Gemeenteblad van Utrecht (Utr)
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht (Utr) | Gemeenteblad 2013, 350 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht (Utr) | Gemeenteblad 2013, 350 | Beleidsregels |
De burgemeester van Utrecht besluit bekend te maken de beleidsregels die worden gehanteerd bij het in behandeling nemen van aanvragen om medewerking aan het vestigen van een coffeeshop.
Aanvragen om medewerking voor de vestiging van een coffeeshop worden in Utrecht getoetst aan de landelijke richtlijn voor het gedoogbeleid en het lokale beleid voor coffeeshops. In dat lokale beleid is bepaald:
|
Puntsgewijze toelichting:
Het percentage gebruikers van cannabis onder de bevolking heeft zich in de afgelopen jaren gestabiliseerd. Een te gering aanbod t.o.v. de vraag leidt tot het ontstaan van niet gedoogde verkooppunten, te grote (verkeers)druk op shops en coffeeshops met hele grote omzet. Een hele grote omzet in een coffeeshop maakt de achterdeurproblematiek heviger en leidt eerder tot overlast. Het eerstgenoemde argument geldt ook voor vestigingen aan de rand van de stad.
De volksgezondheid en de leefbaarheid is ermee gediend dat het systeem in stand blijft waarbij de verkoop van softdrugs plaats vindt via de bekende en daardoor te controleren verkooppunten. Waar aan het systeem afbreuk wordt gedaan neemt straathandel toe en de daarmee gepaard gaande overlast. Een redelijk evenwicht tussen vraag en aanbod draagt, in combinatie met een zekere kleinschaligheid van de coffeeshops, bij aan het beheersbaar houden van verkeer- en parkeerbewegingen en daarmee aan de leefbaarheid in de omgeving van de coffeeshop. Vandaar de keuze om het maximumbeleid van 17 coffeeshops te handhaven.
Indien het maximum toegestane aantal coffeeshops (inclusief reserveringen) is bereikt, moeten aanvragen voor horeca-exploitatievergunningen en gedoogverklaringen worden geweigerd. Bij de vraag of het maximum aantal coffeeshops is bereikt, tellen coffeeshops die voor onbepaalde tijd zijn gesloten en geweigerde aanvragen van coffeeshops mee gedurende de periode dat bezwaar openstaat tegen de sluiting c.q. de weigering en tot de beslissing op bezwaar en uitspraak in evt. voorlopige voorziening is afgehandeld. Na de beslissing op bezwaar wordt er maximaal zes weken gewacht. Is er na ommekomst van deze termijn geen voorlopige voorziening aangevraagd tegen de beslissing op bezwaar dan zal de gesloten coffeeshop of geweigerde aanvraag niet meer meetellen in het aantal coffeeshops.
Met deze regel wordt ongewenste concentratie van coffeeshops in de stad voorkomen. Waar coffeeshops hinder veroorzaken, gaat het in de regel om het komen en gaan van klanten. In de binnenstad zal die hinder eerder wegvallen tegen de achtergrond van verkeersbewegingen rond andere voorzieningen, dan in de wijken rondom de binnenstad. Het is daarom redelijk in de binnenstad een geringere minimum afstand tussen coffeeshops te hanteren dan in de omliggende wijken. Ook is het redelijk voor coffeeshops aan de rand van de stad, buiten de woonwijken, geen afstandscriterium te hanteren. Van een impact op wonen is hier geen sprake. Het aantal mogelijke vestigingsplaatsen aan de rand van de stad is zeer gering. Het hanteren van een afstandscriterium vormt hier een onnodige beperking van concurrentie.
Bij toetsing van het afstandscriterium van 250 meter/350 meter wordt de kortste loopafstand over de openbare weg tussen coffeeshops gemeten van hoofdingang tot hoofdingang.
Er is geen bewijs voor een relatie tussen omvang en frequentie van gebruik van cannabis door scholieren en de afstand van een coffeeshop tot hun school. Wel wordt gezien dat scholieren in deze leeftijdscategorie bij coffeeshops rondhangen in de hoop via passanten cannabis te kunnen kopen. Het is niet aannemelijk dat ze dit bij voorkeur doen in de buurt van hun eigen school.
Onder voorgezet onderwijs en middelbaar onderwijs wordt verstaan; onderwijs voor scholieren tussen 12 en 18 jaar zoals praktijkonderwijs, havo,vwo en (v)mbo op niveau 1,2,3 en 4.
Bij toetsing van het afstandscriterium van 250 meter wordt de kortste loopafstand over de openbare weg tussen coffeeshop en school gemeten van hoofdingang tot hoofdingang. In het geval van aanwezigheid van een schoolplein geldt de kortste loopafstand van hoofdingang van de coffeeshop tot aan begin van (het toegangshek van) het schoolplein.
Een sluiting is in de regel het gevolg van een forse overtreding van de gedoogcriteria, die een zeer negatieve uitstraling op de omgeving heeft. Het direct weer een nieuwe aanvraag in behandeling nemen houdt geen rekening met de verstoorde situatie. Een pandsluiting in deze gevallen duurt in de regel 1 jaar. De afhandeling van een aanvraag voor een coffeeshop, die door invoering van deze bepaling pas na dat jaar kan worden ingediend, duurt geruime tijd. In die periode kan de rust terugkeren, wat ook bijdraagt aan een goede afweging.
Deze regel is opgenomen, omdat dit criterium een rechtstreekse relatie heeft met de meest voorkomende hinder vanuit coffeeshops voor omwonenden: hinder door verkeer, parkeren en rondhangen. Bij een acceptabele vestigingslocatie kan in dit verband worden gedacht aan een locatie in een straat, of een bouwblok daarbinnen, waar de bebouwing op de begane grond voor meer dan 50 % bestaat uit bedrijvigheid.
De vestigingscriteria zijn te beschouwen als objectivering ten behoeve van de beoordeling van het overlastcriterium, onderdeel van de gedoogcriteria. Anders gezegd, waaraan moet een locatie voldoen om er vertrouwen in te kunnen hebben dat er geen overlast ontstaat. Een bestaande coffeeshop met een bekende exploitant behoeft niet te worden beoordeeld op basis van een objectivering, maar kan worden beoordeeld op basis van de praktijk. Als het daar in overlastzin aan schort, kan en zal worden opgetreden, tot een sluiting aan toe. Objectivering is nodig bij beoordeling van een nieuwe vestiging, dan wel een bestaande vestiging in combinatie met een nieuwe ondernemer. Deze vorm van toepassing geeft ook de mogelijkheid op een redelijke manier om te gaan met situaties waarin een gevestigde coffeeshop in strijd raakt met de vestigingscriteria door een beslissing van derden (bv. de vestiging van een school of wijziging van bestemming van panden in de directe omgeving). Deze bepaling laat onverlet dat met bestaande coffeeshops waarvan de omgeving verandert, afspraken gemaakt zullen worden over extra (beheer)maatregelen, als dat nodig is.
Er is sprake van een overname wanneer; - een nieuwe ondernemer/nieuwe ondernemers de coffeeshop overneemt/overnemen; - er een wijziging in de ondernemingsvorm en/of ondernemers plaatsvindt.
Om te voorkomen dat de gemeente een lange procedure doorloopt en een vergunning voor een coffeeshop afgeeft terwijl er uiteindelijk privaatrechtelijke problemen optreden, is er de voorwaarde dat de toekomstige ondernemer kan aantonen dat de pandeigenaar akkoord is met de vestiging van een coffeeshop in zijn pand. Dit moet bij indiening van de aanvraag schriftelijk worden aangetoond in het huurcontract.
Voor de vestiging van een coffeeshop is een horeca-exploitatievergunning en een gedoogverklaring noodzakelijk. Dat geeft de mogelijkheid voorwaarden te stellen, in aanvulling op of als uitwerking van de gedoogcriteria. Daarbij zal het vaak gaan om voorwaarden voor het (omgevings)beheer, zoals: inzet van een portier, evt. sluitingstijden, toezicht op verkeer- en parkeergedrag, maatregelen tegen geluidsoverlast van klanten etc. Voorwaarden kunnen ook betrekking hebben op het verplicht stellen van medewerking aan het verstrekken van informatie aan klanten over risico's van gebruik. Op deze wijze is het lokale gedoogbeleid nog met maatwerk aan te vullen.
Het vereiste van ingezetenenschap maakt vanaf januari 2013 deel uit van de landelijke gedoogcriteria. Op dit moment is er geen sprake van dat de omvang van het bezoek van niet-ingezetenen een relevante factor is voor overlast. Het wordt in Utrecht niet hoger geschat dan maximaal 10%. Het in die situatie handhaven van dit criterium betekent niet alleen dat schaarse capaciteit wordt besteed aan een probleem dat er niet is, maar ook dat deze niet-ingezetenen, én een deel van de wel ingezetenen dat daardoor coffeeshops gaat mijden, bij niet gedoogde verkooppunten hun softdrugs aanschaffen. In de landelijke gedoogcriteria is vastgelegd dat een coffeeshop een alcoholvrij horecabedrijf is waar handel in het gebruik van softdrugs plaatsvindt. Een coffeeshop wordt daarom alleen toegestaan in een pand met een horecabestemming. Een pand met bestemming 'afhaalzaak' is niet voldoende. Daarnaast moet volgens de horecaverordening Utrecht 2013 een horecabedrijf een publiekstoegankelijke besloten ruimte bevatten.
|
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2013-350.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.