Intrekken van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam en vaststellen van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 en bekrachtigen van het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot vaststellen van de voorziening taalinterventies

Afdeling 3A

Nummer 62/181

Publicatiedatum 14 maart 2014

Agendapunt 9

Datum besluit B&W 11 februari 2014

Onderwerp

Intrekken van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam en vaststellen van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 en bekrachtigen van het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot vaststellen van de voorziening taalinterventies

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 11 februari 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 181),

Besluit:

I.in te trekken de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam, vastgesteld op 30 september 2009 (Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 205/612), laatstelijk gewijzigd op 6 december 2013 (Gemeenteblad 2013,

afd. 3A, nr. 243/1042);

II.vast te stellen de volgende

Verordening op het lokaal onderwijsbeleid

in de gemeente Amsterdam 2014

Gelet op de artikelen 6 en 140 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 6 en 134 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 77 en 96g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht,

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • b.schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.school:

    • -school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • -school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra:

    • -school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

  • d.nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e.voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage voorzieningen van de Verordening lokaal onderwijsbeleid gemeente Amsterdam;

  • f.aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde tijdelijke voorziening;

  • g.toekenningscriteria: de criteria zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen waaraan een schoolbestuur moet voldoen om in aanmerking tekomen voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • h.tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • i.feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • j.ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • k.VloA: Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam, zoals vastgesteld op 30 september 2009 (Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 20/612) en laatstelijk gewijzigd op 6 december 2013 (Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 243/1042).

Artikel 2 Reikwijdte verordening en bevoegdheid college

  • 1.Deze verordening bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen waarin de afzonderlijke voorzieningen waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, nader worden geregeld.

  • 2.Het college is bevoegd om in het kader van deze verordening aan een schoolbestuur een voorziening te verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening of van een subsidie.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1.Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2.Het college stelt de criteria vast waaronder de aanvullende voorziening kan worden toegekend.

  • 3.Na de bekrachtiging van de aanvullende voorziening door de raad of na verloop van een periode van 12 weken na de vaststelling van de aanvullende voorziening door het college wordt de aanvullende voorziening toegevoegd aan de bijlage Voorzieningen.

Artikel 4 ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing op besluiten betreffende subsidies die op grond van deze verordening worden genomen, voor zover van de ASA 2013 niet is afgeweken bij deze verordening, de bijlage Voorzieningen of een aanvullende voorziening.

Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedures en weigeringsgronden

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 1.Het college kan een datum vaststellen waarvoor een aanvraag om een voorziening of een aanvullende voorziening uiterlijk moet zijn ingediend.

  • 2.Het schoolbestuur dat voor een voorziening of aanvullende voorziening in aanmerking wil komen, dient een schriftelijke aanvraag in bij het college. Ingeval het college een aanvraagformulier heeft vastgesteld, wordt van dit formulier gebruikgemaakt.

  • 3.De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.de naam en het adres van het schoolbestuur;

    • b.de dagtekening;

    • c.de gewenste voorziening;

    • d.de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 4.Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mede aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen twee weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening daarvoor een andere termijn wordt gesteld. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 6 Beslissingstermijn

  • 1.Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of indien van toepassing na het verstrijken van een indieningsdatum over het toekennen van de voorziening, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 2.Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met vier weken verdagen. Bij verdaging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden van de verdaging aan.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening of aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria zoals opgenomen in de voorzieningen of aanvullende voorzieningen;

Hoofdstuk 3 Verplichtingen schoolbestuur

Artikel 8 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Artikel 9 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de school afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1.De voorzieningen en daarbij behorende nadere regels en beoordelingskaders die in de bijlage bij de VloA zijn opgenomen, worden vanaf de datum van intrekking van die verordening geacht te zijn opgenomen in de bijlage behorende bij déze verordening.

  • 2.De intrekking van de VloA heeft geen gevolgen voor de geldigheid van bepalingen in voorzieningen of aanvullende voorzieningen, nadere regels of beleidsregels waarin wordt verwezen naar genoemde verordening, mits de bepaling waarnaar wordt verwezen, naar de strekking ook is opgenomen in deze verordening.;

    • III.kennis te nemen van bijlage 1 bij dit besluit, de toelichting op de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014;

    • IV.het besluit van het college van 11 februari 2014 te bekrachtigen, waarmee het college de aanvullende voorziening taalinterventies (bijlage 2 bij dit besluit), waarmee inhalen van taalachterstanden bij leerlingen van 6-12 jaar wordt ondersteund, heeft vastgesteld en waarmee de voorziening taalinterventies als bijlage 4 aan de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 wordt toegevoegd;

    • V.te bepalen dat de beslispunten 1, 2 en 3 in werking treden op 15 maart 2014.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 12 maart 2014.

De voorzitter

mr. E.E. van der Laan

De raadsgriffier

mr. M. Pe

Toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Wanneer de gemeente aan scholen ter ondersteuning van het onderwijs bovenop de rijksvergoeding extra gemeentelijke middelen beschikbaar wil stellen, dan kan dit alleen op basis van een verordening. Deze verplichting is neergelegd in artikel 140 Wet op het primair onderwijs, artikel 134 Wet op de expertisecentra en artikel 96g Wet op het voortgezet onderwijs. In deze wettelijke bepalingen is voorgeschreven dat deze verordening de voorzieningen bevat waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, inclusief de procedure voor het doen van een aanvraag. Belangrijk is hierbij dat er in de verordening geen onderscheid mag worden gemaakt op basis van denominatie. De scholen dienen op grond van dezelfde maatstaf te worden behandeld. Om dit te waarbogen heeft de wetgever ervoor gekozen om in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aantal specifieke voorschriften op te nemen. In dit kader kan gewezen worden op de procedure voor spoedeisende voorzieningen, waarbij het college een zogenoemde tijdelijke aanvullende voorziening vaststelt, die achteraf bekrachtigd moet worden door de gemeenteraad. Als de gemeenteraad deze tijdelijke aanvullende voorziening bekrachtigt, wordt de voorziening als bijlage aan de verordening toegevoegd. Verder kan een schoolbestuur in afwijking van artikel 8:1 van de Awb beroep aantekenen tegen een voorziening of een wijziging daarvan.

De Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 (VloA 2014) vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2009, hierna verordening. De verordening uit 2009 was een getrouwe kopie van de modelverordening financiële en materiële gelijkstelling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Naar aanleiding van de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek binnen de gemeente Amsterdam, zoals neergelegd in de ASA 2012, en de daarmee beoogde uniforme uitvoering van het Amsterdamse subsidieproces was het noodzakelijk om de verordening uit 2009, voor zover het de verstrekking van subsidies betreft, hierop af te stemmen. In de praktijk worden deze subsidies al verleend op de ASA 2012 en haar voorganger de ASA 2004. De wijzigingen van de VloA 2014 ten opzichte van de verordening uit 2009 hebben dan ook vooral een technisch karakter. Verder is gekeken naar de redactie van de bepalingen in de verordening uit 2009. Dit heeft geleid tot nog een aantal redactionele aanpassingen en veranderingen in de volgorde, op grond waarvan is besloten om de verordening uit 2009 in te trekken en te vervangen door de VloA 2014.

Aan de VloA 2014 is een nieuw artikel 2 toegevoegd, dat de reikwijdte en de bevoegdheid van het college regelt. Het artikel bepaalt dat de VloA 2014 bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen, waarin de voorzieningen nader worden geregeld. Voorts bepaalt het tweede lid dat het college een voorziening kan verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening in natura of in de vorm van een subsidie.

Artikel 4 regelt dat de inmiddels ingevoerde opvolger van de ASA 2012, de ASA 2013, van toepassing is op besluiten betreffende voorzieningen in de vorm van een subsidie die op grond van de VloA 2014 worden genomen voor zover er in de VloA 2014 of in een (aanvullende) voorziening van de ASA 2013 niet wordt afgeweken.

Artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 9 van de VloA 2014 komen in grote lijnen overeen met artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 17 van de verordening uit 2009. De uiteenlopende aanvraag en beslistermijnen die de verordening 2009 kende met betrekking tot de aanvraag van een voorziening en aanvullende voorziening zijn daarbij geüniformeerd en bovendien zijn de aanvraagtermijnen en de beslistermijnen afgestemd op de termijnen die de ASA 2013 hanteert.

In artikel 11 is een overgangsbepaling opgenomen, waardoor de voorzieningen en de daarbij horende nadere regels en beoordelingskaders die als bijlage zijn opgenomen bij de verordening uit 2009, vanaf de datum van intrekking van de verordening 2009 in de bijlage bij de VloA 2014 opgenomen worden.

Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam

Bijlage 4 Voorziening Taalinterventies

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.kopklas In een kopklas, die gevestigd is op een middelbare school, krijgen 10 tot en met 15 leerlingen na groep 8 een extra jaar basisonderwijs om hun taalachterstand in te lopen. Doelstelling is dat de leerlingen na de kopklas kunnen doorstromen naar een hoger niveau in het voortgezet onderwijs dan wanneer zij niet hadden deelgenomen aan de kopklas.

  • b.nieuwkomersonderwijs De schoolbesturen in Amsterdam verzorgen gezamenlijk nieuwkomersonderwijs voor leerlingen van 6 t/m 12 jaar die nog geen jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn. Deze leerlingen ontvangen in groepen van 10 tot en met 15 leerlingen les in een apart lokaal.

  • c.ongedocumenteerde leerlingen Leerlingen waarvoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk. Het gaat daarbij om leerlingen waarvan niet de door het Rijk vereiste documenten of verklaringen zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet kunnen worden overgelegd, maar waarvan wel kan worden aangetoond dat zij minder dan een jaar in Nederland woonachtig zijn.

  • d.aan ongedocumenteerde leerlingen gelijkgestelde leerlingen Leerlingen die geen Nederlands spreken, waardoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk, omdat zij een Nederlands paspoort hebben.

  • e.schakelklas

    Leerlingen uit groep 3, 4, 5 of 6 van het basisonderwijs ontvangen gedurende een schooljaar tijdens de reguliere schooltijd in een aparte groep van 10 tot en met 15 leerlingen en in een apart lokaal voltijd of deeltijd (minimaal 12 uur per week) onderwijs met focus op de taalontwikkeling.

  • f.subsidie Eenmalige subsidie.

  • g.vakantieschool taal Leerlingen uit groep 6 en/of 7 en/of 8 van het basisonderwijs ontvangen extra taallessen buiten de reguliere lestijd. In een aparte groep van 10 tot en met 15 leerlingen en in een apart lokaal dienen zij in een schooljaar minimaal 105 uur extra les te ontvangen, waarvan in elke schoolvakantie 12 uur. De leerkracht maakt hierbij gebruik van het curriculum Vakantieschool Taal.

Artikel 2. Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is om basisscholen door middel van het verstrekken van subsidie voor taalinterventies in staat te stellen om kinderen met een taalachterstand extra te ondersteunen bij het inhalen hiervan.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

  • 1.Het college kan subsidie verlenen ten behoeve van:

    • a.een schakelklas, waarbij de hoogte van de subsidie afhankelijk is van het type schakelklas, waarbij de volgende maximale bedragen gelden:

      • -€ 40.000 voor een voltijd schakelklas;

      • -€ 20.000 voor een deeltijd schakelklas;

    • b.een vakantieschool taal, waarbij de subsidie maximaal € 15.000 per klas bedraagt;

    • c.een kopklas, waarbij de subsidie maximaal € 50.000 per klas bedraagt;

    • d.nieuwkomersonderwijs, waarbij de subsidie maximaal € 40.000 per klas bedraagt, die bedoeld is als bijdrage aan de kosten voor onder andere inzet van de leerkracht, nazorg aan de leerlingen en materialen.

  • 2.De in het eerste lid genoemde subsidiebedragen zijn bedoeld als aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school kan zorg dragen voor taalonderwijs in kleinere groepen.

  • 3.Na afloop van het gesubsidieerde schooljaar kan een schoolbestuur in aanmerking komen voor een aanvullende subsidie voor het nieuwkomersonderwijs, indien een schoolbestuur aantoont dat gemiddeld gedurende het gesubsidieerde tijdvak meer dan 6 ongedocumenteerde leerlingen, inclusief degenen die aan hen gelijkgesteld zijn, per klas hebben deelgenomen aan het nieuwkomersonderwijs. Hiertoe dient een schoolbestuur per betrokken school de beschikking van het Rijk te kunnen overleggen, waarin voor deze groep leerlingen de extra bekostiging is afgewezen.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 4. Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1.Het college stelt voor de voorziening taalinterventies een subsidieplafond vast.

  • 2.Indien het budget voor een bepaalde interventie onvoldoende is om alle aanvragen te honoreren, stelt het college de aanvragen voor de afzonderlijke basisscholen in rangorde vast.

  • 3.Om in de rangorde te worden opgenomen dient een aanvraag voor een basisschool te voldoen aan de toekenningscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze voorziening, en dient zich geen weigeringsgrond als opgenomen in artikel 9 van de ASA 2013 voor te doen.

  • 4.De plaats die een basisschool in de rangorde inneemt, is afhankelijk van de mate waarin een basisschool voldoet aan de toekenningscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze voorziening.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 5. De aanvrager

  • 1.Subsidie voor één of meerdere interventies kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een of meerdere onder zijn gezag vallende basisscholen.

  • 2.Ten aanzien van het nieuwkomersonderwijs geldt dat uitsluitend het schoolbestuur dat in een of meer onder zijn gezag vallende basisscholen mede namens de andere schoolbesturen het nieuwkomersonderwijs verzorgt, een subsidieaanvraag kan indienen.

  • 3.Ten aanzien van de kopklas geldt dat alleen een aanvraag kan worden ingediend door een schoolbestuur dat de kopklas namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineert en uitvoert.

Artikel 6. Wijze van aanvraag en bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.Voor de aanvraag dient het schoolbestuur gebruik te maken van de daarvoor bestemde aanvraagformulieren en het daarbij behorende begrotingsformat.

  • 2.Het schoolbestuur verstrekt per school waarvoor het een aanvraag indient een begroting, waarin een volledige kostenraming per aangevraagde interventie is opgenomen.

Artikel 7. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

  • 1.In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 wordt een aanvraag voor een subsidie vóór 15 maart voorafgaand aan het te subsidiëren schooljaar ingediend bij het college.

  • 2.In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt de aanvraag voor een subsidie voor nieuwkomersonderwijs vóór 1 juni voorafgaand aan het te subsidiëren schooljaar ingediend bij het college.

  • 3.Een aanvraag voor een aanvullende subsidie, zoals omschreven in artikel 3, tweede lid, dient vóór 1 juli van het lopende schooljaar te zijn ingediend bij het college.

Hoofdstuk 4 Verlening subsidie

Artikel 8. Toekenningscriteria subsidie

Een schoolbestuur komt in aanmerking voor een subsidie voor taalinterventies voor een onder zijn gezag vallende basisschool, indien uit de aanvraag blijkt dat de geplande inzet (omschreven in het aanvraagformulier) van die basisschool om de taalachterstanden van zijn leerlingen in te halen, voldoet aan de volgende criteria:

a.Kwaliteit

De kwaliteit van de taalinterventie wordt door het college beoordeeld aan de hand van de informatie die een school hierover in haar aanvraag verstrekt. In de aanvraag dient de school in ieder geval de volgende informatie te geven:

  • 1˚.een heldere analyse van de taalachterstand (op school- en leerlingniveau) gekoppeld aan concreet geformuleerde opbrengsten;

  • 2˚.een onderbouwing van de inzet en positionering van de interventie binnen het onderwijs;

  • 3˚.een omschrijving van de wijze waarop het taalonderwijs zal worden verzorgd;

  • 4˚.een beschrijving van de ambitieuze en haalbare doelstellingen, die de school hanteert voor de leerlingen in een taalinterventie;

  • 5˚.indien van toepassing inzicht in hoe ervaringen met de taalinterventies in voorgaande jaren worden meegenomen in het schooljaar waar subsidie voor wordt aangevraagd en hoe aan eventuele verbeterpunten wordt gewerkt in het komende schooljaar;

  • 6˚.een beschrijving van de wijze waarop de school zorgt voor overdracht van de leerling die heeft deel genomen aan een interventie naar het reguliere onderwijs en voorziet in een nazorg om de vooruitgang van de leerlingen vast te houden.

    • b.Voldoende borging van taalonderwijs

  • 1˚.De lessen worden verzorgd door een vaste leerkracht gedurende het hele schooljaar.

  • 2˚.De leerkracht is gediplomeerd en bevoegd om in Nederland les te geven.

  • 3˚.De leerkracht is toegerust op het geven van intensief taalonderwijs. In de aanvraag wordt omschreven hoe dit wordt geborgd.

  • 4˚.Leerlingen met een aantoonbare taalachterstand worden aan de hand van heldere en onderbouwde criteria geselecteerd.

  • 5˚.Van de deelnemende leerlingen worden in het aanvraagformulier genoemde toetsresultaten overgelegd.

    • c.Voldoende invulling van ouderbetrokkenheid

Voor goede onderwijsresultaten is ouderbetrokkenheid cruciaal, helemaal waar het gaat om taalontwikkeling. Daarom stimuleert de gemeente onderwijsondersteunend gedrag van ouders (educatief partnerschap). In de aanvraag dient de school te beschrijven:

  • 1˚.op welke wijze de school ouders betrekt bij het taalonderwijs van hun kind en hen een actieve rol hierin geeft;

  • 2˚.hoe de school ouders informeert over de individuele voortgang van hun kind;

  • 3˚.op welke wijze in een jaarplanning wordt aangegeven welke algemene bijeenkomsten voor ouders worden gehouden.

Artikel 9. afwijkende toekenningscriteria voor nieuwkomers

Indien de aanvraag een subsidie betreft voor nieuwkomers, geldt dat:

  • a.bij het criterium kwaliteit in artikel 8, eerste lid, niet hoeft te worden ingegaan op onderdeel 1;

  • b.bij het criterium voldoende borging van taalonderwijs in artikel 8, tweede lid, in plaats van de onderdelen 4 en 5 dient te worden voldaan aan de volgende onderdelen: 4. het schoolbestuur zorgt voor extra begeleiding van deze leerlingen en geeft in het aanvraagformulier aan hoe dit wordt georganiseerd.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 10. Aanvullende verplichtingen

  • 1.Naast de verplichtingen op grond van de artikelen 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht die wordt ingezet voor de uitvoering van een taalinterventie, in staat is de bijeenkomsten die in kader van het professionaliseringstraject die de gemeente organiseert, te volgen.

    • b.De school werkt mee aan de steekproefsgewijze bezoeken van daartoe door het college aangewezen onderwijsdeskundigen die zijn belast met het tussentijds evalueren van de taalinterventies.

  • 2.Voor het nieuwkomersonderwijs is de verplichting opgenomen in het eerste lid onder b niet van toepassing.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 11. Verantwoording

  • 1.In aanvulling op artikel 14, derde lid, van de ASA 2013 vraagt het schoolbestuur om vaststelling van de subsidie onder gebruikmaking van de daarvoor door het college vastgestelde verantwoordingsformulieren.

  • 2.Het schoolbestuur verstrekt in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie tevens toetsresultaten van deelnemende leerlingen, waaruit de taalontwikkeling van de leerlingen gedurende het schooljaar valt af te leiden.

Naar boven