21 (2016) Nr. 1

A. TITEL

Uitvoeringsafspraak betreffende de samenwerking, begeleiding en ondersteuning bij repatriëringsmaatregelen over het grondgebied van de Benelux-landen

(met Bijlagen);

Brussel, 16 juni 2016

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013210 in de Verdragenbank.

B. TEKST


Uitvoeringsafspraak

betreffende de samenwerking, begeleiding en ondersteuning bij repatriëringsmaatregelen over het grondgebied van de Benelux-landen

Het Koninkrijk België,

Het Groothertogdom Luxemburg,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

Hierna genoemd „de Partijen”,

Gelet op artikel 23 van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie, gedaan te Prüm op 27 mei 2005 (hierna genoemd „het Verdrag”),

Gelet op artikel 44 van het Verdrag, dat erin voorziet dat de Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag op basis en in het kader van het Verdrag afspraken kunnen maken die de uitvoering van het Verdrag ten doel hebben,

Overwegende dat de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking ter bestrijding van illegale migratie behoort tot de werkingssfeer van het Verdrag,

Overwegende dat artikel 23 van het Verdrag erin voorziet dat de Verdragsluitende Partijen elkaar ondersteunen bij repatriëringsmaatregelen,

Overwegende dat artikel 23, tweede lid, van het Verdrag uitdrukkelijk ziet op repatriëring over het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij,

Overwegende dat artikel 23, tweede lid, van het Verdrag bepaalt dat de Verdragsluitende Partij over wier grondgebied de repatriëring zal geschieden, de voorwaarden bepaalt voor de uitvoering van de repatriëringsmaatregel,

Overwegende dat de uitvoering van repatriëringsmaatregelen onderdeel vormt van de taak van de politie van elk van de Verdragsluitende Partijen, op grond waarvan bedoelde voorwaarden mede afspraken moeten omvatten over het dragen van dienstkleding en het meevoeren en gebruik van bewapening, munitie en uitrusting door de met die taak belaste ambtenaren, in de zin van artikel 28 van het Verdrag,

Overwegende dat heldere, eenduidige en snelle procedures aangaande de administratieve en praktische aspecten van de samenwerking dienen te worden opgezet,

Overwegende dat de presentatie van vreemdelingen bij ambassades of consulaten teneinde de nationaliteit en identiteit van de betrokkene vast te stellen ter verkrijging van reisdocumenten met het oog op repatriëring, een wezenlijk en noodzakelijk onderdeel van het repatriëringsproces vormt,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Doel

Deze Uitvoeringsafspraak heeft overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag ten doel de praktische en administratieve voorwaarden vast te leggen voor de samenwerking tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden in uitvoering van artikel 23, tweede lid, van het Verdrag, inzake het vervoer, de begeleiding en de ondersteuning bij de presentatie, de verwijdering of de doorgeleiding van vreemdelingen, ter fine van hun repatriëring, over het grondgebied van de Benelux-landen.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze Uitvoeringsafspraak wordt verstaan onder:

a) „repatriëring”:

een handeling zoals bedoeld in artikel 23 van het Verdrag, verricht door een bevoegde autoriteit van een van de Partijen in uitvoering van een door een bevoegde autoriteit van die Partij genomen besluit ter verwijdering van een vreemdeling, door toedoen van een in artikel 3 van deze Uitvoeringsafspraak bedoelde maatregel, welke wordt genomen in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van een of meer andere Partijen overeenkomstig deze Uitvoeringsafspraak, en waaronder worden begrepen alle vormen van „gedwongen terugkeer” zoals gedefinieerd in het glossarium over asiel en migratie van het Europees migratienetwerk;

b) „vreemdeling”:

eenieder die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van de onder g) bedoelde zendstaat;

c) „vervoer”:

het verplaatsen van een vreemdeling over het grondgebied van de onder h) bedoelde transitstaat;

d) „begeleiding”:

de begeleiding door een bevoegde autoriteit van de onder g) bedoelde zendstaat van een vreemdeling tegen wie een repatriëringsmaatregel is genomen;

e) „ondersteuning”:

de ondersteuning door een bevoegde autoriteit van de onder h) bedoelde transitstaat, bij een onder d) bedoelde begeleiding;

f) „bevoegde autoriteiten”:

één of meerdere autoriteiten van een Partij welke door de betrokken Partij worden aangewezen overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van deze Uitvoeringsafspraak;

g) „zendstaat”:

de Partij die tegen een vreemdeling een repatriëringsmaatregel heeft uitgevaardigd en die voornemens is die repatriëringsmaatregel over het grondgebied van een andere Partij uit te voeren;

h) „transitstaat”:

de Partij over wier grondgebied de repatriëringsmaatregel wordt beoogd te worden uitgevoerd;

i) „interviewdelegatie”:

delegatie van ambtenaren van een derde Staat die een interview van een vreemdeling afneemt om vast te stellen of het om een eigen onderdaan gaat en in voorkomend geval zijn identiteit vast te stellen.

Artikel 3 Werkingssfeer

Ten behoeve van deze Uitvoeringsafspraak omvat de repatriëring van vreemdelingen de volgende maatregelen:

  • a) de presentatie van vreemdelingen bij ambassades, consulaten of bij een interviewdelegatie op het grondgebied van een van de Partijen, teneinde de nationaliteit en identiteit van de betrokkene vast te stellen, met het oog op het verkrijgen van de voor de repatriëring benodigde reisdocumenten;

  • b) het vervoer van vreemdelingen over het grondgebied van een Partij ten behoeve van verwijdering via de luchthavens van een van de Partijen;

  • c) het vervoer van vreemdelingen over het grondgebied van een Partij met het oog op de overdracht aan de verantwoordelijke autoriteiten van een aan de Benelux grenzend land, aan de grens met dat land.

Artikel 4 Administratieve organisatie

  • 1. Elke informatie-uitwisseling of besluitvorming ter uitvoering van artikel 23, tweede lid, van het Verdrag geschiedt uitsluitend tussen en door de ter zake bevoegde autoriteiten.

  • 2. Elke Partij stelt de andere Partijen schriftelijk in kennis van de door haar aangewezen bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van deze Uitvoeringsafspraak, alsook van elke wijziging dienaangaande.

    Bij deze kennisgeving geven de Partijen aan welke van de aangewezen bevoegde autoriteiten instaan voor:

    • a) de principiële besluitvorming aangaande de repatriëring van vreemdelingen overeenkomstig deze Uitvoeringsafspraak (hierna: „de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor de besluitvorming”);

    • b) de begeleiding zoals bedoeld in artikel 2, onder d), van deze Uitvoeringsafspraak (hierna: „de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor de begeleiding”);

    • c) de ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2, onder e), van deze Uitvoeringsafspraak (hierna: „de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor de ondersteuning”).

Artikel 5 Algemene uitvoeringsvoorwaarden

  • 1. In geval van maatregelen zoals bedoeld in artikel 3, stelt de bevoegde autoriteit van de zendstaat, verantwoordelijk voor de besluitvorming, de bevoegde autoriteit van de transitstaat, eveneens verantwoordelijk voor de besluitvorming, van tevoren langs elektronische weg in kennis van de voorgenomen repatriëringsmaatregel. Deze kennisgeving geschiedt in beginsel uiterlijk 48 uur voor het voorgenomen vervoer, onverminderd het bepaalde in het negende lid en in artikel 6.

  • 2. Bovengenoemde kennisgeving bevat het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage A bij deze Uitvoeringsafspraak gaat. In dit aanvraagformulier staan de gegevens van de betreffende vreemdeling of vreemdelingen. Tevens worden in dit aanvraagformulier de eindbestemming en de tijdsplanning vermeld.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het negende lid en in artikel 6 van deze Uitvoeringsafspraak, geeft de bevoegde autoriteit van de transitstaat verantwoordelijk voor de besluitvorming onverwijld en in ieder geval binnen 24 uur langs elektronische weg hierop haar akkoord. Aan dit akkoord zijn in voorkomend geval de voorwaarden van administratieve aard voor de uitvoering van de begeleidingsopdracht verbonden welke de transitstaat op grond van artikel 23, tweede lid, van het Verdrag in aanvulling op het bepaalde in deze Uitvoeringsafspraak heeft vastgesteld.

  • 4. De bevoegde autoriteit van de zendstaat verantwoordelijk voor de begeleiding brengt onverwijld en in beginsel uiterlijk 24 uur voor het voorgenomen vervoer, onverminderd het bepaalde in het derde en negende lid en in artikel 6, de bevoegde autoriteit van de transitstaat verantwoordelijk voor de ondersteuning langs elektronische weg op de hoogte van bovengenoemde kennisgeving en akkoord. Zij voegt daarbij het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage B bij deze Uitvoeringsafspraak gaat, en minstens de in het tweede lid vermelde gegevens bevat, evenals die van het begeleidende voertuig en van de ambtenaren van de zendstaat van wie is voorzien dat zij zich op het grondgebied van de transitstaat zullen begeven, alsook de te volgen reisweg en de meegevoerde vrijheidsbeperkende middelen en bewapening. Zij voegt daarbij tevens een kopie van het aanvraagformulier, zoals bedoeld in het tweede lid, inclusief het akkoord van de transitstaat.

  • 5. De bevoegde autoriteit van de transitstaat verantwoordelijk voor de ondersteuning zendt onverwijld langs elektronische weg haar antwoord, evenals in voorkomend geval de in artikel 23, tweede lid, van het Verdrag voorziene voorwaarden van operationele aard.

  • 6. In geval de in het vierde en vijfde lid bedoelde werkwijze of de bijkomend gestelde voorwaarden aanleiding kunnen geven tot problemen van praktische, administratieve of juridische aard, treden de in het vierde lid genoemde bevoegde autoriteiten onverwijld met elkaar in contact teneinde een voorspoedig verloop van de repatriëringsmaatregel te verzekeren. Indien deze problemen een uitstel van de operatie vergen, nemen de bevoegde autoriteiten bedoeld in het vierde lid contact op met de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor de besluitvorming, om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

  • 7. Kopieën van beide bovengenoemde aanvraagformulieren, evenals de respectievelijke akkoorden, worden op de dag van de uitvoering van de repatriëringsmaatregel, in het begeleidende voertuig meegenomen door de ambtenaren van de zendstaat die zich op het grondgebied van de transitstaat begeven.

  • 8. Tijdens hun verblijf op het grondgebied van de transitstaat zijn de ambtenaren van de zendstaat die de repatriëringsmaatregel uitvoeren in staat zich als zodanig te legitimeren.

  • 9. In spoedeisende gevallen en onverminderd het bepaalde in artikel 6 kan, na telefonisch overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de zendstaat en de transitstaat verantwoordelijk voor de besluitvorming of begeleiding en mits bevestigd door de desbetreffende bevoegde autoriteit van de transitstaat, worden afgeweken van de bepalingen van dit artikel en is de in het eerste lid bedoelde termijn van 48 uur niet van toepassing. De schriftelijke neerslag van de mondelinge bevestiging kan op een later tijdstip gegeven worden, ten laatste op de eerste werkdag na het telefonisch overleg.

Artikel 6 Bijzondere uitvoeringsvoorwaarden voor vervoer met een verhoogd risico

  • 1. Bij het vervoer met het oog op de repatriëring van een vreemdeling dat mogelijk een ernstig risico vormt voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid, brengt de bevoegde autoriteit van de zendstaat verantwoordelijk voor de begeleiding de bevoegde autoriteit van de transitstaat verantwoordelijk voor de ondersteuning van dat risico op de hoogte op het moment van de in artikel 5, vierde lid, bedoelde kennisgeving. Deze voorafgaande kennisgeving geschiedt uiterlijk 72 uur voor het voorgenomen vervoer. In uitzonderlijke gevallen kan van deze termijn worden afgeweken, na overleg tussen de genoemde bevoegde autoriteiten.

  • 2. In dergelijk geval stelt de bevoegde autoriteit van de transitstaat verantwoordelijk voor de ondersteuning de voorwaarden vast op grond van artikel 23, tweede lid, van het Verdrag. In voorkomend geval stemmen de in het eerste lid hierboven genoemde bevoegde autoriteiten van de transitstaat en de zendstaat overeenkomstig artikel 23, eerste lid, van het Verdrag die voorwaarden met elkaar af.

  • 3. Onder bovengenoemde voorwaarden wordt in ieder geval begrepen de ondersteuning van het vervoer door de bevoegde autoriteit van de transitstaat verantwoordelijk voor de ondersteuning.

Artikel 7 Meevoeren en gebruik van vrijheidsbeperkende middelen, bewapening, munitie en uitrusting

  • 1. Het bepalen van de voorwaarden voor de uitvoering van de in artikel 3 van deze Uitvoeringsafspraak bedoelde repatriëringsmaatregelen, waaronder afspraken over het dragen van dienstkleding en het meevoeren en gebruik van bewapening, munitie en uitrusting, alsook het opleggen van de vrijheidsbeperkende middelen die gebruikt mogen worden door de zendstaat, komen, zoals voorzien in artikel 23, tweede lid, van het Verdrag, toe aan de transitstaat.

  • 2. De Partijen bepalen in uitvoering van artikel 23, tweede lid, van het Verdrag dat de bevoegde autoriteiten van de zendstaat verantwoordelijk voor de begeleiding, tijdens een begeleiding in het kader van de uitvoering van een repatriëringsmaatregel over het grondgebied van de transitstaat, de volgende vrijheidsbeperkende middelen kunnen meevoeren, alsook bewapening, onverminderd het derde lid:

    • a) Op het grondgebied van het Koninkrijk België:

      • i. boeimiddelen;

      • ii. wapenstok;

      • iii. pepperspray;

      • iv. vuurwapen en munitie.

    • b) Op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg:

      • i. uitsluitend vrijheidsbeperkende middelen die niet een wapen vormen als bedoeld in de nationale wetgeving van het Groothertogdom Luxemburg, met name boeimiddelen, onverminderd het derde lid.

    • c) Op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden:

      • i. boeimiddelen;

      • ii. wapenstok;

      • iii. pepperspray;

      • iv. vuurwapen en munitie.

  • 3. In het geval dat een bevoegde autoriteit van de zendstaat wapens wil meevoeren op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg, verzoekt zij van tevoren om de op grond van het nationale recht van het Groothertogdom Luxemburg vereiste toestemmingen.

  • 4. De vrijheidsbeperkende middelen, bewapening en munitie worden meegevoerd op dusdanige wijze dat zij niet door onbevoegden kunnen worden gebruikt, onverminderd het derde lid bij vervoer op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg.

  • 5. Op het grondgebied van het Koninkrijk België en van het Koninkrijk der Nederlanden worden boeimiddelen, wapenstok en pepperspray uitsluitend gebruikt indien dit strikt noodzakelijk blijkt. Het gebruik van vuurwapens is niet toegestaan, behoudens in geval van wettige verdediging.

    Op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg worden vrijheidsbeperkende middelen die niet een wapen vormen als bedoeld in de nationale wetgeving van het Groothertogdom Luxemburg uitsluitend gebruikt indien dit strikt noodzakelijk blijkt. Het gebruik van wapens is niet toegestaan, behoudens in geval van wettige verdediging. Dit geldt steeds onverminderd het derde lid.

  • 6. Alle meegevoerde vrijheidsbeperkende middelen, bewapening en munitie worden vermeld in het in artikel 5, vierde lid, bedoelde aanvraagformulier.

  • 7. De repatriëringsmaatregel wordt in beginsel uitgevoerd door ambtenaren in burger en met een dienstvoertuig dat niet als zodanig herkenbaar is, tenzij de aard van het vervoer zich daartegen verzet, in welk geval de redenen daarvoor in het bovengenoemde aanvraagformulier worden meegedeeld.

Artikel 8 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

  • 1. De zendstaat blijft verantwoordelijk voor de vreemdeling of vreemdelingen in kwestie en neemt de vreemdeling onvoorwaardelijk en zonder formaliteiten terug, indien deze na toepassing van deze Uitvoeringsafspraak achteraf op het grondgebied van de transitstaat wordt aangetroffen zonder in het bezit te zijn van de vereiste documenten en zonder dat het bewijs kan worden geleverd dat de betrokkene het Schengengebied heeft verlaten.

  • 2. De kosten in verband met het vervoer, de presentatie of begeleiding ter fine van de repatriëring komen ten laste van de zendstaat.

  • 3. Ten aanzien van bescherming en hulpverlening evenals voor de burgerrechtelijke en de strafrechtelijke aansprakelijkheid is het bepaalde in de artikelen 29, 30 en 31 van het Verdrag van toepassing.

Artikel 9 Evaluatie

De bevoegde autoriteiten van de Partijen evalueren gezamenlijk de toepassing van deze Uitvoeringsafspraak en brengen uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de in artikel 12, zesde lid, bedoelde periode van drie jaren en in voorkomend geval vervolgens om de drie jaar daarover verslag uit aan hun respectieve regeringen.

Artikel 10 Bijlagen

  • 1. De bijlagen A en B maken een integrerend onderdeel uit van deze Uitvoeringsafspraak.

  • 2. Elke wijziging van de bijlagen bij deze Uitvoeringsafspraak wordt schriftelijk overeengekomen tussen de Partijen en wordt van kracht op een door de Partijen te bepalen datum.

Artikel 11 Wijzigingen

  • 1. Deze Uitvoeringsafspraak kan in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen worden gewijzigd.

  • 2. Elke wijziging van deze Uitvoeringsafspraak wordt van kracht overeenkomstig de in artikel 12, derde en vierde lid, van deze Uitvoeringsafspraak bedoelde procedure.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1. De secretaris-generaal van de Benelux Unie is depositaris van deze Uitvoeringsafspraak.

  • 2. De depositaris doet aan elke Partij een eensluidend afschrift toekomen van deze Uitvoeringsafspraak, zodat de Uitvoeringsafspraak in werking kan worden gesteld overeenkomstig de interne procedures van ieder der Partijen.

  • 3. De Partijen stellen de depositaris in kennis van de voltooiing van hun interne procedures vereist voor de inwerkingtreding van deze Uitvoeringsafspraak. De depositaris brengt de Partijen op de hoogte van deze kennisgevingen.

  • 4. Deze Uitvoeringsafspraak treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de tweede kennisgeving aan de depositaris, tussen de Partijen waarvan die kennisgevingen uitgaan. Voor de Partij waarvan de derde kennisgeving uitgaat, treedt deze Uitvoeringsafspraak in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op deze kennisgeving aan de depositaris. De depositaris stelt alle Partijen op de hoogte van beide data.

  • 5. Deze Uitvoeringsafspraak wordt voorlopig toegepast tussen de Partijen die hiertoe bij de depositaris een verklaring hebben neergelegd, vanaf de datum van de tweede neerlegging. De depositaris brengt de Partijen op de hoogte van deze kennisgevingen.

  • 6. Deze Uitvoeringsafspraak wordt gesloten voor een periode van drie jaren, welke, onder voorwaarde van uitdrukkelijke overeenstemming tussen ten minste twee Partijen, verlengd kan worden met telkens drie jaar voor de Partijen die de verlenging zijn overeengekomen. Elke Partij stelt uiterlijk drie maanden voordat de verlenging in werking dient te treden, de depositaris in kennis van de wens om deze Uitvoeringsafspraak te verlengen. De depositaris stelt de Partijen tussen welke de Uitvoeringsafspraak wordt verlengd, uiterlijk vier weken voordat deze verlenging in werking treedt daarvan in kennis.

  • 7. Elke Partij kan deze Uitvoeringsafspraak te allen tijde tijdelijk opschorten door daar mededeling van te doen aan de depositaris, die de andere Partijen daarvan in kennis stelt. Deze mededeling schort de toepassing van deze Uitvoeringsafspraak op tussen de Partij waarvan het bericht uitgaat en de overige Partijen, vanaf de datum aangegeven door de Partij waarvan het bericht uitgaat. Wanneer deze laatste de Uitvoeringsafspraak opnieuw wenst toe te passen, doet zij daar mededeling van aan de depositaris, die de andere Partijen daarvan in kennis stelt.

  • 8. Elke Partij kan deze Uitvoeringsafspraak te allen tijde opzeggen door daar mededeling van te doen aan de depositaris, die de andere Partijen daarvan in kennis stelt. Deze mededeling maakt met een opzeggingstermijn van drie maanden een einde aan de toepassing van deze Uitvoeringsafspraak tussen de Partij waarvan het bericht uitgaat en de overige Partijen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Uitvoeringsafspraak hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 16 juni 2016, in één exemplaar, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België, J. JAMBON T. FRANCKEN

Voor het Groothertogdom Luxemburg, E. SCHNEIDER

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, M.S.M. VAN DEN HEUVEL


Bijlage A
Aanvraagformulier

Bedoeld in artikel 5, lid 2, van de Uitvoeringsafspraak


Bijlage B
Aanvraagformulier

Bedoeld in artikel 5, lid 4, van de Uitvoeringsafspraak



Accord d'exécution

relatif à la coopération, à l’accompagnement et au soutien lors de mesures d’éloignement sur le territoire des pays Benelux

Le Royaume de Belgique,

Le Grand-Duché de Luxembourg,

Le Royaume des Pays-Bas,

Dénommés ci-après : « les Parties »,

Vu l’article 23 du Traité entre le Royaume de Belgique, la République fédérale d'Allemagne, le Royaume d'Espagne, la République française, le Grand-Duché de Luxembourg, le Royaume des Pays-Bas et la République d'Autriche relatif à l'approfondissement de la coopération transfrontalière, notamment en vue de lutter contre le terrorisme, la criminalité transfrontalière et la migration illégale, fait à Prüm le 27 mai 2005 (ci-après dénommé « le Traité »),

Vu l’article 44 du Traité, qui prévoit que sur la base et dans le cadre du Traité, les Parties Contractantes du Traité peuvent conclure des accords portant sur l’exécution du Traité,

Considérant que l’approfondissement de la coopération transfrontalière en vue de la lutte contre la migration illégale relève du champ d’application du Traité,

Considérant que l’article 23 du Traité prévoit que les Parties Contractantes se soutiennent mutuellement lors de mesures d’éloignement,

Considérant que l’article 23, paragraphe 2, du Traité vise expressément l’éloignement effectué en transitant par le territoire d’une autre Partie Contractante,

Considérant que l’article 23, paragraphe 2, du Traité dispose que la Partie contractante par le territoire de laquelle l’éloignement doit avoir lieu fixe les modalités d’exécution de la mesure d’éloignement,

Considérant que l’exécution des mesures d’éloignement constitue un élément de la mission de la police dans chacune des Parties contractantes, sur la base de laquelle les modalités visées doivent comporter des dispositions concernant le port de l’uniforme de service et le transport et l’utilisation d’armes de service, de munitions et d’objets d’équipement par les fonctionnaires chargés de cette mission, au sens de l’article 28 du Traité,

Considérant que des procédures claires, uniformes et rapides doivent être mises en place concernant les aspects administratifs et pratiques de la coopération,

Considérant que la présentation d’étrangers aux ambassades ou aux consulats afin de déterminer la nationalité et l’identité de la personne concernée, pour l’obtention de documents de voyage en vue de l’éloignement, constitue un élément essentiel et nécessaire du processus d’éloignement,

Sont convenus des dispositions suivantes :

Article 1 Objectif

Conformément à l’article 44 du Traité, l’objectif du présent Accord d’exécution est de déterminer les modalités pratiques et administratives de la coopération entre le Royaume de Belgique, le Grand-Duché de Luxembourg et le Royaume des Pays-Bas en exécution de l’article 23, paragraphe 2, du Traité en matière de transport, d’accompagnement et de soutien lors de la présentation, de l’expulsion ou du transit d’étrangers par le territoire des pays Benelux aux fins de leur éloignement.

Article 2 Définitions

Aux fins du présent Accord d’exécution, on entend par :

a) « éloignement » :

une opération telle que visée à l’article 23 du Traité, effectuée par une autorité compétente d’une des Parties en application d’une décision d’éloignement d’un étranger prise par une autorité compétente de cette Partie, au moyen d’une mesure visée à l’article 3 du présent Accord d’exécution, laquelle est prise en collaboration avec les autorités compétentes d’une ou plusieurs autres Parties conformément au présent Accord d’exécution et comprend toutes les formes d’ « obligation de retour » telle que définie dans le glossaire sur l’asile et les migrations du réseau européen des migrations ;

b) « étranger » :

toute personne qui ne remplit pas ou ne remplit plus les conditions d’entrée ou de séjour sur le territoire de l’État d’envoi visé sous g) ;

c) « transport » :

le déplacement d’un étranger en transitant par le territoire de l’État de transit visé sous h) ;

d) « accompagnement » :

l’accompagnement par une autorité compétente de l’État d’envoi visé sous g) d’un étranger faisant l’objet d’une mesure d’éloignement ;

e) « soutien » :

le soutien par une autorité compétente de l’État de transit visé sous h), en cas d’accompagnement tel que visé sous d) ;

f) « autorités compétentes » :

une ou plusieurs autorités d’une Partie qui sont désignées par la Partie concernée conformément à l’article 4, paragraphe 2, du présent Accord d’exécution ;

g) « État d’envoi » :

la Partie qui a édicté une mesure d’éloignement à l’encontre d’un étranger et qui envisage d’exécuter cette mesure d’éloignement en transitant par le territoire d’une autre Partie ;

h) « État de transit »

la Partie par le territoire de laquelle il est envisagé d’exécuter la mesure d’éloignement ;

i) « délégation d’audition » :

délégation d’agents d’un Etat tiers procédant à une audition d’un étranger afin de déterminer s’il s’agit d’un ressortissant propre et le cas échéant de déterminer son identité.

Article 3 Champ d’application

Aux fins du présent Accord d’exécution, l’éloignement d’étrangers comprend les mesures suivantes :

  • a) la présentation d’étrangers aux ambassades, aux consulats ou auprès d’une délégation d’audition sur le territoire d’une des Parties, afin de déterminer la nationalité et l’identité de la personne concernée en vue d’obtenir les documents de voyage requis pour l’éloignement ;

  • b) le transport d’étrangers en transitant par le territoire d’une Partie aux fins de l’éloignement via les aéroports d’une des Parties ;

  • c) le transport d’étrangers en transitant par le territoire d’une Partie en vue du transfert aux autorités responsables d’un pays limitrophe du Benelux, à la frontière de ce pays.

Article 4 Organisation administrative

  • 1. Tout échange d'informations ou prise de décision en exécution de l’article 23, paragraphe 2, du Traité s'effectue exclusivement entre et par les autorités compétentes en la matière.

    . Chaque Partie notifie aux autres Parties par écrit les autorités compétentes désignées par elle, telles que visées à l’article 2, sous f), du présent Accord d’exécution, ainsi que toute modification y relative.

    Lors de cette notification, les Parties indiquent quelles sont les autorités compétentes désignées qui sont chargées :

    • a) de la prise de décision de principe concernant l’éloignement d’étrangers conformément au présent Accord d’exécution (ci-après : « l’autorité compétente responsable de la prise de décision ») ;

    • b) de l’accompagnement tel que visé à l’article 2, sous d), du présent Accord d’exécution (ci-après : « l’autorité compétente responsable de l’accompagnement ») ;

    • c) du soutien tel que visé à l’article 2, sous e), du présent Accord d’exécution (ci-après : « l’autorité compétente responsable du soutien »).

Article 5 Modalités générales

  • 1. En cas de mesures visées à l’article 3, l’autorité compétente de l’État d’envoi, responsable de la prise de décision, informe l’autorité compétente de l’État de transit, également responsable de la prise de décision, préalablement par voie électronique de la mesure d’éloignement envisagée. Cette notification s’effectue, en principe, au plus tard 48 heures avant le transport envisagé, sans préjudice des dispositions du paragraphe 9 et de l’article 6.

  • 2. La notification précitée contient le formulaire de demande dont le modèle est joint en annexe A au présent Accord d’exécution. Ce formulaire de demande contient les données relatives à l'étranger concerné ou aux étrangers concernés. Ce formulaire de demande mentionne également la destination finale et le calendrier.

  • 3. Sans préjudice des dispositions du paragraphe 9 et de l’article 6 du présent Accord d’exécution, l’autorité compétente de l’État de transit responsable de la prise de décision donne son accord immédiatement et dans tous les cas endéans les 24 heures, et ce, par voie électronique. Le cas échéant, cet accord est assorti des modalités à caractère administratif de l’accompagnement décidées par l’État de transit en vertu de l’article 23, paragraphe 2, du Traité en complément des dispositions du présent Accord d’exécution.

  • 4. L’autorité compétente de l’État d’envoi responsable de l’accompagnement informe immédiatement et en principe au plus tard 24 heures avant le transport envisagé, sans préjudice des dispositions des paragraphes 3 et 9 et de l’article 6, l’autorité compétente de l’État de transit responsable du soutien par la voie électronique de la notification et de l’accord susmentionnés. Elle y ajoute le formulaire de demande dont le modèle est joint en annexe B du présent Accord d’exécution et qui comprend au moins les données mentionnées au paragraphe 2, les données relatives au véhicule d’accompagnement et aux agents de l’État d’envoi dont il a été prévu qu’ils se rendent sur le territoire de l’État de transit, ainsi que l’itinéraire à suivre et les moyens de contrainte et armes de service transportés. Elle ajoute également une copie du formulaire de demande visé au paragraphe 2, y compris l’accord de l’Etat de transit.

  • 5. L’autorité compétente de l’État de transit responsable du soutien envoie immédiatement sa réponse par la voie électronique, ainsi que, le cas échéant, les modalités à caractère opérationnel prévues à l’article 23, paragraphe 2, du Traité.

  • 6. Si la méthode de travail visée aux paragraphes 4 et 5 ou les modalités supplémentaires devaient donner lieu à des problèmes de nature pratique, administrative ou juridique, les autorités compétentes mentionnées au paragraphe 4 entrent immédiatement en contact afin d’assurer le bon déroulement de la mesure d’éloignement. Si ces problèmes requièrent un report de l’opération, les autorités compétentes visées au paragraphe 4 contactent les autorités compétentes responsables de la prise de décision pour dégager conjointement une solution.

  • 7. Des copies des deux formulaires de demande susmentionnés et des accords respectifs est sont emmenées par les agents de l’État d’envoi qui se rendent sur le territoire de l’État de transit, à bord du véhicule d’accompagnement, le jour de l’exécution de la mesure d’éloignement.

  • 8. Les agents de l’État d’envoi qui exécutent la mesure d’éloignement sont en mesure de se légitimer en tant que tels pendant leur séjour sur le territoire de l’État de transit.

  • 9. En cas d’urgence et sans préjudice des dispositions de l’article 6, il est possible de déroger aux dispositions du présent article et le délai de 48 heures visé au paragraphe 1er n’est pas applicable après une concertation téléphonique entre les autorités compétentes de l’État d’envoi et de l’État de transit responsables de la prise de décision ou de l’accompagnement, sous réserve de confirmation par l’autorité compétente concernée de l’État de transit. Le relevé écrit de la confirmation orale peut être délivré ultérieurement, au plus tard le premier jour ouvrable suivant la concertation téléphonique.

Article 6 Modalités particulières pour les transports présentant un risque élevé

  • 1. Lorsque le transport en vue de l’éloignement d’un étranger représente potentiellement un risque sérieux pour l’ordre public, la sécurité nationale ou la santé publique, l’autorité compétente de l’État d’envoi responsable de l’accompagnement informe l’autorité compétente de l’État de transit responsable du soutien de ce risque au moment de la notification visée à l’article 5, paragraphe 4. Cette notification préalable s’effectue au plus tard 72 heures avant le transport envisagé. Dans des cas exceptionnels, il peut être dérogé à ce délai, après concertation entre les autorités compétentes mentionnées.

  • 2. En pareil cas, l’autorité compétente de l’État de transit responsable du soutien arrête les modalités en vertu de l’article 23, paragraphe 2, du Traité. Le cas échéant, les autorités compétentes de l’État de transit et de l’État d’envoi visées au paragraphe 1er ci-dessus, s’accordent sur ces modalités conformément à l’article 23, paragraphe 1er, du Traité.

  • 3. Les modalités susvisées comprennent en tout cas le soutien du transport par l’autorité compétente de l’État de transit responsable du soutien.

Article 7 Transport et utilisation de moyens de contrainte, d’armes de service, de munitions et d’objets d’équipement

  • 1. Il revient à l’État de transit, comme prévu à l’article 23, paragraphe 2, du Traité, de fixer les conditions d’application des mesures d’éloignement visées à l’article 3 du présent Accord d’exécution, dont des dispositions concernant le port de l’uniforme de service, le transport et l’utilisation d’armes de service, de munitions et d’objets d’équipement, et d’imposer les moyens de contrainte qui peuvent être utilisés par l’État d’envoi.

  • 2. Les Parties disposent, en application de l’article 23, paragraphe 2, du Traité, que les autorités compétentes de l’État d’envoi responsables de l’accompagnement peuvent, lors d'un accompagnement dans le cadre de l’exécution d'une mesure d'éloignement sur le territoire de l’État de transit, transporter les moyens de contrainte suivants, ainsi que des armes de service, sans préjudice du paragraphe 3 :

    • a) Sur le territoire du Royaume de Belgique :

      • i. moyens de contrainte mécaniques ;

      • ii. matraque ;

      • iii. spray incapacitant ;

      • iv. arme à feu et munitions.

    • b) Sur le territoire du Grand-Duché de Luxembourg :

      • i. uniquement les moyens de contrainte qui ne constituent pas une arme au sens de la législation nationale du Grand-Duché de Luxembourg, à savoir les moyens de contrainte mécaniques, sans préjudice du paragraphe 4.

    • c) Sur le territoire du Royaume des Pays-Bas :

      • i. moyens de contrainte mécaniques ;

      • ii. matraque ;

      • iii. spray incapacitant ;

      • iv. arme à feu et munitions.

  • 3. Si une autorité compétente de l’Etat d’envoi souhaite transporter des armes sur le territoire du Grand-Duché de Luxembourg, elle sollicite au préalable les autorisations requises par le droit national du Grand-Duché de Luxembourg.

  • 4. Les moyens de contrainte, armes de service et munitions peuvent être transportés à condition qu’ils ne puissent être utilisés par des personnes non autorisées, sans préjudice du paragraphe 3 en cas de transport sur le territoire du Grand-Duché de Luxembourg.

  • 5. Sur le territoire du Royaume de Belgique et du Royaume des Pays-Bas, les moyens de contrainte mécaniques, matraques et sprays incapacitants sont uniquement utilisés si cela s’avère strictement nécessaire. L’usage d’armes à feu n’est pas autorisé sauf en cas de légitime défense.

    Sur le territoire du Grand-Duché de Luxembourg, les moyens de contrainte qui ne constituent pas une arme au sens de la législation nationale du Grand-Duché de Luxembourg sont uniquement utilisés si cela s’avère strictement nécessaire. L’usage d’armes n’est pas autorisé sauf en cas de légitime défense. Ceci vaut toujours sans préjudice du paragraphe 3.

  • 6. Tous les moyens de contrainte, armes de service et munitions transportés sont mentionnés dans le formulaire de demande visé à l’article 5, paragraphe 4.

  • 7. La mesure d’éloignement est en principe exécutée par des agents en civil et avec un véhicule de service qui n’est pas identifiable comme tel, sauf si la nature du transport s’y oppose, auquel cas les motifs sont mentionnés dans le formulaire de demande précité.

Article 8 Responsabilité

  • 1. L’État d’envoi reste responsable du ou des étrangers concernés et réadmet, inconditionnellement et sans formalités, l’étranger qui, après l’application du présent Accord d’exécution, serait retrouvé postérieurement sur le territoire de l’État de transit sans être en possession des documents requis et sans qu'il puisse être prouvé qu'il a quitté l’espace Schengen.

  • 2. Les frais du transport, de la présentation ou du transit aux fins de l’éloignement sont à charge de l’État d’envoi.

  • 3. En matière de protection et assistance, de même que pour la responsabilité civile et pénale, les dispositions des articles 29, 30 et 31 du Traité sont d’application.

Article 9 Evaluation

Les autorités compétentes des Parties évaluent conjointement la mise en oeuvre du présent Accord d’exécution et en font rapport à leurs gouvernements respectifs au plus tard six mois avant l’expiration de la période de trois ans visée à l’article 12, paragraphe 6, et ensuite tous les trois ans, le cas échéant.

Article 10 Annexes

  • 1. Les annexes A et B font partie intégrante du présent Accord d’exécution.

  • 2. Toute modification des annexes au présent Accord d’exécution fait l’objet d’un accord écrit entre les Parties et prend effet à la date fixée par les Parties.

Article 11 Amendements

  • 1. Le présent Accord d’exécution peut être amendé de commun accord entre les Parties.

  • 2. Tout amendement au présent Accord d’exécution prendra effet conformément à la procédure visée à l’article 12, paragraphes 3 et 4 du présent Accord d’exécution.

Article 12 Dispositions finales

  • 1. Le secrétaire général de l’Union Benelux est le dépositaire du présent Accord d’exécution.

  • 2. Le dépositaire fournit à chaque Partie une copie certifiée conforme du présent Accord d’Exécution, en vue de sa mise en vigueur conformément aux procédures internes de chaque Partie.

  • 3. Les Parties notifient le dépositaire de l’accomplissement de leurs procédures internes requises pour la mise en vigueur du présent Accord d’exécution. Le dépositaire informe les Parties de ces notifications.

  • 4. Le présent Accord d’exécution entre en vigueur le premier jour du deuxième mois suivant la deuxième notification au dépositaire et ce, entre les Parties dont émanent ces notifications. Pour la Partie dont émane la troisième notification, le présent Accord d’exécution entre en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit cette notification au dépositaire. Le dépositaire communique ces deux dates à toutes les Parties.

  • 5. Le présent Accord d’exécution s’applique à titre provisoire entre les Parties qui ont déposé une déclaration à cet effet auprès du dépositaire, et ce, dès la date du deuxième dépôt. Le dépositaire informe les Parties de ces notifications.

  • 6. Le présent Accord d’exécution est conclu pour une durée de trois ans, qui peut être renouvelée pour de nouvelles périodes de trois ans, sous condition d’un accord formel entre au moins deux Parties, entre les Parties qui sont convenues du renouvellement. Chaque Partie notifie, au plus tard trois mois avant l’entrée en vigueur du renouvellement, au dépositaire le souhait de renouveler le présent Accord d’exécution. Le dépositaire en informe les Parties entre lesquelles l’Accord d’exécution est renouvelé, au plus tard quatre semaines avant l’entrée en vigueur de ce renouvellement.

  • 7. Chaque Partie peut à tout moment suspendre provisoirement le présent Accord d’exécution par une notification au dépositaire, qui en informe les autres Parties. Cette notification suspend l’application du présent Accord d’exécution entre la Partie dont émane la notification et les autres Parties à partir de la date stipulée par la Partie dont émane la notification. Lorsque cette Partie souhaite à nouveau appliquer l’Accord d’exécution, elle le notifie au dépositaire, qui en informe les autres Parties.

  • 8. Chaque Partie peut à tout moment dénoncer le présent Accord d’exécution par une notification au dépositaire, qui en informe les autres Parties. Cette notification met un terme avec un préavis de trois mois à l’application du présent Accord d’exécution entre la Partie dont émane la notification et les autres Parties.

EN FOI DE QUOI, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Accord d’exécution.

FAIT à Bruxelles, le 16 juin 2016, en un exemplaire, en langue néerlandaise et en langue française, les deux textes faisant également foi.

Pour le Royaume de Belgique , J. JAMBON T. FRANCKEN

Pour le Grand-Duché de Luxembourg , E. SCHNEIDER

Pour le Royaume des Pays-Bas , M.S.M. VAN DEN HEUVEL


Annexe A
Formulaire de demande

Visé à l'article 5, paragraphe 2, de l'Accord d'exécution


Annexe B
Formulaire de demande

Visé à l'article 5, paragraphe 4, de l'Accord d'exécution


D. PARLEMENT

De Uitvoeringsafspraak, met Bijlagen, behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

De Uitvoeringsafspraak wordt ingevolge artikel 12, vijfde lid, vanaf 24 augustus 2016 voorlopig toegepast tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt de voorlopige toepassing alleen voor Nederland (het Europese deel).

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Uitvoeringsafspraak zullen ingevolge artikel 12, vierde lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de tweede kennisgeving aan de depositaris, tussen de partijen waarvan die kennisgevingen uitgaan. Voor de partij waarvan de derde kennisgeving uitgaat, treedt deze Uitvoeringsafspraak in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op deze kennisgeving aan de depositaris.

Koninkrijk der Nederlanden

Land

Voorlopige toepassing

In werking

Terugwerkende kracht

Buiten werking

Nederland (in Europa)

24-08-2016

     

Nederland (Bonaire)

       

Nederland (Sint Eustatius)

       

Nederland (Saba)

       

Aruba

       

Curaçao

       

Sint Maarten

       

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat de Uitvoeringsafspraak zal zijn bekendgemaakt in Nederland (het Europese deel) op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de dertigste augustus 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven