VERORDENING AFDELING 8A Algemene plaatselijke verordening 2013 (hierna APV): BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET

De raad van de gemeente Vlissingen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Vlissingen

gelet op de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 25a en 25d van de Drank- en Horecawet;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende ‘Verordening tot 1ste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2013’:

 

ARTIKEL I

Na afdeling 8 van Hoofdstuk 2 van de APV wordt een afdeling ingevoegd, luidend:

AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET

 

Artikel 2:35 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit artikel 1 van de Drank- en Horecawet zijn op deze afdeling van toepassing.

ARTIKEL II

Artikel 2:33 van afdeling 8 wordt overgebracht naar de nieuwe afdeling 8A van de APV. Als gevolg daarvan worden de artikelnummers 2:34 en 2:35 vernummerd tot respectievelijk artikel 2:33 en 2:34. Als gevolg van de verschuiving wordt artikel 2:33 (oud) vernummerd tot 2:37 en tevens beperkt aangevuld met onderdeel g. Dit artikel komt te luiden als volgt:

 Artikel 2:37 Verbod verstrekken sterke drank in bepaalde inrichtingen

Het is verboden tegen vergoeding sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting: a. waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten worden verkocht; b. die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is voor het geven van onderwijs; c. die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen; d. die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen; e. die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf; f. die gelegen is op een kampeer- of caravanterrein; g. die in gebruik is bij en/of geëxploiteerd wordt door een paracommerciële rechtspersoon.

Artikel III

De volgende nieuwe artikelen worden ingevoegd:

Artikel 2:36 Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1.Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard mag zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken: (koppeling aan activiteit) a. vanaf 2 uren (twee uren) voor de aanvang tot 2 uren (twee uren) na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon; en (koppeling aan dagen / tijden) b. op maandag tot en met vrijdag niet eerder dan 17:00 uur tot uiterlijk 24:00 uur; c. zaterdag, zon- en feestdagen niet eerder dan 12:00 uur tot uiterlijk 24:00 uur.

  • 2.Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sociaal-culturele aard in de vorm van een poppodium (podium voor een breed aanbod van bijvoorbeeld muziek, theater en dans) kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 2 uur (twee uur) voor de aanvang tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, op maandag tot en met woensdag tot uiterlijk 24.00 uur, en op donderdag tot en met zondag tot uiterlijk 02.00 uur van de daaropvolgende dag.

  • 3.Overige paracommerciële rechtspersonen mogen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 2 uren (twee uren) voor de aanvang tot uiterlijk 2 uren (twee uren) na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon en tot uiterlijk 24:00 uur.

  • 4.Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet, of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

 

Artikel 2:38 Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank een en ander in aanvulling op artikel 2:37.

 

Artikel 2:39 Verbod 'happy hours' en ‘stuntprijzen'

Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.

 

Artikel IV

De ontheffingsmogelijkheid van artikel 2:33 (oud) wordt overgebracht naar een nieuw artikel.  Tevens wordt een ontheffingsmogelijk van het artikel 2:36 opgenomen.

 

Artikel 2:39A Ontheffingen

  • 1.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in artikel 2:37 gestelde verbod en de in artikel 2:36, leden 1, 2 en 3 genoemde dagen en tijden.

  • 2.De burgemeester stelt beleidsregels op ten aanzien van de beoordeling van verzoeken om ontheffing.

  • 3.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

ARTIKEL V

(Strafbepalingen)

Bij artikel 6:1, lid 2 de vermelding van artikel 2:34 schrappen.

 

ARTIKEL VI

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2013, 1e wijziging en treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 januari 2014.

de griffier, de voorzitter,

 

 

 

 

mr. F. Vermeulen A.M. Demmers-van der Geest

Toelichting

 

Algemeen

Inleiding

Deze APV-wijziging is een gevolg van een afwegingsproces en het resultaat van een keuze en selectie uit allerlei mogelijkheden die er zijn.

 

Er zijn allerlei modellen aangereikt door diverse organisaties, die elk hun eigen achtergrond hebben. De achtergronden en doelstellingen van die organisaties hadden en hebben invloed gehad op de inhoud van het betreffende model (Stap model, BEM-model, model van Koninklijke Horeca Nederland Sportorganisatie en VNG). De belangen van die organisaties zijn vaak tegenstrijdig.

 

Uitgangspunt is om zo spaarzaam mogelijk te zijn in gemeentelijke regelgeving, waar dat nodig en verplicht is wel duidelijk regels te stellen en waar mogelijk regels af te schaffen (deregulering: verzoek bedrijfsleven/ministerie van Economische zaken).

 

Oneerlijke mededinging

De op basis van artikel 4 van de DHW door gemeenten te stellen regels met betrekking tot de paracommerciële horecabedrijven dienen ter voorkoming van oneerlijke mededinging. Uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2008/09, 32 022, nr. 3, blz. 10) blijkt dat de regering ervan uitgaat dat de gemeenten de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zullen nemen en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.

Concreet komt het er op neer dat de gemeentelijke uitwerking moet leiden tot regels die op z'n minst in enige mate bijdragen aan het voorkomen van oneerlijke mededinging. Of in bepaalde gevallen sprake zal zijn van oneerlijke mededinging is sterk afhankelijk van de lokale situatie. Bij de aanzienlijke ruimte die dit uitgangspunt biedt zal de gemeentelijke uitwerking verder overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur plaats moeten vinden. Er is dus aanzienlijke ruimte voor een afweging van belangen, die enerzijds niet tot het volledig uitbannen van oneerlijke mededinging hoeft te leiden en anderzijds niet tot het volledig ongemoeid laten van oneerlijke mededinging mag leiden.

 

In het Zeeuwse voorstel wordt onderscheid gemaakt in “schenkdagen”. In Vlissingen is dit nieuw.

Om invulling te geven aan de verplichting tot het regelen van het onderwerp van artikel 4 leden 1 tot en met 3 van de DHW is artikel 2:36 opgenomen. In nadere afstemming en overleg met de burgemeesters van Middelburg, Veere en Schouwen-Duiveland is het onderscheid in dagen en schenktijden opgenomen.

 

In het verleden mocht er gekozen worden om de “paracommercie” te regelen met individuele voorschriften in vergunningen van organisaties die het aanging of met een verordening. Met de wetswijziging is die keuzemogelijkheid vervallen. Dwingend is bepaald dat de “paracommercie” en de daar toegelaten schenktijden moet worden geregeld met verordeningsbepalingen.

 

De verordeningsbepalingen zijn medebewindbepalingen die zijn gebaseerd op de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet (DHW). Door middel van een wijziging van Algemene plaatselijke verordening 2013 (hierna APV) worden de bepalingen als afdeling 8A ingevoegd. Hoewel de APV voor het overgrote deel uit autonome bepalingen bestaat, is er voor gekozen om deze medebewindbepalingen daarin op te nemen. Dit is vanuit praktisch oogpunt een logische stap. Daarnaast is er in het verleden het standpunt ingenomen om waar mogelijk verordeningsbepalingen op de nemen in deze “verzamelverordening”. De APV regelt ook aanverwante zaken zoals de exploitatievergunning voor openbare inrichtingen (w.o. horecabedrijven), sluitingstijden en dergelijke en een verbod tot het verstrekken van sterke drank in bepaalde inrichtingen.

 

Verplichte en niet verplichte bepalingen

Een regeling op grond van artikel 4 van de DHW, in deze verordening uitgewerkt in artikel 2:36, is verplicht. Dat geldt niet voor de artikelen 2:37, 2:38 en 2:39, die gebaseerd zijn op de artikelen 25a, 25c en 25d van de DHW. Daarnaast hebben deze bepalingen niet als doel het tegengaan van oneerlijke mededinging, maar het tegengaan van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren. In dat licht moet ook de mogelijkheid van de ontheffing worden bezien zoals deze is opgenomen in artikel 2:39A. Een beperkte ontheffingsmogelijkheid van artikel 2:36 is nader geregeld in de Drank- en Horecawet (artikel 4, lid 4).

 

Paracommerciële instellingen hebben via zelfregulering, via hun bestuursregle­ment/­barinstructie, invulling gegeven aan schenkbeperkingen van alcoholhoudende dranken. Daarom is in de gemeente Vlissingen tot nu toe geen andere verplichtende bepaling opgenomen in paracommerciëlevergunningen dan een verbod op bijeenkomsten van persoonlijke aard. De commerciële horeca pleit voor aanvullende tijdsbeperkingen en van de paracommerciële instellingen kunnen daartegen bezwaren worden verwacht.

 

Als voortzetting van het huidige beleid is gekozen voor het volgen van het Zeeuwse model met enkele aanpassingen. Gekozen is om het schenken van alcohol alleen te koppelen aan activiteiten ontleend aan de eigen instellingsactiviteiten/ doelstellingen van de paracommerciële instelling met een aanloop- en een afhandelingstijd. Daarbij kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen sportinstellingen en overige instellingen. Sportinstellingen hebben vaak al “eigen” verplichtingen wegens aansluiting bij koepelorganisaties en de daarmee afgesproken beperkingen voor het verstrekken van alcoholhoudende drank. Overige organisaties en accomodaties die door de gemeente zelf worden geëxploiteerd, kunnen daarvan onderscheiden worden. Vandaar ook het onderscheid dat in de bepalingen is gemaakt overeenkomstig het onderscheid in het Zeeuwse model.

Op Walcheren ( en Schouwen-Duiveland) wordt samenwerking gezocht en onderzocht en daarom is over deze bepalingen overleg gevoerd met de betreffende burgemeesters die ook belast zijn met de handhaving en uitvoering. De bepalingen (uren, dagen, tijden) zijn daarop afgestemd.

Met het oog op het maatschappelijk draagvlak, voorkomen van te grote diversiteit en de optie van eventueel nog te maken gezamenlijke afspraken over handhaving zijn (inhoudelijk belangrijke) onderlinge afwijkingen ongewenst. Daarbij realiserend dat bij de gemaakte keuzes altijd kantekeningen zijn te plaatsen, afhankelijk van de achtergronden van degene die deze kanttekening plaatst.

Het algehele verbod tot schenken van sterke drank in paracommerciële instellingen (alle!) en een totaal schenkverbod van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten in de persoonlijke sfeer – wat al in de huidige vergunningen staat vermeld – is met artikel 2:37 onder g, respectievelijk 2:36 onder 3 omgezet naar verordeningsbepalingen.

 

Bij de bepalingen is uitdrukkelijk gekeken naar de praktijk in de gemeenten Middelburg, Veere en Schouwen-Duiveland. Die praktijk is niet gelijk aan de Vlissingse praktijk tot nu. De landelijke regelgeving laat expliciet mogelijk dat lokaal eigen keuzes worden gemaakt. Tot nu toe is in Vlissingen volledig aansluiting gezocht bij de “zelfregulering” via bestuursreglementen en zijn er geen beperkingen schenktijden/-dagen tot nu toe opgelegd anders dan in de eigen bestuursreglementen is opgenomen.

 

Strafbaarstelling en bestuursdwang

Overtredingen van de op basis van deze aan de APV toegevoegde bepalingen zijn strafbaar als overtredingen op grond van artikel 2, vierde lid, juncto artikel 1, onder 4°. van de WED. De desbetreffende artikelen zijn daarom niet in de opsomming van overtredingen in hoofdstuk 6 van de model-APV opgenomen. De vermelding van artikel 2:34 APV in artikel 6.1 lid 1 kan met deze wijziging vervallen.

In artikel 44 van de DHW is voorts bepaald dat de Minister en de burgemeester bestuursdwang kunnen toepassen ter handhaving van de verplichting om een toezichthouder alle medewerking te verlenen bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden (artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

 

Toezichthouders

De toezichthouders worden benoemd door de burgemeester. Momenteel zijn in de gemeente drie gemeentelijke toezichthouders bevoegd. Op grond van artikel 42 van de DHW hebben zij de bevoegdheid om woningen binnen te treden zonder toestemming van de bewoners, als de toezichthouder vermoedt dat daar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan particulieren wordt verstrekt of als dat daadwerkelijk gebeurt.

 

Tot 1 januari 2014 kan de burgemeester ook ambtenaren van de NVWA inzetten, naast de eigen gemeentelijke toezichthouders, voor het toezicht op de naleving van de artikelen 20 en 45 van de DHW. Zie artikel V van de wijzigingswet (Stb. 2012, 237).

 

 

Artikelsgewijze toelichting

NB In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die delen die (inhoudelijke) toelichting behoeven nader toegelicht.

 

Artikel 2:35 Begripsbepalingen

Op de nieuwe afdeling zijn alle begripsbepalingen van de Drank en Horecawet van toepassing. Daarmee wordt volledig aansluiting gezocht en gevonden bij de begrippen uit de Drank- en Horecawet en wordt onduidelijkheid voorkomen bij het gebruik van bewoordigingen die in de begrippen nader worden uitgewerkt en omschreven.

 

De begripsbepalingen uit het bestaande artikel 2:33 kunnen vervallen omdat in het begin van de nieuwe afdeling – in artikel 2:35 – staat vermeld dat op de hele afdeling de begripsbepalingen uit de Drank- en Horecawet van toepassing zijn. De mogelijkheid daarvan een ontheffing te verlenen is gehandhaafd en overgebracht naar artikel 2:39A. Hierdoor hoeft er in het nieuw geredigeerde artikel geen onderscheid meer gemaakt te worden in verschillende onderdelen (leden). Aan dit artikel wordt een nieuw lid (g.) toegevoegd om onduidelijkheid te voorkomen ten aanzien van sterke drankvertrekking in alle paracommerciële inrichtingen.

Voor sommige paracommerciële inrichtingen kan dit verbod als onnodig beperkend worden gezien en daarom is de mogelijkheid van een ontheffing gehandhaafd. Dit is ook mogelijk omdat het verbod niet gebaseerd is op artikel 4, leden 1 tot en met 3, maar op arikel 25a.

 

De begripsbepalingen uit de DHW werken door in de op de DHW gebaseerde regelgeving. Ter verduidelijking is een uitdrukkelijke verwijzing opgenomen, waaruit tevens blijkt dat deze begripsomschrijvingen enkel voor afdeling 8A gelden. Het gaat om de volgende begripsomschrijvingen.

  • 1.alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat.

  • 2.horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.

  • 3.paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.

  • 4.sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumenprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn.

  • 5.zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank.

 

Artikel 2:36 Regulering paracommerciële rechtspersonen

In de toelichting onder algemeen is al aangegeven dat dit een verplicht artikel is. Op grond van artikel 4. eerste lid en derde lid, onder a, van de DHW moet geregeld worden gedurende welke tijden in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. Op grond van artikel 4, eerste lid en derde lid, onder b en c, van de DHW moeten regels gesteld worden met betrekking tot door paracommerciële rechtspersonen in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Uiteraard alleen voor zover er tijdens deze bijeenkomsten alcoholhoudende drank wordt verstrekt door de paracommerciële rechtspersoon. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting reeds is aangegeven betekent dit dat de gemeentelijke uitwerking moet leiden tot regels die op z'n minst in enige mate bijdragen aan het voorkomen van oneerlijke mededinging.

Het is toegestaan om onderscheid te maken naar de aard van de rechtspersoon (artikel 4, lid 3 DHW). In de verordening is gekozen voor een onderscheid tussen paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard, paracommerciele rechtspersonen die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sociaal-culturele aard in de vorm van een poppodium (podium voor een breed aanbod van bijvoorbeeld muziek, theater en dans) en overige paracommerciële rechtspersonen. Deze keuze is ingegeven door het specifieke karakter van sportverenigingen en het specifieke karakter van een poppodium. Voor sportverenigingen zijn ook schenkdagen/-tijden opgenomen. Of paracommerciéle verstrekkers zich zelf verdere beperkingen, al dan niet via afspraken en deelname aan de sportkoepels opleggen, wordt aan het maatschappelijk krachtenveld zelf overgelaten (terugtredende overheid).

 

Op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor ten hoogste twaalf aaneengesloten dagen ontheffing te verlenen van de hier door de raad gestelde regels voor schenktijden en voor de verschillende soorten bijeenkomsten. Het gaat om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Uit deze bewoordingen van de wet blijkt dat hier zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Te denken valt aan kampioenschappen en dergelijke grotendeels onvoorziene gebeurtenissen, maar het kan ook gaan om feestelijkheden die wel te voorzien zijn, zoals carnaval en Koningsdag.

Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op bijeenkomsten die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Het organiseren van privébijeenkomsten door paracommerciële rechtspersonen is, vanwege oneerlijke concurrentie, ongewenst. Voor zover die bijeenkomsten ook een zakelijk karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van de vereniging, vallen deze niet onder het bereik van de bepaling.

Bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, kan worden gedacht aan activiteiten die niet verenigingsgebonden zijn. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven (voor niet-leden van de vereniging of niet-betrokkenen bij de stichting). Ook komt het nogal eens voor dat theaters en schouwburgen hun accommodatie verhuren voor congressen. Als het een theater of schouwburg betreft met een paracommerciële status, dan gelden de beperkingen ook in deze gevallen.

Omdat de burgemeester deze bevoegdheid rechtstreeks aan de wet ontleent, kan de raad hier verder geen beperkingen aan stellen. De burgemeester kan hiervoor zelf uiteraard wel beleidsregels opstellen (artikel 4:81 van de Awb).

De DHW valt onder de Dienstenwet en ingevolge artikel 28, eerste lid, van die wet is de lex silencio positivo (LSP) van toepassing op vergunningen (daar zijn ontheffingen ook onder begrepen), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Op het moment van schrijven (maart 2013) is de LSP wel van toepassing op ontheffingen op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW. Op het moment van schrijven is echter ook een wetsvoorstel (Veegwet SZW 2012. Kamerstukken II, 2012-23, 33 507) bij de Tweede Kamer aanhangig dat hier verandering in zal brengen. Wanneer het wetsvoorstel in werking zal treden is nog onduidelijk.

 

Artikel 2:37 Verbod verstrekken sterke drank in bepaalde inrichtingen

Dit artikel was al een bestaand artikel (artikel 2:33 oud) met als oogmerk alcoholmatiging en voorkomen dat jeugd met sterke drank in aanraking komt. Dit artikel is vernummerd en aangevuld met een nieuw lid g.

Lid g verbiedt het schenken van sterke drank in paracommerciële inrichtingen en enkele andere met name genoemde laagdrempelige bedrijven die ook door veel jongeren worden bezocht. Feitelijk is er ook een (gedeeltelijke) overlap met voorgaande leden van dit artikel. Het is wenselijk een duidelijk onderscheid te maken tussen genoemde laagdrempelige inrichtingen en niet genoemde commerciële inrichtingen.

Het 'nee, tenzij' principe geniet uit preventief oogpunt de voorkeur.

 

Artikel 2:38 Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

Overeenkomstig artikel 25a, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de DHW de burgemeester de bevoegdheid verleend om voorschriften aan de vergunning te verbinden of deze te beperken tot zwak-alcoholhoudende drank, als dit vanwege de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid en de volksgezondheid nodig is.

Artikel 25a van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid in een verordening op te nemen dat de burgemeester, volgens bij die verordening te stellen regels, vooraf - dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning - voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank. Dit kan worden bepaald voor horecavergunningen en voor slijterijvergunningen. Deze gemeentelijke bevoegdheid was voorheen opgenomen in artikel 23 van de Drank- en Horecawet, zij het dat toen aan het College van Burgemeester en Wethouders dat mandaat gegeven kon worden.

Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een horecabedrijf zijn:

  • 1.Ter bescherming van de volksgezondheid: Een gevarieerde drankenkaart verplicht stellen. Dit houdt in dat er - naast alcoholhoudende dranken - voldoende betaalbare nietalcoholhoudende alternatieven moeten worden aangeboden (fris, water, thee, koffie).

  • 2.In het belang van de openbare orde: Eisen stellen ten aanzien van het maximaal aantal bezoekers. Voor de veiligheid kan het aantal bezoekers dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd. Het aantal bezoekers maximeren is bovendien ter bescherming van de volksgezondheid. Uit onderzoek blijkt dat hoe meer mensen er in een zaak zijn en hoe minder makkelijk men even kan zitten, des te meer er wordt gedronken (Hughes, 2009).

  • 3.Ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en Horecawet: Verlangen dat polsbandjes-systemen worden toegepast.

  • 4.Eisen stellen aan het aantal entrees en het aantal portiers.

 

Artikel 2:39 Verbod 'happy hours' en 'stunt prijzen'

Artikel 25d lid 1 van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid prijsacties, zoals happy hours, gedeeltelijk te beperken. Happy hours zijn doorgaans afgebakende tijden (enkele uren, één dag in de week) waarop alcohol tegen een gereduceerd tarief wordt aangeboden. In veel gemeenten zijn er uitgaansgelegenheden waar happy hours worden georganiseerd. De maatregel kan - zo bepaalt de Drank- en Horecawet - alleen betrekking hebben op het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Met dit artikel kan de gemeente bijvoorbeeld ook prijsacties als '2 drankjes voor de prijs van 1' verbieden. Ook kan men er bepaalde arrangementen mee tegengaan, zoals één avond onbeperkt drinken voor € 15, althans als het onbeperkt drinken gedurende één avond normaal gesproken voor meer dan € 25 wordt aangeboden en er in het kader van een actie tijdelijk een prijs van € 15 wordt gevraagd. De zogenaamde ladies nights (avonden waarop vrouwen gratis mogen drinken) worden met dit artikel ook verboden.

Het in artikel 2:39 van deze verordening opgenomen verbod heeft uitsluitend betrekking op prijsacties in horecalokaliteiten en op terrassen en geldt dus niet voor goedkoop schenken op andere plaatsen, bijvoorbeeld met een artikel 35-ontheffing tijdens bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard (evenementen). Het gaat bij dit verbod ook uitdrukkelijk om de korting op de prijs die normaal daar in die horecalokaliteit of op dat terras wordt gevraagd. Dat is in de horeca na te gaan door de actieprijs te vergelijken met de prijs die wordt vermeld op de (op grond van het Besluit prijsaanduiding producten) verplichte prijslijst.

Gemeenten kunnen deze bepaling alleen inzetten ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde.

Met de nieuwe verordenende bevoegdheid krijgen gemeenten voor het eerst de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op prijsacties in de horeca. Prijs en betaalbaarheid zijn belangrijke factoren voor alcoholconsumptie (Meijer, e.a., 2008). De conclusie uit verschillende onderzoeken naar het effect van prijs op consumptie is helder: hoe lager de prijs hoe hoger de consumptie. Happy hours zijn een bekend voorbeeld van een tijdelijke prijsverlaging van alcoholhoudende drank. Tijdens happy hours wordt de consumptie van drank direct en actief gestimuleerd. Uit veldonderzoek is gebleken dat prijsacties voorkomen in 26% van de Nederlandse cafés (STAP 2009) Het grote voordeel van de inzet van dit artikel is dat gemeenten een effectieve alcoholpreventiemaatregel in handen krijgen. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft al jaren aan dat het beïnvloeden van de prijs het meest effectief is in het terugdringen van (schadelijk) alcoholgebruik. Prijsbeleid zou daarom een kerndoel moeten zijn van elk effectief alcoholbeleid.

Het Zeeuwse voorstel om extreme prijsacties die van korte duur zijn in de detailhandel te verbieden wordt niet overgenomen. Naast kritiek hierop van de detailhandel (schriftelijk en mondeling) en wegens het feit dat reclame-acties veelal landelijk van opzet zijn, achten wij dit niet gewenst.

Overigens vinden producenten en importeurs een maximale korting van 50% verantwoord (STIVA Reclamecode voor alcoholhoudende dranken, januari 2012).

 

Artikel 2:39A Ontheffingen

In bijzondere gevallen is de mogelijkheid van een ontheffing van artikel 2:36, leden 1 tot en met 3 en een deel van artikel 2:37 gewenst. Ten behoeve van de beoordeling van verzoeken om ontheffing worden door de burgemeester beleidsregels vastgesteld.

 

Er zal in ieder geval ontheffing verleend kunnen worden en aanzien van de aanvangstijden die op grond van artikel 2:36, eerste lid, van maandag tot en met vrijdag van toepassing zijn op paracommerciële rechtspersonen die zich voornamelijk richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, als die aanvangstijden de paracommerciële rechtspersoon onevenredig zouden treffen omdat de activiteiten van die rechtspersoon in hoofdzaak op die dagen en overdag plaatsvinden en er bij die activiteiten nauwelijks tot geen minderjarigen aanwezig zijn. Verder zal in ieder geval van deze aanvangstijden ontheffing verleend kunnen worden voor bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard, te denken valt aan jubilea.

 

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 2:37 zal in ieder geval ontheffing verleend kunnen worden aan paracommerciële rechtspersonen waarbij de leden 'op leeftijd zijn' en die graag een borreltje nuttigen. Te denken valt aan een biljartvereniging.

 

In Vlissingen is de mogelijkheid van een ontheffing van artikel 2:37 niet nieuw. In artikel 2:33 (oud) was al een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.

 

 

Naar boven