan wordt dit door het dagelijks bestuur toegelicht.

  • 5.De raden van de gemeenten kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze schriftelijk doen blijken.

  • 6.Het algemeen bestuur stelt de begroting vóór 1 juli vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarover zij dient.

  • 7.Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli, aan de raden en de colleges van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

  • 8.Het dagelijks bestuur zendt ontwerpbegrotingswijzigingen acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, toe aan de raden en de colleges van de gemeenten. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing. Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de datum van 15 juli niet van toepassing is.

Artikel39Rekening vanIJSSELgemeenten

  • 1.Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de jaarrekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar op.

  • 2.Het algemeen bestuur stelt de rekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 3.Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli, aan de raden en de colleges van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 13Archiefbescheiden

Artikel40Archiefbescheiden

  • 1.Het algemeen bestuur stelt een archiefverordening vast.

  • 2.De archiefverordening van de regeling is van toepassing op de zorg voor de overgebrachte archiefbescheiden van de bestuursorganen van deze regeling.

Hoofdstuk 14
Geschillen, klachten en aansprakelijkheid

Artikel 41
Geschillenregeling

  • 1.Geschillen als bedoeld in artikel 28 van de wet worden eerst voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 2.Deze commissie bestaat uit drie personen, aan te wijzen door de partijen waartussen het geschil bestaat.

  • 3.De commissie hoort de bij het geschil betrokken bestuursorganen en brengt advies uit aan het algemeen bestuur over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 4.Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde partijen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de wet, voor te leggen aan gedeputeerde staten.

  • 5.De kosten voor de geschillencommissie worden door IJSSELgemeenten en de betreffende deelnemer(s) ieder in gelijke delen gedragen.

Artikel42Klachtenregeling

  • 1.Overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht kan een ieder bij het algemeen bestuur een klacht indienen over gedragingen van een bestuursorgaan van IJSSELgemeenten.

  • 2.Het algemeen bestuur stelt een interne klachtenregeling vast.

  • 3.De ombudsman van de gemeente Capelle aan den IJssel is bevoegd tot het afdoen

van klachten.

Hoofdstuk 15
Toetreding, uittreding, wijziging en opheffen

Artikel 43Toetreding

Toetreding tot deze regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers alsmede de potentiële deelnemer, indien van toepassing na verkregen toestemming.

Het algemeen bestuur doet een voorstel tot toetreding en regelt daarbij de voorwaarden die aan de toetreding zijn verbonden.

Het algemeen bestuur stelt een toetredingssom vast voor de toetreding.

De toetreding gaat in op een in overleg tussen het algemeen bestuur en de toetredende deelnemer te bepalen tijdstip, dat niet ligt vóór het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde besluiten zijn genomen en bekendgemaakt.

Van elk bericht van toetreding van een deelnemer wordt door het dagelijks bestuur kennis gegeven aan gedeputeerde staten.

Artikel 44Uittreding

Iedere deelnemer kan besluiten tot uittreden. Een besluit tot uittreding kan niet eerder worden genomen dan drie jaar na het besluit tot het aangaan van dan wel toetreding tot deze regeling.

Een uittredingsbesluit wordt van kracht twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen.

Alvorens een deelnemer tot een besluit tot uittreding komt, wordt over het voornemen daartoe eerst overleg met de andere deelnemers gevoerd.

In het voornemen als bedoeld in het derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemer wenst uit te treden.

Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Het algemeen bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Tot deze financiële voorwaarden behoort in elk geval de bepaling, dat een uittredende deelnemer nog twee jaar, vanaf het jaar van uittreding aan IJSSELgemeenten, een bijdrage in de jaarlijkse (vaste) exploitatielasten betaalt, waaronder de personele kosten, van IJSSELgemeenten. De bijdrage kan worden omgezet in een eenmalige uittredingssom.

Een uittredende deelnemer kan geen recht doen gelden op de overdracht van enig eigendom van IJSSELgemeenten.

Van elk definitief besluit tot uittreding wordt terstond kennis gegeven aan de overige deelnemers en gedeputeerde staten.

Artikel 45Wijziging

  • 1.Een voorstel aan deelnemers tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door tenminste twee deelnemers.

  • 2.De deelnemers dienen te besluiten tot wijziging van deze regeling, met inachtneming van artikel 1 van de wet.

  • 3.De wijziging van de regeling treedt niet eerder in werking dan nadat deze door de deelnemers bekend is gemaakt op de voor iedere deelnemer gebruikelijke wijze.

Artikel46Opheffing

  • 1.De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers.

  • 2.Het algemeen bestuur stelt, gehoord de raden van de deelnemers, binnen zes maanden na besluitvorming een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen.

  • 3.De organen van IJSSELgemeenten blijven, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is afgerond.

Hoofdstuk 16
Slotbepalingen

Artikel 47
Duur regeling

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Het college van de gemeente Capelle aan den IJssel zendt de regeling, alsmede de wijzigingen daarvan, aan gedeputeerde staten.

De colleges nemen de regeling op in het door hen bij te houden register, als bedoeld in artikel 27 van de wet.

Artikel 48
Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 49
Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten

Aldus vastgesteld d.d. 24 april 2014

Burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel,

de secretaris, de burgemeester,

G.Kruijt J.F. Koen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel,

de secretaris, de burgemeester,

A.Boele L.M. Huizer

Artikelsgewijze toelichting GR IJSSELgemeenten

Artikel 1

Het eerste lid bevat enkele begripsbepalingen die in de gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden. Deze zijn aanvullend op termen zoals deze in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht worden gebruikt.

Het tweede lid regelt, overeenkomstig artikel 33 lid 1 Wgr dat de gemeentelijke bevoegdheidsverdeling ook binnen het gemeenschappelijk openbaar lichaam wordt gebruikt. Dat betekent dat het algemeen bestuur bevoegdheden uitoefent die bij de gemeente door de raad worden uitgeoefend, dat het dagelijks bestuur bevoegdheden uitoefent die bij de gemeente door het college worden uitgeoefend en de voorzitter de bevoegdheden die binnen de gemeente aan de burgemeester toekomen uitoefent. Dit natuurlijk slechts voor zover de wet bevoegdheden aan het gemeenschappelijk openbaar lichaam heeft toegekend (begrotingsbevoegdheden e.d.), of deze uit de wet voortvloeien (zoals interne verordeningen; privaatrechtelijke bevoegdheden). Hierbij moet wel nog worden opgemerkt dat daar waar de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is, dat de Gemeentewet is van voor de Wet dualisering gemeentebestuur (art. 136 lid 1 Wgr). Het openbaar lichaam kent dus monistische verhoudingen. Slechts voor de financiële bepalingen en het interbestuurlijk toezicht geldt daarop een uitzondering (art. 136 lid 2 Wgr).

Artikel 2

Dit artikel regelt in het eerste lid dat een (gemeenschappelijk) openbaar lichaam wordt ingesteld. Het gemeenschappelijk openbaar lichaam is een van de samenwerkingsmogelijkheden die de Wet gemeenschappelijke regelingen biedt (art. 8 lid 1 Wgr).

Wanneer een gemeenschappelijk openbaar lichaam wordt opgericht, moet de vestigingsplaats in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (art. 10 lid 3 Wgr). Dat is in het tweede lid gebeurt. Deze vestigingsplaats bepaalt onder meer welke bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van beroep tegen besluiten die het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter nemen (art. 8:7 lid 1 Awb; behoudens de besluiten die in mandaat namens de deelnemers worden genomen, vgl. art. 10:2 Awb).

Artikel 3

Het bestuur van een gemeenschappelijk openbaar lichaam bestaat verplicht uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter (art. 12 lid 1 Wgr). Dat wordt in dit artikel bevestigd.

Artikel 4

Een gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter behartiging van een of meerdere belangen van de betrokken gemeenten (art. 1 lid 1 Wgr). De belangen waarvoor de gemeenschappelijke regeling wordt getroffen moeten in de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen (art. 10 lid 1 Wgr). Artikel 4 benoemt dat belang. Het belang is met name bedoeld om de bevoegdheden van het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam af te bakenen. Het belang is breed gehouden zodat het takenpakket in de toekomst uitgebreid kan worden. Dat gebeurt dan bij een aparte taakopdracht en overeenkomst (art. 5 lid 3), of middels wijziging van de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 5

Artikel 5 lid 1 benoemt de taken die bij aanvang worden opgedragen aan het bestuur van het openbaar lichaam. Het tweede lid verplicht dat daarvoor meerjarige dienstverleningsovereenkomsten worden afgesloten tussen het openbaar lichaam en de betrokken gemeenten. In het midden is gelaten voor hoeveel jaar de dienstverleningsovereenkomst gesloten wordt, om te voorkomen dat een te rigide systeem ontstaat. Het derde lid regelt dat de deelnemende colleges de taken kunnen uitbreiden bij eensluidend besluit. Zij dienen dat besluit wel voor te hangen bij de gemeenteraden wanneer dit ingrijpende gevolgen voor de gemeentelijke organisatie heeft (art. 169 lid 4 Gemeentewet). Het vierde lid regelt tenslotte dat het basispakket voor alle deelnemers bestaat uit de taken op het gebied van sociale zaken en ICT.

Artikel 6

Dit artikel regelt dat de taken (en bevoegdheden) die aan het bestuur of de organisatie van het gemeenschappelijk openbaar lichaam worden opgedragen in mandaat worden uitgeoefend (art. 10:3 lid 1 Awb). Er worden zodoende geen bevoegdheden overgedragen (vgl. art. 10 lid 2 en art. 30 lid 1 Wgr en art. 10:13 e.v. Awb). Dat de taken in mandaat worden uitgeoefend betekent dat de colleges van burgemeester en wethouders ten volle (politiek en juridisch) verantwoordelijk blijven voor de besluitvorming (art. 10:1 en art. 10:2 Awb). Daartoe moeten zij inlichtingen krijgen van de gemandateerde(n) (art. 10:6 lid 2 Awb). De colleges kunnen ieder afzonderlijk instructies geven (art. 10:6 lid 2 Awb), ze kunnen de bevoegdheden zelf uitoefenen (art. 10:7 Awb, hetgeen voor het beslissen op mandaat ten zeerste is aan te raden) en ze kunnen als ultimumremedium het mandaatbesluit intrekken (art. 10:8 lid 1 Awb).

Artikel 7

Dit artikel vloeit voort uit de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de Aanbestedingswet 2012. De deelnemende gemeente(besture)n mogen aanbestedingsvrij diensten afnemen van het gemeenschappelijk openbaar lichaam omdat daarbij in beginsel sprake is van een zogenoemde inbesteding. Om daar aan te kunnen (blijven) voldoen is het van belang dat de deelnemers toezicht kunnen uitoefenen op de strategische beslissingen van het gemeenschappelijk openbaar lichaam (hetgeen mogelijk is nu iedere deelnemer zowel in het algemeen bestuur als in het dagelijks bestuur zit) en wanneer het openbaar lichaam ten minste 90% van zijn werkzaamheden verricht voor de deelnemende partijen. Wordt niet of niet langer aan deze eisen voldaan, dan kan niet langer aanbestedingsvrij gebruik worden gemaakt van de diensten van het gemeenschappelijk openbaar lichaam. Het eerste lid benadrukt dit. Het tweede lid vereist voorts dat ook eventuele derden aan de aanbestedingsregels voldoen, alvorens zij diensten kunnen afnemen van het gemeenschappelijk openbaar lichaam.

Artikel 8

Bij een zogenoemde collegeregeling, een gemeenschappelijke regeling waaraan uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders deelnemen, zijn het de colleges van burgemeester en wethouders die uit hun midden leden voor het algemeen bestuur moeten aanwijzen (art. 13 lid 6 jo. lid 1 Wgr). Hoeveel leden iedere deelnemer mag aanwijzen moet in de gemeenschappelijke regeling worden geregeld (art. 10 lid 3 jo. art. 13 lid 6 jo lid 3 Wgr). Er is voor gekozen dat iedere deelnemer zowel twee leden als twee plaatsvervangend lid aanwijst. De plaatsvervanger vervangt het lid bij afwezigheid. Deze vervanging geldt uitsluitend binnen het algemeen bestuur.

Artikel 9

Artikel 13 lid 6 jo. lid 2 Wgr bepaalt dat iemand die het lidmaatschap van het college verliest, van rechtswege ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. De gevolgen hiervan worden in artikel 10 uitgewerkt. Daarnaast geeft het vijfde lid ook een mogelijkheid van ontslagneming door het lid zelf, die pas ingaat wanneer in de opvolging is voorzien.

Artikel 10

Dit artikel bevat een nadere uitwerking van de artikelen 21, 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het derde lid bevat een recht voor de gemeentesecretarissen om de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen. Dat is expliciet opgenomen, nu de Wet gemeenschappelijke regelingen noch de Gemeentewet daarin voorziet.

Artikel 11

Uitgangspunt van de Wet gemeenschappelijke regelingen is dat ieder lid van het algemeen bestuur één stem heeft, maar de gemeenschappelijke regeling mag meervoudig stemrecht toekennen (art. 13 lid 6 jo. lid 4 Wgr). Daarvan is geen gebruik gemaakt, dus ieder lid heeft één stem (lid 1). Uitgangspunt van de Wet gemeenschappelijke regelingen is voorts dat besluiten bij volstrekte meerderheid worden genomen, maar dat voor bepaalde besluiten een gekwalificeerde meerderheid kan worden geëist (art. 13 lid 6 jo. lid 4 Wgr). Het tweede lid neemt dit uitgangspunt over, maar er zijn enkele uitzonderingen in het derde lid opgenomen, waarvoor unanieme besluitvorming geldt. Het vierde lid tenslotte herhaalt een verplichting uit artikel 22 Wgr.

Artikel 12

Dit artikel regelt de bevoegdheden die het algemeen bestuur heeft op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en in het bijzonder op grond van artikel 33 lid 1 Wgr en de Gemeentewet zoals deze gold voor inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (art. 136 Wgr). Het algemeen bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur (art. 33 lid 1 jo. art. 136 lid 1 Wgr jo. art. 156 Gemeentewet-oud).

Artikel 13

Het algemeen bestuur moet een reglement van orde vaststellen, dat aan de colleges van burgemeester en wethouders wordt gezonden.

Artikel 14

Dit artikel regelt de inlichtingen- en verantwoordingsplicht van de leden van het algemeen bestuur zoals die voortvloeien uit de artikel 16 tot en met 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Dit geldt voorts voor het ontslagrecht dat de colleges hebben ten aanzien van door hen aangewezen leden (art. 18 jo. art. 16 lid 5 Wgr). Ieder lid van het algemeen bestuur moet aan zowel het college dat hem heeft aangewezen als aan de raad van zijn gemeente verantwoording afleggen over hetgeen hij in het algemeen bestuur heeft gedaan. Daartoe moet hij ook alle inlichtingen verschaffen die één of meer leden van het college onderscheidenlijk de raad vragen.

Artikel 15

Dit artikel gaat over de samenstellingswijze van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur bestaat wettelijk verplicht uit de voorzitter en ten minste twee andere leden die in beginsel door en uit het algemeen bestuur worden aangewezen (art. 14 lid 1 Wgr). Het eerste en tweede lid bevestigen dit. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur zijn op dezelfde wijze samengesteld. Thans laat de Wet gemeenschappelijke regelingen dat nog toe, maar er is een wetsvoorstel aanhangig bij de Tweede Kamer dat dit gaat verbieden. Op dat moment kan de gemeenschappelijke regeling echter worden gewijzigd zodat het openbaar lichaam wordt omgezet in een zogenoemde bedrijfsvoeringsorganisatie, die ook bij dat wetsvoorstel wordt geïntroduceerd. De bedrijfsvoeringsorganisatie kent anders dan een gemeenschappelijk openbaar lichaam geen apart dagelijks bestuur. Verder voorziet het artikel in de mogelijkheden van ontslag van de leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 16

Dit artikel herhaalt het wettelijk regime voor stemming binnen het dagelijks bestuur (art. 33 lid 1 jo. art. 136 lid 1 Wgr jo. art. 58 en art. 59 Gemeentewet-oud)

Artikel 17

Dit artikel regelt de werkwijze van het dagelijks bestuur. De Wet gemeenschappelijke regelingen zwijgt daarover, waardoor de oude monistische Gemeentewet als kader dient. Het tweede lid bevat een recht voor de gemeentesecretarissen om de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen. Dat is expliciet opgenomen, nu de Wet gemeenschappelijke regelingen noch de Gemeentewet daarin voorziet.

Artikel 18

Dit artikel bevat de bevoegdheden van het dagelijks bestuur. Deze vloeien voort uit onder meer artikel 33 lid 1 jo art. 136 lid 1 Wgr en art. 160 e.v. Gemeentewet-oud. Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheden mandateren aan zijn leden (portefeuillehouders) of aan de directeur. Daarbij kan de mogelijkheid worden geopend om ondermandaat toe te staan (art. 10:9 Awb).

Artikel 19

Dit artikel regelt de inlichtingen- en verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur en zijn leden jegens het algemeen bestuur op grond van artikel 16 lid 2 Wgr. De leden van het dagelijks bestuur zijn geen verantwoording of inlichtingen verschuldigd aan de colleges onderscheidenlijk de raden (zie ook art. 15 en art. 24).

Artikel 20

De voorzitter van het gemeenschappelijk openbaar lichaam moet door en uit het algemeen bestuur worden aangewezen (art. 13 lid 9 Wgr). In de gemeenschappelijke regeling mogen nadere regels worden gesteld. Er is voor gekozen het lid van het algemeen bestuur dat door het college van Capelle aan den IJssel is aangewezen tot voorzitter van het gemeenschappelijk openbaar lichaam aan te wijzen.

De voorzitter van het gemeenschappelijk openbaar lichaam is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (art. 12 lid 3 Wgr; lid 2). De voorzitter is overigens ook lid van het algemeen bestuur (anders dan de burgemeester i.r.t. de raad; art. 13 lid 9 Wgr) en het dagelijks bestuur (art. 14 lid 1 Wgr).

Artikel 21
en 22

Deze artikelen bevatten de taken en bevoegdheden van de voorzitter.

Artikel 23

Dit artikel bevat de inlichtingen- en verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter (als organen) aan de raden, overeenkomstig artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 24

Dit artikel behandelt de rol en positie van de secretaris, overeenkomstig de wijze waarop de monistische Gemeentewet dit deed ten aanzien van de gemeentesecretaris. De (algemeen) directeur is secretaris.

Artikel 25

Dit artikel regelt dat het algemeen bestuur jaarlijks de kaders stelt voor de ambtelijke organisatie, dit binnen de door het algemeen bestuur vast te stellen organisatieverordening (art. 33 lid 1 jo. art. 136 lid 1 Wgr jo. art. 159 Gemeentewet-oud).

Artikel 26

De ambtelijke organisatie staat onder leiding van een directeur.

Artikel 27

Dit artikel regelt de rechtspositie. Een gemeenschappelijk openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen behoort in beginsel tot de openbare dienst (art. 1 lid 2 Ambtenarenwet), en kan zodoende ambtenaren in dienst hebben (art. 1 lid 1 Ambtenarenwet). Dat betekent dat het algemeen bestuur verplicht is een rechtspositionele regeling vast te stellen (art. 125 lid 2 Ambtenarenwet jo. art. 33 lid 1 jo. art. 136 lid 1 Wgr jo. art. 147 Gemeentewet-oud). Met de toepassing van de CAR/UWO wordt nog eens extra benaderd dat het hier om ambtelijke aanstellingen gaat, nu deze regeling slechts in uitzonderlijke situaties privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten toestaat.

Artikel 28

Voor de in dit artikel genoemde diensten maken de IJSSELgemeenten gebruik van de diensten van Capelle aan den IJssel.

Artikel 29

Dit artikel regelt de medezeggenschap en het georganiseerd overleg.

Artikel 30

Het eerste lid bepaalt dat ten hoogste voor 3 jaren vanaf de datum tot het treffen van de regeling het algemeen bestuur een directeur (en een plaatsvervanger) benoemd uit de kring van gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten. Het tweede lid bepaalt dat na de periode genoemd in lid 1 het algemeen bestuur definitief een directeur benoemt.

Artikel 31

Dit artikel handelt over de financiële administratie, overeenkomstig de huidige Gemeentewet (zie art. 136 lid 2 Wgr). Op de administratie is ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) van overeenkomstige toepassing. Het algemeen bestuur moet de zogenoemde 212- en 213-verordeningen vaststellen (art. 33 lid 1 jo. art. 136 lid 2 Wgr jo. art. 212 en art. 213 Gemeentewet).

Artikel 32

Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar, overeenkomstig artikel 189 lid 4 Gemeentewet.

Artikel 33

Dit artikel regelt de wijze van kostenverdeling over de deelnemers en derden. De afgesloten dienstverleningsovereenkomsten zijn daarvoor leidend.

Artikel 34

Dit artikel codificeert dat de deelnemers er voor zorg dragen dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam te alle tijden aan zijn verplichtingen jegens derden kan voldoen. Dat betekent dat bij tekorten die niet intern kunnen worden afgedekt, de deelnemers moeten bijbetalen.

Artikel 35

Dit artikel regelt de afspraken rondom het startkapitaal

Artikel 36

Dit artikel ziet op de praktische uitvoering van betalingen en bevoorschotting die door de deelnemers moet plaatsvinden om de IJSSELgemeenten te kunnen laten functioneren.

Artikel 37

De bijdragen aan het gemeenschappelijk openbaar lichaam zijn verplichte uitgaven voor de gemeente. Dat betekent dat de raad deze op de begroting moet opnemen. Indien de raad dit weigert, kunnen gedeputeerde staten daarin voorzien. Dit artikel regelt dat het algemeen bestuur gedeputeerde staten tijdig inschakelt indien gemeenteraden weigeren de benodigde verplichtingen op te nemen op de gemeentelijke begroting.

Artikel 38

Dit artikel gaat over de begroting en de daarbij behorende kaders, binnen de wettelijke kaders van artikel 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het algemeen bestuur moet jaarlijks voor 1 maart een kadernota vaststellen voor de bedrijfsvoering voor het volgende begrotingsjaar (lid 1). Deze dient als kader voor de begroting. Het dagelijks bestuur stelt vervolgens een conceptbegroting op voor 15 april (lid 2). Deze conceptbegroting wordt aan de raden en colleges gezonden (lid 3). Eventuele budgetverhogingen moeten apart worden toegelicht (lid 4). De raden hebben acht weken de tijd om zienswijzen in te dienen bij het dagelijks bestuur (lid 5) Vervolgens moet het algemeen bestuur beslissen omtrent de begroting en deze uiterlijk 1 juli vaststellen (lid 7). Vervolgens moet de begroting worden ingezonden aan gedeputeerde staten voor 15 juli en aan de raden en colleges (lid 8). De procedure is ook van toepassing op begrotingswijzigingen (lid 9).

Artikel 39

Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening op, welke voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de rekening geldt aan gedeputeerde staten (en de raden en colleges) wordt gezonden (zie ook art. 34 Wgr).

Artikel 40

Dit artikel vloeit voort uit artikel 40 Archiefwet 1995.

Artikel 41

Geschillen omtrent de gemeenschappelijke regeling moeten aan gedeputeerde staten worden voorgelegd (art. 28 Wgr). Dit artikel voorziet in een voorprocedure om geschillen snel te kunnen oplossen, voordat geformaliseerd wordt.

Artikel 42

Dit artikel regelt het klachtrecht ten aanzien van de IJSSELgemeenten overeenkomstig hoofdstuk 9 Wgr. Voor het externe klachtrecht is de Nationale ombudsman bevoegd (art. 1a lid 1 onder b Wet Nationale ombudsman).

Artikel 43

Dit artikel regelt de procedure voor toetreding van nieuwe partijen, voor zover die partijen daartoe op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd zijn. Toetreding kan geschieden bij unaniem besluit van de deelnemers én de potentiële deelnemer. De deelnemers moeten daarvoor toestemming van hun raden hebben (art. 1 lid 3 jo. lid 2 Wgr), zoals ook de potentiële toetreder dat mogelijk nodig heeft. Het algemeen bestuur kan voorstellen doen, en regelt de gevolgen van de toetreding (lid 2). Daarbij kan een toetredingssom worden bepaald (lid 3). In het toetredingsbesluit wordt bepaald wanneer dit in werking treedt (lid 4). Het dagelijks bestuur deelt de toetreding mee aan gedeputeerde staten (lid 5).

Artikel 44

Dit artikel regelt de voorwaarden tot uittreding.

Artikel 45

Een wijziging van de gemeenschappelijke regeling komt tot stand bij unaniem besluit van de deelnemers (lid 2). De colleges hebben daarvoor toestemming van hun raad nodig (art. 1 lid 3 jo. lid 2 Wgr). Het algemeen bestuur of ten minste twee deelnemers kunnen voorstellen tot wijziging doen (lid 1). De wijziging regelt zelf wanneer deze in werking treedt (lid 3).

Artikel 46

Dit artikel regelt de (tussentijdse) opheffing van de gemeenschappelijke regeling. Dit kan geschieden bij unaniem besluit van de deelnemers (lid 1). Het algemeen bestuur stelt vervolgens een liquidatieplan op (lid 2). Het openbaar lichaam blijft bestaan, zolang dat voor liquidatie noodzakelijk is (lid 3; art. 9 lid 3 Wgr).

Artikel 47

Een gemeenschappelijke regeling kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden getroffen (art. 9 lid 1 Wgr). Deze gemeenschappelijke regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

Voorts bepaalt het tweede llid dat het college van Capelle aan den IJssel belast is met inzending van de gemeenschappelijke regeling aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland overeenkomstig artikel 26 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Tot slot herinnert het derde lid aan de inschrijvingsplicht van de colleges overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 48

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling. Hiervoor is wel van belang dat de colleges van burgemeester en wethouders hun besluiten tot het treffen van de gemeenschappelijke regeling (art. 3:42 lid 2 Awb) en de gemeenschappelijke regeling (art. 26 lid 2 Wgr) tijdig bekend hebben gemaakt.

Artikel 49

Dit artikel regelt de citeerwijze (de officiële naam) van de gemeenschappelijke regeling.

Naar boven