Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2015, 103 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2015, 103 | Verdrag |
18 (2015) Nr. 1
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;
’s-Gravenhage, 9 juni 2015
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Verenigde Arabische Emiraten
hierna te noemen de verdragsluitende partijen,
Gelet op het belang van een juiste vaststelling en inning van de douanerechten en van het waarborgen van een juiste handhaving door hun douaneadministraties van verboden, beperkingen en controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen;
Erkennend dat uitwisseling van informatie een essentieel onderdeel is van effectief risicobeheer;
Onderkennend dat er een evenwicht dient te worden bereikt tussen naleving en facilitatie teneinde het vrije verloop van de legale handel te waarborgen en te voldoen aan de behoefte van regeringen aan bescherming van de maatschappij, handelsbevordering en het innen van rechten;
Overwegend dat inbreuken op de douanewetgeving schadelijk zijn voor de economische, fiscale, sociale en culturele belangen en de belangen op het gebied van handel, de volksgezondheid en openbare orde van de verdragsluitende partijen;
Voorts gelet op de relevante internationale verdragen die van kracht zijn voor de verdragsluitende partijen en wederzijdse bijstand aanmoedigen alsmede op de aanbevelingen van de Wereld Douane Organisatie;
Overwegend dat de illegale grensoverschrijdende handel in wapens, explosieven, chemische, biologische en nucleaire stoffen, bedreigde dier- en plantensoorten, gevaarlijke stoffen alsmede in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren een gevaar voor de samenleving vormt;
Erkennend de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van hun douanewetgeving;
Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van nauwe samenwerking tussen hun douaneadministraties op basis van wederzijds overeengekomen wettelijke bepalingen;
Gelet op internationale verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten;
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
– wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de Belastingdienst;
– wat de Verenigde Arabische Emiraten betreft: de federale douaneautoriteit;
elk bedrag aan douanerechten alsmede verhogingen, administratieve boetes, achterstallige betalingen, renten en kosten die betrekking hebben op de genoemde rechten die niet in een van de verdragsluitende partijen kunnen worden geïnd;
alle rechten, belastingen of heffingen die geheven worden alsmede elke restitutie van vergoedingen of exportsubsidies die gevorderd wordt op de grondgebieden van de verdragsluitende partijen bij toepassing van de douanewetgeving, maar met uitzondering van heffingen voor verleende diensten;
alle wettelijke en administratieve bepalingen die door een van de douaneadministraties worden toegepast of gehandhaafd in verband met de invoer, uitvoer, overslag, doorvoer, opslag en het vervoer van goederen, met inbegrip van wettelijke en administratieve bepalingen met betrekking tot verboden, beperkingen en controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen, en in verband met de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme;
elke schending of poging tot schending van de douanewetgeving;
alle gegevens, al dan niet bewerkt of geanalyseerd, en documenten, rapporten en andere mededelingen ongeacht in welke vorm, met inbegrip van de elektronische vorm, of gewaarmerkte of gelegaliseerde afschriften daarvan;
alle processen die van toepassing zijn bij het grensoverschrijdend verkeer van goederen van de plaats van oorsprong naar de uiteindelijke plaats van bestemming;
elke douaneambtenaar of andere regeringsambtenaar aangewezen door één van de douaneadministraties;
elke natuurlijke persoon of rechtspersoon;
alle gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
de douaneadministratie die om bijstand wordt verzocht;
de douaneadministratie die om bijstand verzoekt;
de verdragsluitende partij wier douaneadministratie om bijstand wordt verzocht;
de verdragsluitende partij wier douaneadministratie om bijstand verzoekt.
1. De verdragsluitende partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun douaneadministraties administratieve bijstand onder de in dit Verdrag genoemde voorwaarden ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving, met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede om de veiligheid van de internationale logistieke keten te waarborgen.
2. Alle bijstand uit hoofde van dit Verdrag door een van de verdragsluitende partijen wordt verleend in overeenstemming met haar wettelijke en administratieve bepalingen en binnen de grenzen van de bevoegdheden en beschikbare middelen van haar douaneadministratie.
3. Dit Verdrag geldt onverminderd huidige en toekomstige verplichtingen van:
a. de Verenigde Arabische Emiraten als lid van de Gulf Cooperation Council (Samenwerkingsraad van de Golfstaten);
b. het Koninkrijk der Nederlanden als lid van de Europese Unie.
4. Dit Verdrag heeft betrekking op de wederzijdse administratieve bijstand tussen de verdragsluitende partijen en is niet bedoeld van invloed te zijn op wederzijdse rechtshulpverdragen tussen hen. Indien wederzijdse bijstand dient te worden verleend door andere autoriteiten van de aangezochte partij zal de aangezochte administratie deze autoriteiten en, voor zover, het desbetreffende verdrag dat of de desbetreffende regeling die van toepassing is vermelden.
5. Personen kunnen aan de bepalingen van dit Verdrag niet het recht ontlenen de uitvoering van een verzoek om bijstand te doen beletten.
1. De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, alsmede om de veiligheid van de internationale logistieke keten te waarborgen. Deze informatie kan betrekking hebben op:
a. nieuwe wetshandhavingstechnieken en criteria voor risicoanalyse die hun doeltreffendheid hebben bewezen;
b. nieuwe trends, middelen of werkwijzen bij het maken van inbreuken op de douanewetgeving;
c. goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van inbreuken op de douanewetgeving, alsmede de voor deze goederen toegepaste vervoer- en opslagmethoden;
d. personen van wie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of van wie wordt vermoed dat zij een inbreuk op de douanewetgeving gaan maken;
e. alle andere gegevens die de douaneadministraties van nut kunnen zijn bij de risicobeoordeling voor controle- en facilitatiedoeleinden.
2. Op verzoek verstrekt de aangezochte administratie de verzoekende administratie informatie die betrekking heeft op gevallen waarin de laatste reden heeft te twijfelen aan door de betreffende persoon verstrekte informatie in een zaak die verband houdt met de toepassing van de douanewetgeving.
1. De douaneadministratie van een verdragsluitende partij verstrekt, op verzoek of uit eigen beweging, informatie aan de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij over voorgenomen, lopende of voltooide activiteiten die een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij lijken te vormen.
2. In gevallen die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare orde, met inbegrip van de veiligheid van de internationale logistieke keten, of voor andere vitale belangen van een verdragsluitende partij met zich kunnen meebrengen, verstrekt de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij, waar mogelijk, uit eigen beweging en onverwijld zulke informatie.
3. De douaneadministraties kunnen in een wederzijdse regeling overeenkomstig artikel 21 van dit Verdrag prioritaire gebieden vaststellen voor de uitwisseling van informatie.
Op verzoek stelt de aangezochte administratie de verzoekende administratie ervan op de hoogte:
a. of goederen die werden uitgevoerd uit het grondgebied van de verzoekende partij op rechtmatige wijze zijn ingevoerd in het grondgebied van de aangezochte partij en onder welke douaneregeling de goederen eventueel zijn geplaatst;
b. of goederen die werden ingevoerd in het grondgebied van de verzoekende partij op rechtmatige wijze zijn uitgevoerd uit het grondgebied van de aangezochte partij.
De douaneadministraties kunnen elkaar, op basis van een wederzijdse regeling overeenkomstig artikel 21 van dit Verdrag, automatisch informatie die onder dit Verdrag valt verstrekken.
De douaneadministraties kunnen elkaar, op basis van een wederzijdse regeling overeenkomstig artikel 21 van dit Verdrag, specifieke informatie verstrekken voorafgaand aan de aankomst van zendingen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij.
De douaneadministraties kunnen elkaar bijstand verlenen door het uitvoeren van benchmarks, uitwisselen van kennis, ervaring en beste praktijken met betrekking tot zaken als:
a. training van personeel;
b. douaneregelingen;
c. risicobeheersing;
d. gebruik van technische apparatuur bij controles;
e. management en administratieve organisatie.
1. Op verzoek verlenen de douaneadministraties elkaar bijstand met het oog op de invordering van douanevorderingen in overeenstemming met hun nationale wetgeving. Bij het verlenen van de bijstand passen de douaneadministraties hun onderscheiden nationale wettelijke en administratieve bepalingen toe ter zake van de invordering van hun eigen douanerechten.
2. Bijstand bij de invordering van douanevorderingen wordt geregeld overeenkomstig artikel 21 van dit Verdrag.
1. Op verzoek houdt de aangezochte administratie toezicht op en verstrekt zij informatie over:
a. goederen in vervoer of in opslag waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden voor het maken van een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende partij;
b. vervoermiddelen waarvan bekend is dat ze gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat ze gebruikt worden voor het maken van een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende partij;
c. locaties op het grondgebied van de aangezochte partij waarvan bekend is dat zij gebruikt zijn of waarvan het vermoeden bestaat dat zij gebruikt worden in verband met het maken van een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende partij;
d. personen van wie bekend is dat zij een inbreuk op de douanewetgeving hebben gemaakt of van wie het vermoeden bestaat dat zij op het punt staan een inbreuk te maken op de douanewetgeving op het grondgebied van de verzoekende partij, in het bijzonder diegenen die het grondgebied van de aangezochte partij betreden en verlaten.
2. De douaneadministratie van een verdragsluitende partij kan dergelijk toezicht houden en uit eigen beweging dergelijke informatie aan de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij verstrekken indien zij redenen heeft om aan te nemen dat voorgenomen, lopende of voltooide activiteiten een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij lijken te vormen.
De aangezochte administratie kan, op verzoek, functionarissen machtigen ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen voor een rechtscollege op het grondgebied van de verzoekende partij.
1. Verzoeken om bijstand uit hoofde van dit Verdrag worden rechtstreeks aan de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij gericht. Verzoeken worden schriftelijk of elektronisch gedaan en gaan vergezeld van alle informatie die voor de inwilliging van het verzoek nuttig wordt geacht. De aangezochte administratie kan schriftelijke bevestiging van elektronische verzoeken verlangen. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen verzoeken mondeling worden gedaan. Dergelijke verzoeken worden zo spoedig mogelijk hetzij schriftelijk, hetzij, indien beide douaneadministraties daarmee instemmen, elektronisch bevestigd.
2. Verzoeken ingevolge het eerste lid van dit artikel bevatten de volgende gegevens:
a. de naam van de verzoekende administratie;
b. het onderwerp van en de reden voor het verzoek, alsmede de aard van de verzochte bijstand;
c. een korte beschrijving van de desbetreffende zaak en van de wettelijke en administratieve bepalingen die erop van toepassing zijn;
d. de namen en adressen van de personen op wie het verzoek betrekking heeft, voor zover bekend.
e. overige feiten die van belang kunnen zijn bij de uitvoering van het verzoek.
3. Wanneer de verzoekende administratie verlangt dat een bepaalde procedure of methode gevolgd wordt, zal de aangezochte administratie aan een dergelijk verzoek voldoen met inachtneming van haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen.
4. Om originele informatie wordt slechts verzocht in gevallen waarin niet met afschriften kan worden volstaan en deze wordt zo spoedig mogelijk teruggezonden. De rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake blijven onverlet.
1. Indien de aangezochte administratie niet over de gevraagde informatie beschikt, stelt zij een onderzoek in om die informatie te vergaren in overeenstemming met haar nationale wettelijke en administratieve bepalingen.
2. Indien de aangezochte administratie niet de bevoegde autoriteit is om een onderzoek in te stellen om de verzochte informatie te vergaren, kan zij, naast het aanwijzen van de bevoegde autoriteit, het verzoek aan die autoriteit doorzenden.
1. De aangezochte administratie stelt op verzoek onderzoek in naar een inbreuk op de douanewetgeving en brengt de uitkomsten onder de aandacht van de verzoekende administratie. Dergelijk onderzoek wordt verricht in overeenstemming met de in de staat van de aangezochte administratie van kracht zijnde wetgeving. De aangezochte administratie gaat te werk alsof zij voor zichzelf optreedt.
2. De functionarissen van de verzoekende administratie kunnen, in specifieke gevallen, met toestemming van de aangezochte administratie en onder eventueel door de aangezochte administratie geformuleerde voorwaarden aanwezig zijn op het grondgebied van de aangezochte partij bij onderzoeken naar inbreuken op de douanewetgeving van de desbetreffende staat.
3. Uit hoofde van het tweede lid van dit artikel op het grondgebied van de aangezochte verdragsluitende partij aanwezige functionarissen van de verzoekende administratie treden uitsluitend op in de hoedanigheid van adviseur en nemen in geen geval actief deel aan een onderzoek. Deze functionarissen ontmoeten geen personen die ondervraagd worden en nemen evenmin eigener beweging deel aan onderzoeksactiviteiten.
1. Indien functionarissen van de ene verdragsluitende partij aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij uit hoofde van dit Verdrag, dienen zij te allen tijde in staat te zijn hun identiteit en officiële hoedanigheid aan te tonen.
2. Functionarissen van de ene verdragsluitende partij genieten, gedurende hun verblijf uit hoofde van dit Verdrag op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij, de bescherming die wordt toegekend aan douaneambtenaren van de andere verdragsluitende partij voor zover dit uit hoofde van de wettelijke en administratieve bepalingen van die verdragsluitende partij mogelijk is en zij zijn verantwoordelijk voor de strafbare feiten die zij eventueel begaan.
1. Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie mag slechts voor de doeleinden van dit Verdrag en door de douane-administraties worden gebruikt, behalve in de gevallen waarin de douane-administratie die deze informatie heeft verstrekt, uitdrukkelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan voor andere doeleinden of door andere autoriteiten van de verdragsluitende partijen, met inachtneming van alle door haar daaraan verbonden voorwaarden. Deze informatie wordt evenwel niet overgedragen aan derde landen.
2. Het gebruik van informatie bedoeld in het eerste lid van dit artikel dient in overeenstemming te zijn met de wettelijke en administratieve bepalingen van de verdragsluitende partij die de informatie wil gebruiken. Het gebruik van informatie voor andere doeleinden omvat het gebruik bij strafrechtelijk onderzoek, strafrechtelijke vervolging en strafrechtelijke procedures.
Alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie wordt vertrouwelijk behandeld en daarvoor gelden ten minste dezelfde bescherming en vertrouwelijkheid als die welke voor soortgelijke informatie gelden krachtens de nationale wettelijke en administratieve bepalingen van de verdragsluitende partij op wier grondgebied zij wordt ontvangen.
Om de bescherming te waarborgen dienen de persoonsgegevens die aan de andere partij worden verstrekt in het kader van de samenwerking ingesteld bij dit Verdrag te zijn gebaseerd op de nationale wetgeving van elke verdragsluitende partij in overeenstemming met de volgende bepalingen:
1. De douaneadministratie die persoonsgegevens ontvangt mag deze uitsluitend gebruiken voor de doelen en onder de voorwaarden geformuleerd door de verstrekkende douaneadministratie, met inbegrip van de termijnen waarna deze gegevens dienen te worden vernietigd.
2. De douaneadministratie die persoonsgegevens ontvangt licht de verstrekkende douaneadministratie op haar verzoek in over het gebruik van de gegevens en de daarmee bereikte resultaten.
3. Persoonsgegevens worden uitsluitend verzonden naar de bevoegde douaneadministratie voor de verrichting waarvoor zij benodigd zijn; deze gegevens mogen uitsluitend met de schriftelijke toestemming van de verstrekkende douaneadministratie worden doorgezonden naar andere autoriteiten.
4. De verstrekkende douaneadministratie waarborgt de juistheid van de verstrekte gegevens na te hebben vastgesteld dat het verstrekken van de gegevens noodzakelijk en relevant is voor het beoogde doel. Indien vastgesteld wordt dat er onjuiste gegevens of gegevens die niet hadden mogen worden verstrekt zijn verstrekt, stelt de verstrekkende douaneadministratie de ontvangende douaneadministratie daar onverwijld van op de hoogte waarna deze de onjuiste gegevens zal verbeteren en de gegevens die niet hadden mogen worden verstrekt zal vernietigen.
5. De betrokken persoon wordt op verzoek ingelicht over de omtrent hem aanwezige persoonsgegevens en over het beoogde gebruik ervan. Een dergelijke verplichting bestaat niet voor zover het openbaar belang bij het niet inlichten van de betrokken persoon zwaarder weegt dan het belang van die persoon te worden ingelicht. Het recht te worden ingelicht wordt voor het overige beheerst door nationale wettelijke en administratieve bepalingen.
6. Persoonsgegevens dienen te worden vernietigd zodra de ontvangende douaneadministratie ze niet langer nodig heeft. De ontvangende douaneadministratie licht de verstrekkende douaneadministratie onmiddellijk in zodra de gegevens zijn vernietigd onder vermelding van de reden.
7. Elke douaneadministratie houdt een register bij van de verstrekte gegevens en de vernietiging ervan.
8. De douaneadministraties waarborgen dat aan hen verstrekte persoonsgegevens worden beschermd tegen toegang door onbevoegden, wijziging of publicatie.
9. Indien dit Verdrag wordt beëindigd of niet wordt verlengd, dienen alle persoonsgegevens onverwijld te worden vernietigd.
10. Persoonsgegevens worden niet verzonden aan derden.
1. Indien de bijstand waar uit hoofde van dit Verdrag om wordt verzocht een inbreuk zou kunnen vormen op de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of een ander wezenlijk nationaal belang van de aangezochte partij, of rechtmatige handels- of beroepsbelangen zou kunnen schaden, kan deze bijstand door die verdragsluitende partij worden geweigerd of worden verstrekt onder de voorwaarden die zij verlangt.
2. Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie in te willigen, wijst zij daarop in haar verzoek. Inwilliging van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.
3. De bijstand kan worden uitgesteld indien er gronden zijn om aan te nemen dat een lopend onderzoek of een lopende vervolging of procedure hiermee wordt doorkruist. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden die de aangezochte administratie kan verlangen.
4. Indien de aangezochte administratie van mening is dat de inspanningen die moeten worden verricht om aan het verzoek te voldoen duidelijk niet in verhouding staan tot het beoogde nut voor de verzoekende administratie, kan zij de gevraagde bijstand weigeren.
5. De aangezochte administratie die de bijstand weigert of uitstelt dient de verzoekende administratie daarvan onverwijld in kennis te stellen. De weigering of het uitstel dient met redenen te worden omkleed.
1. Behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel zien de verdragsluitende partijen af van alle vorderingen tot vergoeding van ter uitvoering van dit Verdrag gemaakte kosten.
2. Bedragen en vergoedingen betaald aan deskundigen en getuigen, alsook de kosten van vertalers en tolken die niet in dienst zijn van de regering, worden gedragen door de verzoekende partij.
3. Indien met de uitvoering van het verzoek aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone aard zullen zijn gemoeid, plegen de verdragsluitende partijen overleg om de voorwaarden te bepalen waaronder het verzoek zal worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop de kosten worden gedragen.
De douaneadministraties besluiten gezamenlijk, binnen het kader van dit Verdrag, over nadere regelingen ter vergemakkelijking van de uitvoering en toepassing van dit Verdrag.
1. Dit Verdrag is van toepassing op de grondgebieden van de verdragsluitende partijen.
2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op:
a. zijn grondgebied in Europa;
b. het Caribische deel van Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba);
c. Aruba;
d. Curaçao; en
e. Sint Maarten.
3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel, is het derde lid van artikel 2 onder b uitsluitend van toepassing op zijn grondgebied in Europa.
1. De douaneadministraties streven ernaar geschillen of andere problemen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.
2. Geschillen of problemen waarvoor geen oplossing wordt gevonden, worden langs diplomatieke weg geregeld.
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de verdragsluitende partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.
Op verzoek komen de verdragsluitende partijen bijeen teneinde het Verdrag te herzien.
1. Dit Verdrag wordt in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten, maar elk van beide verdragsluitende partijen kan het te allen tijde door middel van een kennisgeving langs diplomatieke weg beëindigen.
2. De beëindiging wordt van kracht drie maanden na de datum van de kennisgeving aan de andere verdragsluitende partij.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN TE ’s-Gravenhage op 9 juni 2015 in tweevoud in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden, PIETER HASEKAMP
Voor de Verenigde Arabische Emiraten, KHALED ALI ALBUSTANI
The Kingdom of the Netherlands
and
The United Arab Emirates
hereafter referred to as the Contracting Parties,
Considering the importance of accurate assessment and collection of Customs duties and of ensuring proper enforcement by their Customs administrations of prohibitions, restrictions and measures of control in respect of specific goods;
Recognizing that the exchange of information is an essential component of effective risk management;
Recognizing that importance of achieving a balance between compliance and facilitation to ensure the free flow of legitimate trade and to meet the needs of governments for the protection of society, trade facilitation and collection of revenues;
Considering that offences against Customs law are prejudicial to the economic, commercial, fiscal, social, public health, public security and cultural interests of the Contracting Parties;
Convinced that actions against Customs offences can be made more effective by close co-operation between their Customs administrations;
Also having regard to the relevant international conventions in force for the Contracting Parties encouraging mutual assistance as well as the recommendations of the World Customs Organization.
Considering that illegal cross-border trafficking in weapons, explosives, chemical, biological and nuclear substances, endangered species, hazardous goods as well as in narcotic drugs, psychotropic substances and precursors constitutes a danger to society;
Recognizing the need for international co-operation in matters related to the application and enforcement of their Customs laws;
Convinced that action against Customs offences can be made more effective by close co-operation between their Customs administrations based on mutually agreed legal provisions;
Having regard to international conventions containing prohibitions, restrictions and special measures of control in respect of specific goods;
Have agreed as follows:
For the purposes of this Agreement:
shall mean:
– for the Kingdom of the Netherlands: the Tax and Customs Administration;
– for the Government of the United Arab Emirates: the Federal Customs Authority;
shall mean any amount of Customs duties and of increases, surcharges, overdue payments, interests and costs pertaining to the said duties that cannot be collected in one of the Contracting Parties;
shall mean all duties, taxes, fees or any other charges which are levied, as well as any reimbursement of refunds or export subsidies which is demanded, in the territories of the Contracting Parties in application of Customs law, but not including fees or other charges for services rendered;
shall mean any legal and administrative provisions applicable or enforceable by either Customs administration in connection with the importation, exportation, transshipment, transit, storage and movement of goods, including legal and administrative provisions relating to measures of prohibition, restriction and control in respect of specific goods, and in connection with combating money laundering and terrorist-financing;
shall mean any violation or attempted violation of Customs law;
shall mean any data, whether or not processed or analysed, and documents, reports, and other communications in any format, including electronic, or certified, or authenticated copies thereof;
shall mean all processes involved in the cross-border movement of goods from the place of origin to the place of final destination;
shall mean any Customs officer or other Government agent designated by either Customs administration;
shall mean any natural or legal person;
shall mean any data concerning an identified or identifiable natural person;
shall mean the Customs administration from which assistance is requested;
shall mean the Customs administration which requests assistance;
shall mean the Contracting Party whose Customs administration is requested to provide assistance;
shall mean the Contracting Party whose Customs administration requests assistance.
1. The Contracting Parties shall through their Customs administrations provide each other with administrative assistance under the terms set out in this Agreement, for the proper application of Customs law, for the prevention, investigation and combating of Customs offences and to ensure the security of the international trade supply chain.
2. AII assistance under this Agreement by either Contracting Party shall be provided in accordance with its legal and administrative provisions and within the limits of its Customs administration's competence and available resources.
3. This Agreement is without prejudice to the present and future obligations of:
a) the United Arab Emirates as a member of the Gulf Cooperation Council;
b) the Kingdom of the Netherlands as a member of the European Union.
4. This Agreement covers mutual administrative assistance between the Contracting Parties and is not intended to have an impact on mutual legal assistance agreements between them. If mutual assistance is to be provided by other authorities of the requested Party, the requested administration shall indicate those authorities and where known the relevant agreement or arrangement applicable.
5. The provisions of this Agreement shall not give rise to a right on the part of any person to impede the execution of a request for assistance.
1. The Customs administrations shall provide each other, either on request or on their own initiative, with information which helps to ensure the proper application of Customs law, the prevention, investigation and combating of Customs offences and the security of the international trade supply chain. Such information may relate to:
a) new law enforcement techniques and criteria for risk analysis which have proved their effectiveness;
b) new trends, means or methods of committing Customs offences;
c) goods known to be the subject of Customs offences, as well as transport and storage methods used in respect of those goods;
d) persons known to have committed a Customs offence or suspected of being about to commit a Customs offence;
e) any other data that can assist Customs administrations with risk assessment for control and facilitation purposes.
2. On request, the requested administration shall provide the requesting administration with information in cases where the latter has reason to doubt the information supplied by a person concerned in a matter relating to the application of Customs law.
1. Either Customs administration shall, on request or on its own initiative, provide the Customs administration of the other Contracting Party with information on activities, planned, ongoing, or completed, which appear to constitute a Customs offence in the territory of the other Contracting Party.
2. In cases that could involve substantial damage to the economy, public health, public security, including the security of the international trade supply chain, or any other vital interest of either Contracting Party, the Customs administration of the other Contracting Party shall, wherever possible, supply such information on its own initiative without delay.
3. The Customs administrations may by mutual agreement in accordance with Article 21 of this agreement define priority areas for information exchange.
On request, the requested administration shall provide the requesting administration with information on:
a) whether goods exported from the territory of the requesting Party have been lawfully imported into the territory of the requested Party, and the Customs procedure, if any, under which the goods have been placed;
b) whether goods imported into the territory of the requesting Party have been lawfully exported from the territory of the requested Party.
The Customs administrations may, by mutual arrangement in accordance with Article 21 of this Agreement, transmit to one another any information covered by this Agreement on an automatic basis.
The Customs administrations may, by mutual arrangement in accordance with Article 21 of this Agreement, transmit specific information to one another in advance of the arrival of consignments in the territory of the other Contracting Party.
The Customs Administrations may assist each other by benchmarking, exchanging knowledge, experience and best practices on matters such as:
a) training of staff;
b) Customs procedures;
c) risk Management;
d) use of technical equipment for control;
e) managerial and administrative organization.
1. On request , the customs administrations shall assist each other in the recovery of customs claims in accordance with their national legislation. In such assistance, the customs administrations will make use of their respective national legal and administrative provisions for the recovery of their own customs duties.
2. Assistance in recovering Customs claims shall be arranged in accordance with Article 21 of this Agreement.
1. On request, the requested administration shall maintain surveillance over and provide information on:
a) goods, either in transport or in storage, known to have been used or suspected of being used to commit a Customs offence in the territory of the requesting Party;
b) means of transport known to have been used or suspected of being used to commit a Customs offence in the territory of the requesting Party;
c) premises in the territory of the requested Party known to have been used or suspected of being used in connection with the commission of a Customs offence in the territory of the requesting Party;
d) persons known to have committed a Customs offence or suspected of being about to commit a Customs offence in the territory of the requesting Party, particularly those moving into and out of the territory of the requested Party.
2. Either Customs administration may maintain such surveillance and provide such information on its own initiative if it has reason to believe that activities planned, ongoing or completed appear to constitute a Customs offence in the territory of the other Contracting Party.
On request, the requested administration may authorize officials to appear before a court or tribunal in the territory of the requesting Party as experts or witnesses in a matter related to the application of Customs law.
1. Requests for assistance under this Agreement shall be addressed directly to the Customs administration of the other Contracting Party. Requests shall be made in writing or electronically and shall be accompanied by any information deemed useful for compliance with the request. The requested administration may require written confirmation of electronic requests. Where the circumstances so require, requests may be made verbally. Such requests shall be confirmed as soon as possible either in writing, or, if acceptable to both Customs administrations, electronically.
2. Requests made pursuant to paragraph 1 of this Article shall include the following details:
a) the name of the requesting administration;
b) the matter at issue, type of assistance requested, and reasons for the request;
c) a brief description of the case under review and the legal and administrative provisions that apply;
d) the names and addresses of the persons to whom the request relates, if known.
e) Any other facts that may assist in executing the request.
3. Where the requesting administration requests that a certain procedure or methodology be followed, the requested administration shall comply with such a request subject to its national legal and administrative provisions.
4. Original information shall only be requested in cases where copies would be insufficient and shall be returned at the earliest opportunity. The rights of the requested administration or of third parties relating thereto shall remain unaffected.
1. lf the requested administration does not have the information requested, it shall initiate inquiries to obtain that information within its competence and in accordance with the legislation in force in its state.
2. If the requested administration is not the appropriate authority to initiate inquiries to obtain the information requested, it may, in addition to indicating the appropriate authority, transmit the request to that authority.
1. On request, the requested administration shall initiate investigations into a Customs offence and bring the results to the attention of the requesting administration. Such investigations shall be conducted in accordance with the legislation in force in the state of the requested administration. The requested administration shall proceed as if it were acting on its own behalf.
2. The officials of the requesting administration may, in specific cases, with the consent of the requested administration and under any conditions specified by the requested administration, be present in the territory of the requested Party at investigations of Customs offences of the relevant state.
3. An official of the requesting administration present in the territory of the requested Party pursuant to paragraph 2 of this article shall act in an advisory capacity only and shall under no circumstances actively participate in the investigation. Such official shall not meet the people being questioned nor take part in any investigative activity on his own behalf.
1. When officials of either Contracting Party are present in the territory of the other Contracting Party under the terms of this Agreement, they must at all times be able to furnish proof of their identity and official capacity.
2. Officials of either Contracting Party shall, while in the territory of the other Contracting Party under the terms of this Agreement, enjoy the protection accorded to Customs officers of the other Contracting Party to the extent provided by its legal and administrative provisions, and be responsible for any offence they might commit.
1. Any information received under this Agreement shall be used solely for the purposes of this Agreement and by the Customs administrations, except in cases in which the Customs administration furnishing such information has expressly approved in writing its use for other purposes or by other Government authorities of the Contracting Parties, subject to any terms and conditions it may specify. However, it shall not be transferred to third countries.
2. Use of information in accordance with paragraph 1 of this article, shall be in accordance with the legal and administrative provisions of the Contracting Party which seeks to use the information. The use of information for other purposes includes its use in criminal investigations, prosecutions or proceedings.
Any information received under this Agreement shall be treated as confidential and shall at least be subject to the same protection and confidentiality as the same kind of information is subject to under the national legislation of the Contracting Party where it is received.
To ensure their protection, personal data provided to the other Party within the cooperation framework instituted by this Agreement shall be based on the internal laws of each Contracting Party in compliance with the following provisions:
1. The Customs Administration receiving personal data may use them only for the purposes and under the conditions defined by the issuing Customs Administration, including the time limits after which such data must be destroyed.
2. The Customs Administration receiving personal data shall inform the issuing Customs Administration on request of how they are used and the results obtained.
3. Personal data shall be transmitted solely to the competent Customs Administration for the activity for which the data are needed; such data may be transmitted to other authorities only with the issuing Customs Administration’s written consent.
4. The issuing Customs Administration shall guarantee the accuracy of the data provided after ensuring that provision of the data is necessary for and appropriate to the intended purpose. If it is found that inaccurate or non-communicable data have been provided, the issuing Customs Administration shall promptly inform the recipient Customs Administration, which shall correct inaccurate data and destroy non-communicable data.
5. The person concerned shall be informed, upon request, of the personal data present about him and of the use to be made thereof. Such an obligation shall not exist in so far as the public interest in not informing the person concerned outweighs the interest of that person in being informed. The right to be informed shall otherwise be governed by national legal and administrative provisions.
6. Personal data must be destroyed as soon as the recipient Customs Administration no longer has any need for them. The recipient Customs Administration shall promptly inform the issuing Customs Administration that the data have been destroyed, stating the reason why.
7. Each Customs Administration shall keep a register of data provided and their destruction.
8. The Customs Administrations shall guarantee that personal data provided to them is protected against any unauthorized access, modification or publication.
9. If this Agreement is terminated or not renewed, all personal data must be promptly destroyed.
10. Personal data shall not be transmitted to third parties.
1. Where any assistance requested under this Agreement may infringe the sovereignty, security, public policy or any other substantive national interest of the requested Party, or prejudice any legitimate commercial or professional interest, such assistance may be declined by that Contracting Party or provided subject to any terms and conditions it may require.
2. Where the requesting administration would be unable to comply if a similar request were made by the requested administration, it shall draw attention to that fact in its request. Compliance with such a request shall be at the discretion of the requested administration.
3. Assistance may be postponed if there are grounds to believe that it will interfere with an ongoing investigation, prosecution or proceeding. In such a case the requested administration shall consult with the requesting administration to determine if assistance can be provided subject to any terms and conditions the requested administration may require.
4. If the requested administration considers that the effort required to fulfil a request is clearly disproportionate to the perceived benefit to the requesting administration, it may decline to provide the requested assistance.
5. The requested administration declining or postponing assistance shall inform the requesting administration hereof without delay. The reasons for declining or postponement shall be given.
1. Subject to paragraphs 2 and 3 of this Article, the Contracting Parties shall waive all claims for reimbursement of costs incurred in the application of this Agreement.
2. Expenses and allowances paid to experts and witnesses, as well as costs of translators and interpreters other than Government employees, shall be borne by the requesting Party.
3. If the execution of a request requires expenses of a substantial or extraordinary nature, the Contracting Parties shall consult to determine the terms and conditions under which the request will be executed as well as the manner in which the costs shall be borne.
The Customs administrations shall jointly decide on detailed arrangements, within the framework of this Agreement, to facilitate the implementation and application of this Agreement.
1. This agreement shall be applicable in the territories of the Contracting Parties.
2. As far as the Kingdom of the Netherlands is concerned, this Agreement shall be applicable to:
a. its territory in Europe and the Caribbean parts of the Netherlands (the islands of Bonaire, Sint Eustatius and Saba);
b. Aruba;
c. Curaçao; and
d. Sint Maarten.
3. In contravention to paragraph 2 of this article, paragraph 3 (b) of Article 2 is only applicable to its territory in Europe.
1. The Customs administrations shall endeavour to resolve disputes or other difficulties concerning the interpretation or application of this Agreement by mutual accord.
2. Unresolved disputes or difficulties shall be settled through diplomatic channels.
This Agreement shall enter into force on the first day of the second month after the Parties have notified each other in writing through diplomatic channels that the constitutional or internal requirements for the entry into force of this Agreement have been met.
1. This Agreement is intended to be of unlimited duration but either Contracting Party may terminate it at any time by notification through diplomatic channels.
2. The termination shall take effect three months from the date of the notification of such to the other Contracting Party.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorised thereto, have signed this Agreement.
DONE AT The Hague on the 9th day of June 2015, in duplicate, in the Netherlands, Arabic and English languages, all texts being equally authentic. In case of divergence of interpretation the English text shall prevail.
For the Kingdom of the Netherlands, PIETER HASEKAMP
For the United Arab Emirates, KHALED ALI ALBUSTANI
Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.
De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 24 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand nadat de verdragsluitende partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.
Uitgegeven de tiende juli 2015.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2015-103.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.