Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2014, 144 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2014, 144 | Verdrag |
97 (1996) Nr. 7
Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972;
(met Bijlagen)
Londen, 7 november 1996
De Engelse en de Franse tekst van het Protocol, met Bijlagen, zijn geplaatst in Trb. 1998, 134.
Voor de Engelse tekst van de wijziging van 2 november 2006 van Bijlage I bij het Protocol, zie Trb. 2008, 200.
Voor de Engelse tekst van de wijziging van 30 oktober 2009 van artikel 6 van het Protocol, zie Trb. 2011, 72.
Voor de Engelse tekst van de wijzigingen van 18 oktober 2013 van het Protocol, zie Trb. 2014, 46.
Zie Trb. 2000, 27, Trb. 2008, 200 en Trb. 2011, 72.
Voor correcties in de vertaling van het Protocol, zie Trb. 2011, 72.
De vertaling van de wijzigingen van 18 oktober 2013 van het Protocol, luidt als volgt:
(Aangenomen op 18 oktober 2013)
De achtste Vergadering van de verdragsluitende partijen bij het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972,
Herinnerend aan de doelstellingen van het Protocol van 1996 bij het Verdrag van Londen („Protocol van Londen”) waaronder de bescherming en het behoud van het mariene milieu tegen alle bronnen van verontreiniging,
Eraan herinnerend dat, bij de implementatie van het Protocol van Londen, de verdragsluitende partijen verplicht zijn een voorzorgsbenadering te hanteren met betrekking tot de bescherming van het milieu,
Het belang erkennend van het behoud en duurzaam gebruik van de oceanen en zeeën en van hun bronnen voor duurzame ontwikkeling en erkennend dat oceanen, zeeën en kustgebieden een integraal en essentieel onderdeel vormen van het ecosysteem van de aarde en van wezenlijk belang zijn voor het behoud ervan,
Gelet op de lopende werkzaamheden op het gebied van geo-engineering binnen de context van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (IPCC) en de relevante onderdelen van het vijfde evaluatierapport van de IPCC en de resultaten van de bijeenkomst van deskundigen van de IPCC inzake geo-engineering (Lima, Peru, 2011),
Gelet op resolutie A/RES/67/78 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over „Oceanen en het zeerecht”, waarin herinnerd werd aan het belang van wetenschappelijk zeeonderzoek voor het begrip en behoud van het mariene milieu en de mariene bronnen van de wereld; en gelet op resolutie 62/215 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over „Oceanen en het zeerecht”, aangenomen op 22 december 2007, waarin staten in paragraaf 98 worden aangemoedigd nader onderzoek te ondersteunen teneinde beter begrip te krijgen van oceaanbemesting met ijzer,
Herinnerend aan resolutie LC-LP.1(2008) waarin werd overeengekomen dat oceaanbemesting binnen de reikwijdte van het Verdrag van Londen en het Protocol van Londen valt;
Opnieuw wijzend op de aanhoudende zorgen over de mogelijke milieugevolgen van oceaanbemesting en gelet op de zorgen over oceaanbemesting zoals geuit door, onder andere, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling, de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit en de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO,
Herinnerend aan resolutie LC-LP.2(2010) waarin bevestigd werd dat de werkzaamheden binnen het kader van het Verdrag van Londen en het Protocol van Londen tot het instellen van een wereldwijd, transparant en effectief mechanisme voor het controleren en reguleren van oceaanbemesting en andere activiteiten die binnen de reikwijdte van het Verdrag van Londen en het Protocol van Londen vallen en die het mariene milieu mogelijk kunnen schaden, moeten worden voortgezet,
Bezorgd over de mogelijke wijdverspreide, langdurige of ernstige gevolgen voor het mariene milieu van de plaatsing van stoffen door ongereguleerde oceaanbemestingsactiviteiten en andere voorgestelde technieken op het gebied van mariene geo-engineering en vastbesloten een wetenschappelijk onderbouwd, wereldwijd, transparant en effectief mechanisme voor het controleren en reguleren van dergelijke activiteiten in het leven te roepen,
Gelet op de besluiten X/33 en XI/20 van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit waarin partijen werden uitgenodigd te waarborgen, in overeenstemming met de voorzorgsbenadering, dat er geen klimaatgerelateerde geo-engineeringsactiviteiten plaatsvinden „bij het ontbreken van wetenschappelijk gefundeerde, wereldwijde, transparante en effectieve mechanismen voor het controleren en reguleren van geo-engineering” en dat de Elfde Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit vaststelde „dat er op dit moment geen enkele geo-engineeringsmethode is die voldoet aan de basiscriteria voor effectiviteit, veiligheid en betaalbaarheid en dat methoden mogelijk moeilijk inzetbaar of beheersbaar zullen blijken”,
Benadrukkend dat oceaanbemesting en andere vormen van mariene geo-engineering niet mogen worden beschouwd als vervanging van mitigerende maatregelen om kooldioxide-emissies te verminderen,
1. Neemt, in overeenstemming met artikel 21 van het Protocol, de volgende wijzigingen van het Protocol van Londen aan, zoals vervat in de bijlage bij deze resolutie;
2. Bevestigt opnieuw dat de resoluties LC-LP.1(2008) en LC-LP.2(2010) van toepassing blijven op alle verdragsluitende partijen, hangende de inwerkingtreding van de wijzigingen van het Protocol van Londen zoals vervat in de bijlage bij deze resolutie voor de verdragsluitende partijen die deze aanvaarden;
3. Bevestigt dat het Beoordelingskader voor wetenschappelijk onderzoek naar oceaanbemesting dat in 2010 werd aangenomen door de verdragsluitende partijen bij het Verdrag van Londen en het Protocol van Londen het in bijlage 4 bedoelde relevante specifieke beoordelingskader voor oceaanbemesting is en gebruikt moet blijven worden om met de grootst mogelijke voorzichtigheid vast te stellen of een voorgestelde activiteit voor oceaanbemesting legitiem wetenschappelijk onderzoek is dat niet strijdig is met de doelstellingen van het Protocol van Londen;
4. Bevestigt opnieuw dat nieuwe en relevante wetenschappelijke informatie en kennis over oceaanbemesting en andere mariene geo-engineeringsactiviteiten door de verdragsluitende partijen bij het Protocol van Londen onverminderd bestudeerd moeten worden in de context van de wijzigingen; en
5. Besluit dat de verdragsluitende partijen bij het Protocol van Londen richtlijnen moeten blijven ontwikkelen voor het vermelden van aanvullende mariene geo-engineeringsactiviteiten1) in bijlage 4 waarbij mede een multistakeholder-aanpak wordt gehanteerd die in overeenstemming is met artikel 21;
6. Besluit tevens dat de verdragsluitende partijen bij het Protocol van Londen verder moeten werken aan het ontwikkelen van de regelingen voor het inroepen van onafhankelijk deskundig advies zoals bedoeld in paragraaf 12 van bijlage 5.
Voeg het volgende nieuwe lid toe:
„5bis. wordt onder „mariene geo-engineering” verstaan het bewust ingrijpen in het mariene milieu om natuurlijke processen te beïnvloeden, met inbegrip van het tegengaan van door de mens veroorzaakte klimaatverandering en/of de gevolgen daarvan, hetgeen mogelijk schadelijke effecten kan hebben, met name wanneer deze effecten wijdverspreid, langdurig of ernstig kunnen zijn.”
Voeg het volgende nieuwe artikel toe:
1. De verdragsluitende partijen staan de plaatsing van stoffen in de zee vanaf schepen, luchtvaartuigen, platforms of andere kunstmatige bouwwerken op zee ten behoeve van de mariene geo-engineeringsactiviteiten vermeld in bijlage 4 niet toe, tenzij in de vermelding wordt bepaald dat de activiteit of de subcategorie van een activiteit kan worden toegestaan krachtens een vergunning.
2. De verdragsluitende partijen nemen administratieve of wettelijke maatregelen aan om te waarborgen dat de verlening van vergunningen en de vergunningsvoorwaarden voldoen aan de bepalingen van bijlage 5 en er rekening is gehouden met een specifiek beoordelingskader dat is ontwikkeld voor een activiteit en aangenomen door de Vergadering van de verdragsluitende partijen. Een vergunning wordt uitsluitend verleend nadat de activiteit is beoordeeld en vastgesteld is dat vervuiling van het mariene milieu door de voorgestelde activiteit, voor zover praktisch uitvoerbaar, wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Een vergunning wordt uitsluitend verleend indien uit de beoordeling blijkt dat de activiteit niet strijdig is met de doelstellingen van het Protocol.
3. Artikel 4 is niet van toepassing op de in bijlage 4 vermelde activiteiten.”
Voeg de volgende nieuwe bijlage toe:
1 Oceaanbemesting
.1 Oceaanbemesting is een door de mens uitgevoerde activiteit met als voornaamste doel het stimuleren van primaire productiviteit in de oceanen. Onder oceaanbemesting wordt niet begrepen conventionele aquacultuur of maricultuur, of het creëren van kunstmatige riffen.
.2 Alle oceaanbemestingsactiviteiten anders dan die bedoeld in paragraaf .3 zijn niet toegestaan.
.3 Een oceaanbemestingsactiviteit wordt uitsluitend in overweging genomen voor een vergunning indien deze als legitiem wetenschappelijk onderzoek wordt aangemerkt, rekening houdend met een specifiek beoordelingskader voor plaatsingen.”
Voeg de volgende nieuwe bijlage toe:
1. Dit Beoordelingskader heeft tot doel:
.1 de in bijlage 4 vermelde plaatsingsactiviteiten te beoordelen; en
.2 de basis te vormen voor het ontwikkelen van specifieke beoordelingskaders voor de in bijlage 4 vermelde plaatsingsactiviteiten.
2. Specifieke beoordelingskaders ontwikkeld voor plaatsingsactiviteiten vermeld in bijlage 4 dienen te voldoen aan de vereisten van deze bijlage en kunnen nadere richtlijnen bieden voor het beoordelen en het verlenen van vergunningen.
3. Partijen die voldoen aan de voorwaarden van een specifiek beoordelingskader dat door de partijen is aangenomen worden geacht deze bijlage na te leven.
4. Eerst moet worden vastgesteld of de voorgestelde activiteit een activiteit is die valt onder de vermelding in bijlage 4 en kan worden toegestaan in overeenstemming met die bijlage. Voor deze vaststelling is een volledige beschrijving van de voorgestelde plaatsingsactivititeit vereist, met inbegrip van het doel en alle fases ervan. Daarnaast is een beschrijving vereist van zowel de werkmethoden tijdens de verschillende fases als van het (mogelijke) afval dat in de desbetreffende fase wordt geproduceerd.
5. Het voorstel moet aantonen dat:
– de voorgestelde activiteit een ander oogmerk heeft dan er zich enkel en alleen van te ontdoen;
– het is ontworpen om zijn doel te verwezenlijken;
– de ratio, doelen, methoden, schaal, tijdspaden en locaties alsmede de voorspelde voordelen en risico’s als duidelijke motivatie van het voorstel staan vermeld;
– er vóór aanvang van de voorgestelde activiteit voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het werkprogramma te voltooien.
6. Een gedetailleerde beschrijving en kenschetsing van de plaatsing en alle onderdelen ervan is een essentiële randvoorwaarde voor de beoordeling van de voorgestelde activiteit en vormt de basis voor een besluit de vergunning al dan niet te verlenen. Indien de voorgestelde activiteit dermate gebrekkig is gekenschetst dat een goede beoordeling niet mogelijk is, wordt er geen vergunning verleend.
7. Voor potentiële mariene geo-engineeringtechnieken kan specifiek wetenschappelijk zeeonderzoek vereist zijn teneinde, onder andere:
– de natuurlijke processen die beïnvloed zullen worden beter te begrijpen;
– hun mogelijke gevolgen voor het mariene milieu te begrijpen;
– hun mogelijke effectiviteit voor geo-engineering te begrijpen; en
– het beoordelingskader of de beoordelingskaders effectief te kunnen toepassen op voorstellen voor mariene geo-engineering.
8. Bij een dergelijke specifieke activiteit in het kader van wetenschappelijk zeeonderzoek gelden de volgende overwegingen:
– de voorgestelde activiteit is ontworpen om vragen te beantwoorden die tot uitbreiding van de wetenschappelijke kennis leiden. In de voorstellen moet melding worden gemaakt van de ratio, onderzoeksdoelen, wetenschappelijke hypotheses en methoden, schaal, tijdspaden, duur en locaties ervan en moet duidelijk gemotiveerd worden waarom de verwachte resultaten niet redelijkerwijze met andere methoden kunnen worden behaald.
– de toegepaste onderzoeksmethodologie moet geschikt zijn en gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en technologie. De beschrijving van methodologie dient gedetailleerd genoeg te zijn om een beoordeling door vakgenoten mogelijk te maken.
– de voorgestelde activiteit moet in daarvoor in aanmerking komende fases van het beoordelingsproces aan een wetenschappelijke beoordeling door vakgenoten worden onderworpen.
– economische belangen zijn niet van invloed op het ontwerp, de uitvoering en/of de resultaten van de voorgestelde activiteit. Uit het experiment of de resultaten ervan mogen geen rechtstreekse financiële en/of economische voordelen voortvloeien. Dit laat betalingen voor ondersteunende diensten bij het experiment of toekomstige financiële gevolgen van geoctrooieerde technologie onverlet.
– de voorstanders van de voorgestelde activiteit committeren zich aan het publiceren van de resultaten in wetenschappelijke publicaties van beoordelingen door vakgenoten en nemen in het voorstel een plan op om de gegevens en resultaten volgens een passend en specifiek tijdspad algemeen beschikbaar te stellen.
– vóór aanvang van de voorgestelde activiteit zijn er voldoende financiële middelen beschikbaar om het werkprogramma te voltooien.
9. De bovenstaande paragrafen 4 en 6 zijn eveneens van toepassing op wetenschappelijk zeeonderzoek.
10. Wanneer de plaatsingsactiviteit die door een verdragsluitende partij ter bestudering wordt voorgesteld effecten kan hebben in een deel van de zee waar een andere staat rechtsmacht mag uitoefenen in overeenstemming met het internationale recht of in een deel van de zee waar geen enkele staat rechtsmacht heeft, moeten de mogelijk betrokken landen en relevante regionale intergouvernementele overeenkomsten en regelingen worden geïdentificeerd en in kennis worden gesteld en moet er een plan worden ontwikkeld voor voortdurend overleg over de mogelijke gevolgen en om wetenschappelijke samenwerking aan te moedigen.
11. De verdragsluitende partijen moeten de voorstanders van vermelde activiteiten aanmoedigen vroegtijdig in overleg te treden met belanghebbenden zodat zij mogelijke problemen kunnen aanpakken alvorens voorstellen in te dienen. De verdragsluitende partijen dienen een overlegprocedure in te stellen met alle relevante nationale of internationale belanghebbenden wanneer een voorstel is ingediend. Dit overleg moet tijdens de beoordelingsprocedure plaatsvinden en voordat een definitief besluit over de vergunning wordt genomen. Gestreefd moet worden naar instemming tussen alle landen met rechtsmacht of belangen in de regio waar mogelijk gevolgen optreden, onverminderd het internationale recht. Wanneer een plaatsingsactiviteit mogelijk effecten heeft voor een gebied dat valt onder een regionale intergouvernementele overeenkomst of regeling, moet er ook overleg plaatsvinden met de relevante regionale organisatie, met het oog op het waarborgen van consistentie met van toepassing zijnde regionale doelen en vereisten.
12. De verdragsluitende partijen moeten elk advies over voorstellen voor in bijlage 4 vermelde activiteiten van onafhankelijke internationale deskundigen of een onafhankelijke internationale adviesgroep van deskundigen in overweging nemen, met name in situaties waarop paragraaf 10 van toepassing is. In dit advies zouden de wetenschappelijke, technische, maatschappelijke of economische aspecten van het voorstel aan bod kunnen komen. Het omvat, naargelang van toepassing, een beoordeling door vakgenoten van de informatie en gegevens die door de voorstanders worden geleverd ten aanzien van de wetenschappelijke en technische kwaliteit. In situaties waarin paragraaf 10 van toepassing is kunnen mogelijk betrokken landen dergelijk advies inwinnen bij onafhankelijke internationale deskundigen of een onafhankelijke internationale adviesgroep van deskundigen.
13. Voor elk van de onderdelen van de beoordeling van het onderstaande kader is vaste informatie vereist, te weten:
– Keuze van de plaatsingslocatie
– Beoordeling van de in het mariene milieu te plaatsen stoffen
– Beoordeling van de mogelijke effecten, met inbegrip van een effecthypothese
– Risicobeheersing
– Controle met inbegrip van de milieukundige nulsituatie.
14. Om de keuze van de plaatsingslocatie te kunnen beoordelen en motiveren hebben de verdragsluitende partijen, naargelang van toepassing, de volgende informatie nodig:
– de fysieke, geologische, chemische en biologische omstandigheden op de voorgestelde locatie en het gebied waar mogelijk gevolgen optreden en de onzekerheden in deze omstandigheden in verhouding tot de voorgestelde activiteit;
– de gevolgen voor de recreatieve waarde, waarden en andere gebruiken van de zee op de voorgestelde locatie en in het gebied waar mogelijk gevolgen optreden;
– mogelijke stromen van componenten die samenhangen met de activiteit in verhouding tot de in het mariene milieu reeds bestaande stromen van substanties; en
– de economische en praktische haalbaarheid.
15. Bij het kenschetsen en beoordelen van stoffen waarvan plaatsing in het mariene milieu wordt voorgesteld, met inbegrip van de componenten ervan, dient rekening te worden gehouden met het volgende, naargelang van toepassing:
.1 oorsprong, totale hoeveelheid, vorm en gemiddelde samenstelling en uiteindelijk lot;
.2 eigenschappen: fysische, chemische, biochemische en biologische;
.3 toxiciteit;
.4 persistentie: fysisch, chemisch en biologisch; en
.5 accumulatie en biologische transformatie in biologisch materiaal of sedimenten.
16. De beoordeling van de mogelijke effecten moet leiden tot de „effecthypothese”, een beknopte verklaring omtrent de verwachte gevolgen van de plaatsingsactiviteit in het gebied waar de activiteit plaatsvindt en in het gebied waar mogelijk gevolgen optreden, met inbegrip van grensoverschrijdende effecten. Deze dient als basis voor de beslissing of de voorgestelde plaatsingsactiviteit moet worden goedgekeurd, afgekeurd of dat er suggesties voor aanpassingen van de voorgestelde plaatsingsactiviteit worden gegeven en voor het bepalen van maatregelen voor risicobeheersing en mitigatie en vereisten omtrent milieucontrole.
17. Bij het beoordelen van de mogelijke effecten moet informatie worden opgenomen over de kenmerken van de voorgestelde plaatsingsactiviteit, de omstandigheden op de voorgestelde plaatsingslocatie(s), relevante stromen en voorgestelde constructietechnieken. Bij de beoordeling moeten de mogelijke effecten voor de gezondheid van de mens, voor de structuur van het mariene ecosysteem en de dynamiek, met inbegrip van de gevoeligheid van soorten, populaties, gemeenschappen, habitats en processen, recreatieve waarde en andere legitieme gebruiken van de zee worden vermeld. Bij de beoordeling moeten de aard, de tijd- en ruimtelijke gegevens en de duur van de te verwachten gevolgen worden omschreven, gebaseerd op tamelijk voorzichtige aannames.
18. De voorgestelde plaatsingsactiviteit moet worden geanalyseerd in het licht van een beoordeling van de volgende belangen: risico’s voor de gezondheid van de mens, kosten voor het milieu, gevaren (met inbegrip van ongevallen), economische aspecten en uitsluiting van toekomstig gebruik. Cumulatieve gevolgen van herhaalde activiteiten of van andere activiteiten kunnen eveneens relevante overwegingen zijn. Indien uit deze beoordeling blijkt dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om de voor de hand liggende effecten van de voorgestelde plaatsingsactiviteit vast te stellen, wordt deze activiteit niet verder bestudeerd.
19. Elke beoordeling van de mogelijke effecten moet worden afgesloten met een verklaring waarin de beslissing om een voorgestelde plaatsingsactiviteit goed te keuren, af te keuren of aanpassingen van een voorgestelde plaatsingsactiviteit voor te stellen, wordt gemotiveerd.
20. Risicobeheersingsprocedures zijn noodzakelijk om te waarborgen dat, voor zover praktisch uitvoerbaar, milieurisico’s zo klein mogelijk zijn, onder andere door mitigatie- en rampenplannen, en de voordelen zo groot mogelijk en dat er een voorzorgsbenadering wordt gehanteerd.
21. Strategieën om risico’s te beheersen of te beperken moeten toegesneden zijn op de mogelijke risico’s. Zij kunnen door een verdragsluitende partij als aanvullende voorwaarden worden opgelegd of als intrinsiek onderdeel in het voorstel worden opgenomen. De strategieën kunnen beperkingen qua tijd, ruimte of operationele aspecten omvatten.
22. Voorts moeten rampenplannen bestudeerd worden die voorzien in het optreden ten behoeve van de controle in gevallen waarin de effecthypothese onjuist blijkt te zijn. Dit kan het staken van de plaatsingsactiviteiten omvatten.
23. Een goed ontworpen controleregime is noodzakelijk en moet toegesneden zijn op de gevolgen op de korte en lange termijn waarbij mogelijk vastgesteld wordt of het doel ervan is verwezenlijkt met de activiteit.
24. Controle heeft als doel te verifiëren of aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder de vergunning is verleend (controle op de naleving), en om na te gaan of de aannames die golden ten tijde van de beoordeling van de vergunning en gedurende de keuze van de locatie juist waren en voldoende om het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen (controle in het veld). Het is essentieel dat deze controleprogramma’s duidelijk omschreven doelen bevatten. Het type, de frequentie en de omvang van de controle hangen af van de effecthypothese en de voorspelde lokale en regionale gevolgen.
25. Controle wordt ook gebruikt om het gebied waar gevolgen optreden te bepalen en vast te stellen of de veranderingen binnen de voorspelde bandbreedte blijven. Zowel het vaststellen van de milieukundige nulsituatie voorafgaand aan de plaatsingsactiviteit als het controleren van de controlelocaties zijn essentieel voor voortdurende controle en het waarnemen van gevolgen die groter zijn dan voorspeld.
26. Een besluit een vergunning te verlenen mag alleen worden genomen indien:
.1 de beoordeling naar tevredenheid is afgerond en laat zien dat de voorgestelde activiteit een activiteit is die valt onder de vermelding in bijlage 4 en in overeenstemming met die bijlage kan worden toegestaan;
.2 de activiteit is ontworpen om aan haar doel te voldoen. Aangetoond moet worden dat er voor de voorgestelde activiteit vóór aanvang voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het werkprogramma te voltooien, met inbegrip van vergunningsvoorwaarden waarvoor bijvoorbeeld mitigatie, rampenplannen en controle vereist zijn;
.3 alle evaluaties van de gevolgen naar tevredenheid zijn afgerond;
.4 alle vereisten voor risicobeheer en controle zijn vastgesteld;
.5 de voorwaarden aanwezig zijn om te waarborgen dat, voor zover praktisch uitvoerbaar, verstoring van en schade aan het milieu zo klein mogelijk en de voordelen zo groot mogelijk worden;
.6 aan de vereisten voor overleg is voldaan in overeenstemming met de paragrafen 10, 11 en 12;
.7 vastgesteld is dat verontreiniging van het mariene milieu als gevolg van de voorgestelde activiteit, voor zover praktisch uitvoerbaar, voorkomen wordt of tot een minimum beperkt blijft, en derhalve niet strijdig is met de doelstellingen van het Protocol.
27. Wanneer er geen adequate informatie beschikbaar is voor de vaststellingen ingevolge paragraaf 26, verzoekt de vergunningverlenende autoriteit om aanvullende informatie alvorens een besluit te nemen of verleent zij geen vergunning.
28. De vergunningsvoorwaarden moeten, voor zover praktisch uitvoerbaar, waarborgen dat risico’s voor de menselijke gezondheid en het mariene milieu worden voorkomen en dat verstoring van en schade aan het milieu zo klein mogelijk en de voordelen zo groot mogelijk zijn. Een verleende vergunning moet voorwaarden bevatten waarin onder andere het volgende wordt gespecificeerd:
.1 de soorten en de oorsprong van de te plaatsen stoffen;
.2 de ligging van de plaatsingslocatie(s);
.3 de methoden die worden gebruikt bij de plaatsingsactiviteit;
.4 vereisten voor risicobeheersing, controle en verslaglegging; en
.5 verwijdering en/of het zich ontdoen van/hergebruik/recycling van bestanddelen, naargelang van toepassing, aan het einde van een plaatsingsactiviteit.
29. Vergunningen moeten regelmatig opnieuw worden beoordeeld, rekening houdend met de resultaten van de controle, de doelstellingen van de controleprogramma’s en relevant onderzoek. Aan de hand van de beoordeling van de resultaten van de controles kan worden bepaald of de programma’s in het veld moeten worden voortgezet, gewijzigd of beëindigd opdat gegronde beslissingen kunnen worden genomen met betrekking tot de verlenging, wijziging of intrekking van vergunningen. Controle vormt een belangrijk mechanisme voor de terugkoppeling van informatie voor toekomstige beslissingen tot het verlenen van vergunningen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het mariene milieu.
De volgende wijzigingen vloeien voort uit het bovenstaande:
Artikel 1.9 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
wordt onder „vergunning” verstaan de toestemming die van tevoren wordt verleend overeenkomstig de desbetreffende maatregelen aangenomen ingevolge artikel 4, eerste lid, onder 2, artikel 6bis of artikel 8, tweede lid;
Artikel 3.1 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„Bij het ten uitvoer brengen van dit Protocol hanteren de verdragsluitende partijen een voorzorgsbenadering met betrekking tot de bescherming van het milieu tegen het storten van afval of andere stoffen of tegen de plaatsing van stoffen ten behoeve van mariene geo-engineeringsactiviteiten die in aanmerking kunnen komen voor een vergunning in overeenstemming met bijlage 4”.
Artikel 9.1.2 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„het bijhouden van lijsten, waarop de aard en de hoeveelheden van alle afval of andere stoffen waarvoor vergunningen zijn verleend, en waar praktisch uitvoerbaar de daadwerkelijk gestorte of in overeenstemming met artikel 6bis geplaatste hoeveelheden, alsmede de locatie, de datum en de wijze van storten of plaatsen worden vermeld; en”
Artikel 9.2 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„De bevoegde autoriteit of autoriteiten van een verdragsluitende partij verlenen vergunningen in overeenstemming met dit Protocol voor afval of andere te storten stoffen, of, zoals bepaald in artikel 6bis, te plaatsen stoffen, of, zoals bepaald in artikel 8, tweede lid, voor verbranding op zee:”
Artikel 9.3 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„Bij het verlenen van vergunningen handelt de bevoegde autoriteit of handelen de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de eisen van de artikelen 4 en 6bis en overeenkomstig de aanvullende criteria, maatregelen en voorwaarden die zij ter zake dienende acht, respectievelijk achten.”
Artikel 10.1.2 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„schepen en luchtvaartuigen die op haar grondgebied afval of andere stoffen laden die in zee gestort of op zee verbrand moeten worden of die in zee geplaatst moeten worden in overeenstemming met artikel 6bis; en
Artikel 10.1.3 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„schepen, luchtvaartuigen en platforms of andere kunstmatige bouwwerken waarvan wordt aangenomen dat zij in of op zee betrokken zijn bij storting, verbranding of plaatsing in overeenstemming met artikel 6bis in gebieden waarin zij in overeenstemming met het internationale recht bevoegd is rechtsmacht uit te oefenen.”
Artikel 13.1 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„Door middel van samenwerking binnen de Organisatie en in coördinatie met andere bevoegde internationale organisaties bevorderen de verdragsluitende partijen bilaterale en multilaterale bijstand ter voorkoming, vermindering en, waar praktisch uitvoerbaar, beëindiging van verontreiniging veroorzaakt door het storten of plaatsen van stoffen voor mariene geo-engineeringactiviteiten, zoals bepaald in dit Protocol, aan die verdragsluitende partijen die daarom verzoeken voor:”
Artikel 18.1 van het Protocol wordt als volgt gewijzigd:
„Tijdens Vergaderingen of Bijzondere Vergaderingen wordt de uitvoering van dit Protocol door de verdragsluitende partijen voortdurend getoetst en de doeltreffendheid ervan geëvalueerd teneinde de middelen vast te stellen om maatregelen aan te scherpen, indien nodig, ter voorkoming, vermindering en, voor zover praktisch uitvoerbaar, beëindiging van verontreiniging veroorzaakt door het storten in, verbranding op of plaatsen in overeenstemming met artikel 6bis in zee van afval of andere stoffen. Hiertoe kunnen de verdragsluitende partijen tijdens hun Vergaderingen of Bijzondere Vergaderingen met name:”
Zie Trb. 2008, 200, Trb. 2011, 72 en Trb. 2014, 46.
Zie rubriek E van Trb. 1998, 134 en Trb. 2011, 72 en rubriek F van Trb. 2000, 27.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Angola |
04-10-01 |
T |
24-03-06 |
|||
Argentinië |
06-11-97 |
|||||
Australië |
25-03-98 |
04-12-00 |
R |
24-03-06 |
||
Barbados |
25-07-06 |
T |
24-08-06 |
|||
België |
27-03-98 |
13-02-06 |
R |
24-03-06 |
||
Brazilië |
05-02-98 |
|||||
Bulgarije |
25-01-06 |
T |
24-03-06 |
|||
Canada |
15-05-00 |
T |
24-03-06 |
|||
Chili |
26-09-11 |
T |
26-10-11 |
|||
China |
23-03-98 |
29-09-06 |
R |
29-10-06 |
||
Congo, Republiek |
19-05-14 |
T |
18-06-14 |
|||
Denemarken |
17-04-97 |
O |
24-03-06 |
|||
Duitsland |
11-09-97 |
16-10-98 |
R |
24-03-06 |
||
Egypte |
20-05-04 |
T |
24-03-06 |
|||
Estland |
10-07-13 |
T |
09-08-13 |
|||
Filipijnen |
09-05-12 |
T |
08-06-12 |
|||
Finland |
31-03-98 |
|||||
Frankrijk |
07-01-04 |
T |
24-03-06 |
|||
Georgië |
18-04-00 |
T |
24-03-06 |
|||
Ghana |
02-06-10 |
T |
02-07-10 |
|||
Ierland |
26-04-01 |
T |
24-03-06 |
|||
IJsland |
31-03-98 |
21-05-03 |
R |
24-03-06 |
||
Italië |
13-10-06 |
T |
12-11-06 |
|||
Japan |
02-10-07 |
T |
01-11-07 |
|||
Jemen |
24-01-11 |
T |
23-02-11 |
|||
Kenia |
14-01-08 |
T |
13-02-08 |
|||
Luxemburg |
21-11-05 |
T |
24-03-06 |
|||
Marokko |
11-12-97 |
|||||
Marshalleilanden |
09-05-08 |
T |
08-06-08 |
|||
Mexico |
22-02-06 |
T |
24-03-06 |
|||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
27-03-98 |
|||||
– Nederland: |
||||||
– in Europa |
24-09-08 |
R |
24-10-08 |
|||
– Bonaire |
08-10-10 |
R |
10-10-10 |
|||
– Sint Eustatius |
08-10-10 |
R |
10-10-10 |
|||
– Saba |
08-10-10 |
R |
10-10-10 |
|||
– Aruba |
– |
– |
||||
– Curaçao |
– |
– |
||||
– Sint Maarten |
– |
– |
||||
Nieuw-Zeeland |
08-12-97 |
30-07-01 |
R |
24-03-06 |
||
Nigeria |
01-10-10 |
T |
31-10-10 |
|||
Noorwegen |
30-03-98 |
16-12-99 |
R |
24-03-06 |
||
Saint Kitts en Nevis |
07-10-04 |
T |
24-03-06 |
|||
Saudi-Arabië |
02-02-06 |
T |
24-03-06 |
|||
Sierra Leone |
10-03-08 |
T |
09-04-08 |
|||
Slovenië |
03-03-06 |
T |
02-04-06 |
|||
Spanje |
30-03-98 |
24-03-99 |
R |
24-03-06 |
||
Suriname |
11-02-07 |
T |
13-03-07 |
|||
Tonga |
18-09-03 |
T |
24-03-06 |
|||
Trinidad en Tobago |
06-03-00 |
T |
24-03-06 |
|||
Uruguay |
17-12-13 |
T |
16-01-14 |
|||
Vanuatu |
18-02-99 |
T |
24-03-06 |
|||
Verenigd Koninkrijk |
22-09-97 |
15-12-98 |
R |
24-03-06 |
||
Verenigde Staten van Amerika |
31-03-98 |
|||||
Zuid-Afrika |
23-12-98 |
T |
24-03-06 |
|||
Zuid-Korea |
22-01-09 |
T |
21-02-09 |
|||
Zweden |
09-09-97 |
16-10-00 |
R |
24-03-06 |
||
Zwitserland |
30-03-98 |
08-09-00 |
R |
24-03-06 |
||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
Uitgebreid tot |
In werking |
Buiten werking |
---|---|---|
Hongkong SAR |
29-10-2006 |
Uitgebreid tot |
In werking |
Buiten werking |
---|---|---|
Groenland |
24-03-2006 |
Uitgebreid tot |
In werking |
Buiten werking |
---|---|---|
Bermuda |
24-03-2006 |
|
Britse Maagdeneilanden |
24-03-2006 |
|
Caymaneilanden |
24-03-2006 |
|
Falklandeilanden |
24-03-2006 |
|
Guernsey |
24-03-2006 |
|
Jersey |
24-03-2006 |
|
Man |
24-03-2006 |
|
Montserrat |
24-03-2006 |
|
Sint-Helena, Ascension en Tristan da Cunha |
24-03-2006 |
|
Zuid-Georgië en de Zuidelijke Sandwicheilanden |
24-03-2006 |
China, 29 september 2006
1. With regard to Article 16.2 and 16.5 of the Protocol, if the People's Republic of China becomes a party to a dispute concerning the interpretation and application of the Protocol, including the interpretation and application of Article 3.1 and 3.2, the Arbitral Procedure set forth in Annex 3 of the Protocol shall only be applied with written consent of the Government of the People's Republic of China.
2. Unless otherwise notified by the Government of the People's Republic of China, the Protocol shall not apply to the Macau Special Administrative Region of the People's Republic of China.
Denemarken, 17 april 1997
With the qualification that the Protocol will not apply to the Faroe […] pending a further decision.
Estland, 10 juli 2013
For the settlement of a dispute regarding the interpretation or application of article 3.1 or 3.2, the consent of the Republic of Estonia shall be required before the dispute may be settled by means of the Arbitral Procedure set forth in Annex 3.
Nieuw-Zeeland, 30 juli 2001
That, consistent with the constitutional status of Tokelau and taking into account the commitment of the Government of New Zealand to the development of self-government for Tokelau through an act of self-determination under the Charter of the United Nations, this ratification shall not extend to Tokelau unless and until a Declaration to this effect is lodged by the Government of New Zealand with the Depository on the basis of appropriate consultation with that territory.
Noorwegen, 16 december 1999
1. In accordance with Article 10, paragraph 5 of the Protocol, the Kingdom of Norway hereby declares that it will apply the provisions of this Protocol to such Norwegian vessels and aircraft as are referred to in paragraph 4.
2. In accordance with Article 16, paragraph 5 of the Protocol, the Kingdom of Norway hereby notifies the Secretary-General that, when the Kingdom of Norway is a party to a dispute about the interpretation or application of Article 3.1 or 3.2, its consent will be required before the dispute may be settled by means of the Arbitral Procedure set forth in Annex 3.
Zuid-Korea, 22 januari 2009
The Republic of Korea accepts the prohibition of the dumping of any wastes or other matter as set out in Article 4.1.1 of the 1996 London Protocol to the 1972 London Convention and the exceptions thereto as listed in Annex 1 to the Protocol, with the exception of bauxite residues for which it will be necessary to retain the option of dumping at sea until 31 December 2015, as set out in the Marine Environment Management Act of the Republic of Korea.
Under no circumstances will the Government of the Republic of Korea permit the dumping at sea of bauxite residues beyond 31 December 2015.
The Government of the Republic of Korea will make every effort to phase out the dumping at sea of bauxite residues before 31 December 2015, as and when alternatives to dumping of these wastes become available.
The Government of the Republic of Korea will monitor the impact of dumping bauxite residues at sea to ensure that this practice is environmentally acceptable and report the outcome of these monitoring activities to future meetings of the 1996 London Protocol.
Zweden, 16 oktober 2000
Referring to paragraphs 10.4 and 5 of the Protocol, Sweden shall apply the provisions of this Protocol to its vessels and aircraft referred to in paragraph 10.4, recognizing that only Sweden may enforce those provisions against such vessels.
Zie Trb. 2008, 200, Trb. 2011, 72, Trb. 2012, 203 en Trb. 2014, 46.
Zie Trb. 1998, 134, Trb. 2008, 200, Trb. 2011, 72, Trb. 2012, 203 en Trb. 2014, 46.
Titel |
: |
Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Laatste Trb. |
: |
Uitgegeven de zesde augustus 2014.
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS
Zie ook de verklarende tekst in het Rapport van de Vergadering van de verdragsluitende partijen, paragraaf 4.12.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2014-144.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.