Coffeeshopbeleid Utrecht 2013

Beleidsregels Gemeente Utrecht inzake het in behandeling nemen van aanvragen om medewerking aan het vestigen van een coffeeshop

 

De burgemeester van Utrecht besluit bekend te maken de beleidsregels die worden gehanteerd bij het in behandeling nemen van aanvragen om medewerking aan het vestigen van een coffeeshop.

 

Aanvragen om medewerking voor de vestiging van een coffeeshop worden in Utrecht getoetst aan de landelijke richtlijn voor het gedoogbeleid en het lokale beleid voor coffeeshops. In dat lokale beleid is bepaald:

 

  • 1.Het maximum aantal te gedogen coffeeshops is in Utrecht vastgesteld op 17, incl. 2 reserveringen voor experiment social cannabisclub resp. pilot coffeeshop aan de rand van de stad conform het initiatief "de binnenstad voorbij".

  • 2.Voor het gebied binnen de singels geldt een afstandscriterium van 250 meter tussen coffeeshops. Voor het gebied buiten de singels, in de woonwijken, geldt een afstandscriterium tussen coffeeshops van 350 meter. Geen afstandscriterium wordt gehanteerd tussen coffeeshops gelegen aan de rand van de stad, buiten de woonwijken.

  • 3.Tussen coffeeshops en scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs geldt een afstandscriterium van 250 meter.

  • 4.Voor een locatie waar een coffeeshop gedwongen is gesloten, wordt niet eerder een nieuwe aanvraag voor een coffeeshop in behandeling genomen dan nadat de sluitingstermijn van het pand is verlopen.

  • 5.Geen coffeeshop wordt gedoogd in een straat dan wel een duidelijk herkenbaar afzonderlijk gedeelte daarvan, waaraan bebouwing is gelegen die in hoofdzaak dient voor bewoning.

  • 6.Bovenstaande vestigingscriteria worden toegepast bij de beoordeling van nieuwe vestigingen, waarbij een overname van een bestaande coffeeshop als een nieuwe vestiging wordt beschouwd.

  • 7.De aanvraag dient de voor een horeca-aanvraag gebruikelijke informatie te bevatten zoals beschreven in de Horecaverordening. Er moet in ieder geval in het bijgevoegde huurcontract zijn opgenomen dat de pandeigenaar akkoord gaat met vestiging van een coffeeshop.

  • 8.Aan de voor een coffeeshop te verlenen horeca-exploitatievergunning en gedoogverklaring zullen nadere voorwaarden worden verbonden, die toezien op het omgevingsbeheer en op medewerking aan het verlenen van informatie over risico's van middelengebruik.

  • 9.Het Ingezetenencriterium dat onderdeel uitmaakt van de landelijke gedoogcriteria (AHOJGI) zal worden vermeld in de Utrechtse handhavingsstrategie Horeca waarbij wordt aangegeven dat handhaving ter hand zal worden genomen als objectief wordt vastgesteld dat het bezoek van niet-ingezetenen aan de Utrechtse coffeeshops leidt tot overlast.

 

 

Puntsgewijze toelichting:

 

 

  • 1. Maximumbeleid

Het percentage gebruikers van cannabis onder de bevolking heeft zich in de afgelopen jaren gestabiliseerd. Een te gering aanbod t.o.v. de vraag leidt tot het ontstaan van niet gedoogde verkooppunten, te grote (verkeers)druk op shops en coffeeshops met hele grote omzet. Een hele grote omzet in een coffeeshop maakt de achterdeurproblematiek heviger en leidt eerder tot overlast. Het eerstgenoemde argument geldt ook voor vestigingen aan de rand van de stad.

 

De volksgezondheid en de leefbaarheid is ermee gediend dat het systeem in stand blijft waarbij de verkoop van softdrugs plaats vindt via de bekende en daardoor te controleren verkooppunten. Waar aan het systeem afbreuk wordt gedaan neemt straathandel toe en de daarmee gepaard gaande overlast. Een redelijk evenwicht tussen vraag en aanbod draagt, in combinatie met een zekere kleinschaligheid van de coffeeshops, bij aan het beheersbaar houden van verkeer- en parkeerbewegingen en daarmee aan de leefbaarheid in de omgeving van de coffeeshop. Vandaar de keuze om het maximumbeleid van 17 coffeeshops te handhaven.

 

Indien het maximum toegestane aantal coffeeshops (inclusief reserveringen) is bereikt, moeten aanvragen voor horeca-exploitatievergunningen en gedoogverklaringen worden geweigerd. Bij de vraag of het maximum aantal coffeeshops is bereikt, tellen coffeeshops die voor onbepaalde tijd zijn gesloten en geweigerde aanvragen van coffeeshops mee gedurende de periode dat bezwaar openstaat tegen de sluiting c.q. de weigering en tot de beslissing op bezwaar en uitspraak in evt. voorlopige voorziening is afgehandeld. Na de beslissing op bezwaar wordt er maximaal zes weken gewacht. Is er na ommekomst van deze termijn geen voorlopige voorziening aangevraagd tegen de beslissing op bezwaar dan zal de gesloten coffeeshop of geweigerde aanvraag niet meer meetellen in het aantal coffeeshops.

 

  • 2. Tegengaan concentratie van coffeeshops

Met deze regel wordt ongewenste concentratie van coffeeshops in de stad voorkomen. Waar coffeeshops hinder veroorzaken, gaat het in de regel om het komen en gaan van klanten. In de binnenstad zal die hinder eerder wegvallen tegen de achtergrond van verkeersbewegingen rond andere voorzieningen, dan in de wijken rondom de binnenstad. Het is daarom redelijk in de binnenstad een geringere minimum afstand tussen coffeeshops te hanteren dan in de omliggende wijken. Ook is het redelijk voor coffeeshops aan de rand van de stad, buiten de woonwijken, geen afstandscriterium te hanteren. Van een impact op wonen is hier geen sprake. Het aantal mogelijke vestigingsplaatsen aan de rand van de stad is zeer gering. Het hanteren van een afstandscriterium vormt hier een onnodige beperking van concurrentie.

 

Bij toetsing van het afstandscriterium van 250 meter/350 meter wordt de kortste loopafstand over de openbare weg tussen coffeeshops gemeten van hoofdingang tot hoofdingang.

 

  • 3. Afstand tussen coffeeshops en onderwijsinstellingen v.o., mbo.

Er is geen bewijs voor een relatie tussen omvang en frequentie van gebruik van cannabis door scholieren en de afstand van een coffeeshop tot hun school. Wel wordt gezien dat scholieren in deze leeftijdscategorie bij coffeeshops rondhangen in de hoop via passanten cannabis te kunnen kopen. Het is niet aannemelijk dat ze dit bij voorkeur doen in de buurt van hun eigen school.

 

Onder voorgezet onderwijs en middelbaar onderwijs wordt verstaan; onderwijs voor scholieren tussen 12 en 18 jaar zoals praktijkonderwijs, havo,vwo en (v)mbo op niveau 1,2,3 en 4.

 

Bij toetsing van het afstandscriterium van 250 meter wordt de kortste loopafstand over de openbare weg tussen coffeeshop en school gemeten van hoofdingang tot hoofdingang. In het geval van aanwezigheid van een schoolplein geldt de kortste loopafstand van hoofdingang van de coffeeshop tot aan begin van (het toegangshek van) het schoolplein.

 

  • 4. Nieuwe aanvraag na sluiting van eerdere coffeeshop

Een sluiting is in de regel het gevolg van een forse overtreding van de gedoogcriteria, die een zeer negatieve uitstraling op de omgeving heeft. Het direct weer een nieuwe aanvraag in behandeling nemen houdt geen rekening met de verstoorde situatie. Een pandsluiting in deze gevallen duurt in de regel 1 jaar. De afhandeling van een aanvraag voor een coffeeshop, die door invoering van deze bepaling pas na dat jaar kan worden ingediend, duurt geruime tijd. In die periode kan de rust terugkeren, wat ook bijdraagt aan een goede afweging.

 

  • 5. Geen coffeeshop in woonstraten

Deze regel is opgenomen, omdat dit criterium een rechtstreekse relatie heeft met de meest voorkomende hinder vanuit coffeeshops voor omwonenden: hinder door verkeer, parkeren en rondhangen. Bij een acceptabele vestigingslocatie kan in dit verband worden gedacht aan een locatie in een straat, of een bouwblok daarbinnen, waar de bebouwing op de begane grond voor meer dan 50 % bestaat uit bedrijvigheid.

 

  • 6. Toepassing vestigingscriteria

De vestigingscriteria zijn te beschouwen als objectivering ten behoeve van de beoordeling van het overlastcriterium, onderdeel van de gedoogcriteria. Anders gezegd, waaraan moet een locatie voldoen om er vertrouwen in te kunnen hebben dat er geen overlast ontstaat. Een bestaande coffeeshop met een bekende exploitant behoeft niet te worden beoordeeld op basis van een objectivering, maar kan worden beoordeeld op basis van de praktijk. Als het daar in overlastzin aan schort, kan en zal worden opgetreden, tot een sluiting aan toe. Objectivering is nodig bij beoordeling van een nieuwe vestiging, dan wel een bestaande vestiging in combinatie met een nieuwe ondernemer.

Deze vorm van toepassing geeft ook de mogelijkheid op een redelijke manier om te gaan met situaties waarin een gevestigde coffeeshop in strijd raakt met de vestigingscriteria door een beslissing van derden (bv. de vestiging van een school of wijziging van bestemming van panden in de directe omgeving). Deze bepaling laat onverlet dat met bestaande coffeeshops waarvan de omgeving verandert, afspraken gemaakt zullen worden over extra (beheer)maatregelen, als dat nodig is.

 

Er is sprake van een overname wanneer;

- een nieuwe ondernemer/nieuwe ondernemers de coffeeshop overneemt/overnemen;

- er een wijziging in de ondernemingsvorm en/of ondernemers plaatsvindt.

 

  • 7. Gegevens bij de aanvraag

Om te voorkomen dat de gemeente een lange procedure doorloopt en een vergunning voor een coffeeshop afgeeft terwijl er uiteindelijk privaatrechtelijke problemen optreden, is er de voorwaarde dat de toekomstige ondernemer kan aantonen dat de pandeigenaar akkoord is met de vestiging van een coffeeshop in zijn pand. Dit moet bij indiening van de aanvraag schriftelijk worden aangetoond in het huurcontract.

 

  • 8. Nadere voorwaarden aan de exploitatievergunning

Voor de vestiging van een coffeeshop is een horeca-exploitatievergunning en een gedoogverklaring noodzakelijk. Dat geeft de mogelijkheid voorwaarden te stellen, in aanvulling op of als uitwerking van de gedoogcriteria. Daarbij zal het vaak gaan om voorwaarden voor het (omgevings)beheer, zoals: inzet van een portier, evt. sluitingstijden, toezicht op verkeer- en parkeergedrag, maatregelen tegen geluidsoverlast van klanten etc. Voorwaarden kunnen ook betrekking hebben op het verplicht stellen van medewerking aan het verstrekken van informatie aan klanten over risico's van gebruik. Op deze wijze is het lokale gedoogbeleid nog met maatwerk aan te vullen.

 

    • 1. De openingstijden van het horecabedrijf blijven beperkt tot dagelijks tussen 10.00 uur en 24.00 uur;

    • 2. Er is naast een leidinggevende een aparte toezichthouder aanwezig in het bedrijf gedurende de tijden dat het horecabedrijf is geopend voor publiek. Hij ziet toe op het voorkomen van overlast van bezoekers van het horecabedrijf;

    • 3. Aan personen die hun auto foutparkeren, met draaiende motor wachten of anderszins overlast voor de woon- en leefomgeving veroorzaken, worden geen softdrugs verkocht;

    • 4. Er dient een rookruimte in het horecabedrijf aanwezig te zijn;

    • 5. U dient zich aan de AHOJG-criteria te conformeren: geen Affichering (reclame), geen Harddrugs, geen Overlast, geen Jeugd (onder de 18 jaar) en maximaal 5 gram softdrugs per persoon;

    • 6. Bezoekers zijn verplicht legitimatie te tonen.

 

  • 9. Ingezetenencriterium

Het vereiste van ingezetenenschap maakt vanaf januari 2013 deel uit van de landelijke gedoogcriteria. Op dit moment is er geen sprake van dat de omvang van het bezoek van niet-ingezetenen een relevante factor is voor overlast. Het wordt in Utrecht niet hoger geschat dan maximaal 10%. Het in die situatie handhaven van dit criterium betekent niet alleen dat schaarse capaciteit wordt besteed aan een probleem dat er niet is, maar ook dat deze niet-ingezetenen, én een deel van de wel ingezetenen dat daardoor coffeeshops gaat mijden, bij niet gedoogde verkooppunten hun softdrugs aanschaffen. In de landelijke gedoogcriteria is vastgelegd dat een coffeeshop een alcoholvrij horecabedrijf is waar handel in het gebruik van softdrugs plaatsvindt. Een coffeeshop wordt daarom alleen toegestaan in een pand met een horecabestemming. Een pand met bestemming 'afhaalzaak' is niet voldoende. Daarnaast moet volgens de horecaverordening Utrecht 2013 een horecabedrijf een publiekstoegankelijke besloten ruimte bevatten.

 

Naar boven