64 (1997) Nr. 9

A. TITEL

Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol daarbij van 1978;

(met Bijlage)

Londen, 26 september 1997

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Protocol, met Bijlage, zijn geplaatst in Trb. 1999, 169.

Voor de Engelse tekst van resolutie MEPC.132(53) van 22 juli 2005 zie Trb. 2006, 80 en voor correcties in die tekst Trb. 2010, 19.

Voor de Engelse tekst van resolutie MEPC.176(58) van 10 oktober 2008 zie Trb. 2010, 19.

Voor de Engelse tekst van resoluties MEPC.190(60) van 26 maart 2010 en MEPC.194(61) van 1 oktober 2010 zie Trb. 2011, 44 en voor een correctie in die tekst Trb. 2012, 20.

Voor de Engelse tekst van resoluties MEPC.202(62) en MEPC.203(62) van 15 juli 2011 zie eveneens Trb. 2012, 20.


Op 2 maart 2012 heeft de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, juncto artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Verdrag, juncto artikel 4 van het Protocol van 1997, resolutie MEPC.217(63) aangenomen onder meer houdende wijzigingen van de Bijlage bij dit Protocol. De Engelse1) tekst van de resolutie luidt als volgt:

Resolution MEPC.217(63)
Adopted on 2 March 2012

Amendments to the Annex of the Protocol of 1997 to amend the International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, as modified by the Protocol of 1978 relating thereto

(Regional arrangements for port reception facilities under MARPOL Annex VI and Certification of marine diesel engines fitted with Selective Catalytic Reduction systems under the NOx Technical Code 2008)

The Marine Environment Protection Committee,

Recalling Article 38(a) of the Convention on the International Maritime Organization concerning the functions of the Marine Environment Protection Committee conferred upon it by international conventions for the prevention and control of marine pollution,

Noting article 16 of the International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973 (hereinafter referred to as the “1973 Convention”), article VI of the Protocol of 1978 relating to the International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973 (hereinafter referred to as the “1978 Protocol”) and article 4 of the Protocol of 1997 to amend the International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, as modified by the Protocol of 1978 relating thereto (hereinafter referred to as the “1997 Protocol”), which together specify the amendment procedure of the 1997 Protocol and confer upon the appropriate body of the Organization the function of considering and adopting amendments to the 1973 Convention, as modified by the 1978 and 1997 Protocols,

Noting that, by the 1997 Protocol, Annex VI entitled Regulations for the Prevention of Air Pollution from Ships was added to the 1973 Convention (hereinafter referred to as “Annex VI”),

Noting further regulation 13 of MARPOL Annex VI which makes the Technical Code on Control of Emission of Nitrogen Oxides from Marine Diesel Engines (NOx Technical Code) mandatory under that Annex,

Noting also that both the revised Annex VI adopted by resolution MEPC.176(58) and the NOx Technical Code 2008 adopted by resolution MEPC.177(58) entered into force on 1 July 2010,

Having considered draft amendments to the revised Annex VI and the NOx Technical Code 2008,

  • 1. Adopts, in accordance with article 16(2)(d) of the 1973 Convention, the amendments to Annex VI and the NOx Technical Code 2008, the text of which is set out in thet annex to the present resolution;

  • 2. Determines, in accordance with article 16(2)(f)(iii) of the 1973 Convention, that the amendments shall be deemed to have been accepted on 1 February 2013, unless prior to that date, not less than one third of the Parties or Parties the combined merchant fleets of which constitute not less than 50 per cent of the gross tonnage of the world's merchant fleet, have communicated to the Organization their objection to the amendments;

  • 3. Invites the Parties to note that, in accordance with article 16(2)(g)(ii) of the 1973 Convention, the said amendments shall enter into force on 1 August 2013 upon their acceptance in accordance with paragraph 2 above;

  • 4. Requests the Secretary-General, in conformity with article 16(2)(e) of the 1973 Convention, to transmit to all Parties to the 1973 Convention, as modified by the 1978 and 1997 Protocols, certified copies of the present resolution and the text of the amendments contained in the annex;

  • 5. Requests further the Secretary-General to transmit to the Members of the Organization which are not Parties to the 1973 Convention, as modified by the 1978 and 1997 Protocols, copies of the present resolution and its annex.


Annex
Amendments to MARPOL Annex VI and the NOX Technical Code 2008

Amendments to MARPOL Annex VI

  • 1. New paragraph 1bis is added to regulation 17:

    • 1bis Small Island Developing States may satisfy the requirements in paragraph 1 of this regulation through regional arrangements when, because of those States' unique circumstances, such arrangements are the only practical means to satisfy these requirements. Parties participating in a regional arrangement shall develop a Regional Reception Facilities Plan, taking into account the guidelines developed by the Organization.

      The Government of each Party participating in the arrangement shall consult with the Organization for circulation to the Parties of the present Convention:

      • .1. how the Regional Reception Facilities Plan takes into account the Guidelines;

      • .2. particulars of the identified Regional Ships Waste Reception Centres; and

      • .3. particulars of those ports with only limited facilities.


NOx Technische Code

Zie rubriek J van Trb. 2005, 30 en rubriek B van Trb. 2006, 80, Trb. 2007, 29 en Trb. 2010, 19.

Op 2 maart 2012 heeft de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, juncto artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Verdrag, juncto artikel 4 van het Protocol van 1997, resolutie MEPC.217(63) aangenomen onder meer houdende wijzigingen van de NOx Technische Code.1)

C. VERTALING

Zie Trb. 2002, 192, Trb. 2007, 29, Trb. 2010, 19 en Trb. 2012, 20.


De vertalingen van resoluties MEPC.202(62) en MEPC.203(62) van 15 juli 2011 luiden als volgt:

Resolutie MEPC.202(62)
Aangenomen op 15 juli 2011

Wijzigingen van de Bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij

(Aanwijzing van de Caribische Zee van de Verenigde Staten als gebied voor emissiebeheersing en vrijstelling voor bepaalde schepen die varen in het Noord-Amerikaanse gebied voor emissiebeheersing en in het Caribische Zeegebied van de Verenigde Staten voor emissiebeheersing uit hoofde van de voorschriften 13 en 14 en Aanhangsel VII van MARPOL Bijlage VI)

De Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu,

In herinnering brengend artikel 38, onderdeel a, van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie inzake de taken die aan de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu (de Commissie) zijn opgedragen bij internationale verdragen ter voorkoming en beperking van verontreiniging van de zee,

Gelet op artikel 16 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (hierna te noemen het „Verdrag van 1973”), op artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (hierna te noemen het „Protocol van 1978”) en op artikel 4 van het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol daarbij van 1978 (hierna te noemen het „Protocol van 1997”), die tezamen de procedure aangeven voor wijziging van het Protocol van 1997 en aan het bevoegde orgaan van de Organisatie de taak opdragen de wijzigingen van het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 en bij het Protocol van 1997, te bestuderen en aan te nemen,

Tevens gelet op het feit dat bij het Protocol van 1997, Bijlage VI getiteld Voorschriften voor de voorkoming van luchtverontreiniging door schepen aan het Verdrag van 1973 is toegevoegd (hierna te noemen „Bijlage VI”),

Voorts gelet op het feit dat de herziene Bijlage VI is aangenomen bij resolutie MEPC.176(58) en op 1 juli 2010 in werking is getreden,

Na bestudering van de ontwerpwijzigingen van de herziene Bijlage VI,

  • 1. Neemt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel d, van het Verdrag van 1973, de wijzigingen van Bijlage VI aan. De tekst van deze wijzigingen is vervat in de bijlage bij deze resolutie;

  • 2. Bepaalt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, van het Verdrag van 1973, dat de wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 1 juli 2012, tenzij voorafgaand aan die datum ten minste een derde van de partijen, dan wel de partijen waarvan de koopvaardijvloten tezamen ten minste vijftig procent vormen van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot, bij de Organisatie bezwaar hebben aangetekend tegen de wijzigingen;

  • 3. Nodigt de partijen uit kennis te nemen van het feit dat de wijzigingen, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, van het Verdrag van 1973, in werking treden op 1 januari 2013 na hun aanvaarding in overeenstemming met het tweede lid hierboven;

  • 4. Verzoekt de Secretaris-Generaal, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel e, van het Verdrag van 1973, aan alle partijen bij het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 en het Protocol van 1997, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze resolutie en van de in de bijlage vervatte tekst van de wijzigingen te doen toekomen;

  • 5. Verzoekt de Secretaris-Generaal voorts afschriften van deze resolutie en de bijlage daarbij te doen toekomen aan de leden van de Organisatie die geen partij zijn bij het Verdrag van 1973, als gewijzigd bij het Protocol van 1978 en het Protocol van 1997.


Bijlage
Wijzigingen van de voorschriften 13 en 14 en van Aanhangsel VII van de herziene MARPOL Bijlage VI

  • 1. Paragraaf 6 van voorschrift 13 wordt vervangen door:

    • „6. Voor de toepassing van dit voorschrift omvatten de gebieden voor emissiebeheersing:

      • .1. het Noord-Amerikaanse gebied, waaronder wordt verstaan het gebied aangegeven met de coördinaten vervat in Aanhangsel VII bij deze Bijlage; en

      • .2. het Noord-Amerikaanse Caribische Zeegebied, waaronder wordt verstaan het gebied aangegeven met de coördinaten vervat in Aanhangsel VII bij deze Bijlage; en

      • .3. elk ander zeegebied, met inbegrip van elk havengebied, dat door de Organisatie is aangewezen in overeenstemming met de criteria en procedures vervat in Aanhangsel III bij deze Bijlage.”

  • 2. Paragraaf 7.3 van voorschrift 13 wordt als volgt gewijzigd:

    • „7.3. Ten aanzien van scheepsdieselmotoren met een vermogen van meer dan 5000 kW en een cilinderinhoud van 90 liter of meer geïnstalleerd op schepen gebouwd op of na 1 januari 1990 maar vóór 1 januari 2000 dient op het Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging voor scheepsdieselmotoren waarop paragraaf 7.1 van dit voorschrift van toepassing is te worden aangegeven dat hetzij een goedgekeurde methode is toegepast ingevolge paragraaf 7.1.1 van dit voorschrift, hetzij dat de motor is gecertificeerd ingevolge paragraaf 7.1.2 van dit voorschrift, hetzij dat een goedgekeurde methode nog niet bestaat, hetzij dat deze nog niet op de markt verkrijgbaar is zoals omschreven in paragraaf 7.2 van dit voorschrift.”

  • 3. Paragraaf 3 van voorschrift 14 wordt vervangen door:

    • „3. Voor de toepassing van dit voorschrift omvatten de gebieden voor emissiebeheersing:

    • .1. het Baltische Zeegebied zoals omschreven in voorschrift 1.11.2 van Bijlage I en het Noordzeegebied zoals omschreven in voorschrift 1.12.6 van Bijlage V;

    • .2. het Noord-Amerikaanse gebied zoals aangegeven met de coördinaten vervat in Aanhangsel VII bij deze Bijlage;

    • .3. het Caribische Zeegebied van de Verenigde Staten zoals aangegeven met de coördinaten vervat in Aanhangsel VII bij deze Bijlage; en

    • .4. elk ander zeegebied, met inbegrip van elk havengebied, dat door de Organisatie is aangewezen in overeenstemming met de criteria en procedures vervat in Aanhangsel III bij deze Bijlage.”

  • 4. De volgende nieuwe subparagraaf .4 wordt toegevoegd aan paragraaf 4 van voorschrift 14:

    • „.4. Vóór 1 januari 2020 is het zwavelgehalte van brandstofolie zoals bedoeld in paragraaf 4 van dit voorschrift niet van toepassing op schepen die varen in het Noord-Amerikaanse gebied of in het Caribische Zeegebied van de Verenigde Staten zoals omschreven in paragraaf 3, die gebouwd zijn op of vóór 1 augustus 2011 en die aangedreven worden door ketels voor de voortstuwing die oorspronkelijk niet ontworpen zijn om op destillaat-scheepsbrandstof of aardgas te blijven doorvaren.”

  • 5. Paragraaf 7 van voorschrift 14 wordt vervangen door:

    • „7. Gedurende de eerste twaalf maanden onmiddellijk na de inwerkingtreding van een wijziging waarbij een specifiek gebied voor emissiebeheersing ingevolge paragraaf 3 van dit voorschrift wordt aangewezen, zijn schepen die in dat gebied voor emissiebeheersing varen vrijgesteld van de vereisten van de paragrafen 4 en 6 van dit voorschrift alsmede van de vereisten van paragraaf 5 van dit voorschrift voor zover zij betrekking hebben op paragraaf 4 van dit voorschrift.1)

  • 6. Aanhangsel VII wordt als volgt gewijzigd:

„Aanhangsel VII
Gebieden voor emissiebeheersing

(Voorschriften 13.6 en 14.3)

  • .1. De grenzen van de gebieden voor emissiebeheersing die zijn aangewezen ingevolge de voorschriften 13.6 en 14.3, anders dan de Baltische Zee en de Noordzeegebieden, zijn vervat in dit Aanhangsel.

  • .2. (Bestaande tekst voor het Noord-Amerikaanse gebied).

  • .3. Het Caribische Zeegebied van de Verenigde Staten omvat:

    • .1. het zeegebied ter hoogte van de Atlantische en Caribische kusten van het Gemenebest Puerto Rico en de Maagdeneilanden van de Verenigde Staten dat ligt binnen de geodetische lijnen die de volgende coördinaten verbinden:

      PUNT

      BREEDTEGRAAD

      LENGTEGRAAD

      1

      17º 18’ 37” Noorderbreedte

      67º 32’ 14” Westerlengte

      2

      19º 11’ 14” Noorderbreedte

      67º 26’ 45” Westerlengte

      3

      19º 30’ 28” Noorderbreedte

      65º 16’ 48” Westerlengte

      4

      19º 12’ 25” Noorderbreedte

      65º 6’ 8” Westerlengte

      5

      18º 45’ 13” Noorderbreedte

      65º 0’ 22” Westerlengte

      6

      18º 41’ 14” Noorderbreedte

      64º 59’ 33” Westerlengte

      7

      18º 29’ 22” Noorderbreedte

      64º 53’ 51” Westerlengte

      8

      18º 27’ 35” Noorderbreedte

      64º 53’ 22” Westerlengte

      9

      18º 25’ 21” Noorderbreedte

      64º 52’ 39” Westerlengte

      10

      18º 24’ 30” Noorderbreedte

      64º 52’ 19” Westerlengte

      11

      18º 23’ 51” Noorderbreedte

      64º 51’ 50” Westerlengte

      12

      18º 23’ 42” Noorderbreedte

      64º 51’ 23” Westerlengte

      13

      18º 23’ 36” Noorderbreedte

      64º 50’ 17” Westerlengte

      14

      18º 23’ 48” Noorderbreedte

      64º 49’ 41” Westerlengte

      15

      18º 24’ 11” Noorderbreedte

      64º 49’ 0” Westerlengte

      16

      18º 24’ 28” Noorderbreedte

      64º 47’ 57” Westerlengte

      17

      18º 24’ 18” Noorderbreedte

      64º 47’ 1” Westerlengte

      18

      18º 23’ 13” Noorderbreedte

      64º 46’ 37” Westerlengte

      19

      18º 22’ 37” Noorderbreedte

      64º 45’ 20” Westerlengte

      20

      18º 22’ 39” Noorderbreedte

      64º 44’ 42” Westerlengte

      21

      18º 22’ 42” Noorderbreedte

      64º 44’ 36” Westerlengte

      22

      18º 22’ 37” Noorderbreedte

      64º 44’ 24” Westerlengte

      23

      18º 22’ 39” Noorderbreedte

      64º 43’ 42” Westerlengte

      24

      18º 22’ 30” Noorderbreedte

      64º 43’ 36” Westerlengte

      25

      18º 22’ 25” Noorderbreedte

      64º 42’ 58” Westerlengte

      26

      18º 22’ 26” Noorderbreedte

      64º 42’ 28” Westerlengte

      27

      18º 22’ 15” Noorderbreedte

      64º 42’ 3” Westerlengte

      28

      18º 22’ 22” Noorderbreedte

      64º 38’ 23” Westerlengte

      29

      18º 21’ 57” Noorderbreedte

      64º 40’ 60” Westerlengte

      30

      18º 21’ 51” Noorderbreedte

      64º 40’ 15” Westerlengte

      31

      18º 21’ 22” Noorderbreedte

      64º 38’ 16” Westerlengte

      32

      18º 20’ 39” Noorderbreedte

      64º 38’ 33” Westerlengte

      33

      18º 19’ 15” Noorderbreedte

      64º 38’ 14” Westerlengte

      34

      18º 19’ 7” Noorderbreedte

      64º 38’ 16” Westerlengte

      35

      18º 17’ 23” Noorderbreedte

      64º 39’ 38” Westerlengte

      36

      18º 16’ 43” Noorderbreedte

      64º 39’ 41” Westerlengte

      37

      18º 11’ 33” Noorderbreedte

      64º 38’ 58” Westerlengte

      38

      18º 3’ 2” Noorderbreedte

      64º 38’ 3” Westerlengte

      39

      18º 2’ 56” Noorderbreedte

      64º 29’ 35” Westerlengte

      40

      18º 2’ 51” Noorderbreedte

      64º 27’ 2” Westerlengte

      41

      18º 2’ 30” Noorderbreedte

      64º 21’ 8” Westerlengte

      42

      18º 2’ 31” Noorderbreedte

      64º 20’ 8” Westerlengte

      43

      18º 2’ 3” Noorderbreedte

      64º 15’ 57” Westerlengte

      44

      18º 0’ 12” Noorderbreedte

      64º 2’ 29” Westerlengte

      45

      17º 59’ 58” Noorderbreedte

      64º 1’ 4” Westerlengte

      46

      17º 58’ 47” Noorderbreedte

      63º 57’ 1” Westerlengte

      47

      17º 57’ 51” Noorderbreedte

      63º 53’ 54” Westerlengte

      48

      17º 56’ 38” Noorderbreedte

      63º 53’ 21” Westerlengte

      49

      17º 39’ 40” Noorderbreedte

      63º 54’ 53” Westerlengte

      50

      17º 37’ 8” Noorderbreedte

      63º 55’ 10” Westerlengte

      51

      17º 30’ 21” Noorderbreedte

      63º 55’ 56” Westerlengte

      52

      17º 11’ 36” Noorderbreedte

      63º 57’ 57” Westerlengte

      53

      17º 4’ 60” Noorderbreedte

      63º 58’ 41” Westerlengte

      54

      16º 59’ 49” Noorderbreedte

      63º 59’ 18” Westerlengte

      55

      17º 18’ 37” Noorderbreedte

      67º 32’ 14” Westerlengte


Resolutie MEPC.203(62)
Aangenomen op 15 juli 2011

Wijzigingen van de Bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij

(Opname van voorschriften inzake energie-efficiëntie voor schepen in MARPOL Bijlage VI)

De Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu,

In herinnering brengend artikel 38, onderdeel a, van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie inzake de taken die aan de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu (de Commissie) zijn opgedragen bij internationale verdragen ter voorkoming en beperking van verontreiniging van de zee,

Gelet op artikel 16 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (hierna te noemen het „Verdrag van 1973”), op artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (hierna te noemen het „Protocol van 1978”) en op artikel 4 van het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol daarbij van 1978 (hierna te noemen het „Protocol van 1997”), die tezamen de procedure aangeven voor wijziging van het Protocol van 1997 en aan het bevoegde orgaan van de Organisatie de taak opdragen de wijzigingen van het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 en bij het Protocol van 1997, te bestuderen en aan te nemen,

Tevens gelet op het feit dat bij het Protocol van 1997, Bijlage VI getiteld Voorschriften voor de voorkoming van luchtverontreiniging door schepen aan het Verdrag van 1973 is toegevoegd (hierna te noemen „Bijlage VI”),

Voorts gelet op het feit dat de herziene Bijlage VI is aangenomen bij resolutie MEPC.176(58) en op 1 juli 2010 in werking is getreden,

Erkennend dat de wijzigingen van Bijlage VI en het opnemen van een nieuw Hoofdstuk 4 tot doel hebben de energie-efficiëntie van schepen te verbeteren door middel van een aantal technische uitvoeringsnormen die moeten leiden tot vermindering van de emissie van stoffen die afkomstig zijn van brandstofolie en het verbrandingsproces daarvan, met inbegrip van de stoffen die reeds ingevolge Bijlage VI worden beheerst,

Tevens erkennend dat het aannemen van de wijzigingen van Bijlage VI op geen enkele wijze afbreuk doet aan de onderhandelingen in internationale fora, zoals het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), en de positie van landen die aan dergelijke onderhandelingen deelnemen onverlet laat;

Na bestudering van de ontwerpwijzigingen van de herziene Bijlage VI inzake het opnemen van voorschriften inzake energie-efficiëntie voor schepen,

  • 1. Neemt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel d, van het Verdrag van 1973, de wijzigingen van Bijlage VI aan. De tekst van deze wijzigingen is vervat in de bijlage bij deze resolutie;

  • 2. Bepaalt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, van het Verdrag van 1973, dat de wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 1 juli 2012, tenzij voorafgaand aan die datum ten minste een derde van de partijen, dan wel de partijen waarvan de koopvaardijvloten tezamen ten minste vijftig procent vormen van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot, bij de Organisatie bezwaar hebben aangetekend tegen de wijzigingen;

  • 3. Nodigt de partijen uit kennis te nemen van het feit dat de wijzigingen, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, van het Verdrag van 1973, in werking treden op 1 januari 2013 na hun aanvaarding in overeenstemming met het tweede lid hierboven;

  • 4. Verzoekt de Secretaris-Generaal, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel e, van het Verdrag van 1973, aan alle partijen bij het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 en het Protocol van 1997, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze resolutie en van de in de bijlage vervatte tekst van de wijzigingen te doen toekomen;

  • 5. Verzoekt de Secretaris-Generaal voorts afschriften van deze resolutie en de bijlage daarbij te doen toekomen aan de leden van de Organisatie die geen partij zijn bij het Verdrag van 1973, als gewijzigd bij het Protocol van 1978 en het Protocol van 1997; en

  • 6. Verzoekt de partijen bij MARPOL Bijlage VI en andere Regeringen die lid zijn de wijzigingen van MARPOL Bijlage VI onder de aandacht te brengen van reders, scheepsexploitanten, scheepsbouwers, scheepsontwerpers, fabrikanten van scheepsdieselmotoren en apparatuur, en andere belanghebbenden.


Bijlage
Wijzigingen van MARPOL Bijlage VI inzake voorschriften ter voorkoming van luchtverontreiniging door schepen door opneming van nieuwe voorschriften inzake energie-efficiëntie voor schepen

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Voorschrift 1 Toepassing

1. Het voorschrift wordt als volgt gewijzigd:

„De bepalingen van deze Bijlage zijn van toepassing op alle schepen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in de voorschriften 3, 5, 6, 13, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22 en 23 van deze Bijlage.”

Voorschrift 2 Begripsomschrijvingen

2. Lid 21 wordt als volgt gewijzigd:

  • „21. wordt onder tankschip in verband met voorschrift 15 verstaan een olietankschip als omschreven in voorschrift 1 van Bijlage I of een chemicaliëntankschip als omschreven in voorschrift 1 van Bijlage II bij dit Verdrag.”

3. De volgende tekst wordt toegevoegd aan het einde van voorschrift 2:

„Voor de toepassing van Hoofdstuk 4:

  • 22. wordt onder bestaand schip verstaan een schip dat geen nieuw schip is.

  • 23. wordt onder nieuw schip verstaan een schip:

    • .1. waarvoor het bouwcontract is afgesloten op of na 1 januari 2013; of

    • .2. waarvan, bij ontbreken van een bouwcontract, de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na 1 juli 2013; of

    • .3. waarvan de oplevering plaatsvindt op of na 1 juli 2015.

  • 24. wordt onder belangrijke wijziging in verband met Hoofdstuk 4 verstaan een wijziging van een schip:

    • .1. waardoor de afmetingen, het laadvermogen of het motorvermogen van het schip in belangrijke mate veranderen; of

    • .2. waardoor het type van het schip verandert; of

    • .3. waarmee, naar het oordeel van de Administratie, voornamelijk beoogd wordt de levensduur van het schip te verlengen; of

    • .4. waardoor het schip anderszins zodanig verandert dat het, indien het een nieuw schip zou betreffen, zou worden onderworpen aan de relevante bepalingen van dit Verdrag die niet op een bestaand schip van toepassing zijn; of

    • .5. waardoor de energie-efficiëntie van het schip in belangrijke mate verandert en die gepaard gaat met aanpassingen waardoor het schip de van toepassing zijnde vereiste EEDI, zoals vervat in voorschrift 21, zou kunnen overschrijden.

  • 25. wordt onder bulkcarrier verstaan een schip dat hoofdzakelijk bedoeld is voor het vervoer van droge lading in bulk, met inbegrip van scheepstypen als ertsschepen zoals omschreven in SOLAS Hoofdstuk XII, voorschrift 1, maar uitgezonderd combinatietankers.

  • 26. wordt onder gastanker verstaan een vrachtschip gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer in bulk van een vloeibaar gemaakt gas.

  • 27. wordt onder tankschip in verband met Hoofdstuk 4 verstaan een olietankschip zoals omschreven in voorschrift 1 van MARPOL Bijlage I of een chemicaliëntankschip of NLS-tankschip zoals omschreven in voorschrift 1 van MARPOL Bijlage II.

  • 28. wordt onder containerschip verstaan een schip dat uitsluitend ontworpen is voor het vervoer van containers in laadruimen of aan dek.

  • 29. wordt onder algemeen vrachtschip verstaan een schip met een of meerdere dekken dat hoofdzakelijk ontworpen is voor het vervoer van algemene lading. Onder deze begripsomschrijving vallen geen gespecialiseerde droge-ladingschepen, die niet zijn opgenomen in de berekening van de referentielijnen voor algemene vrachtschepen, te weten vrachtschepen voor vee, lichterschepen, zwaartransportschepen, jachttransportschepen en schepen voor het vervoer van splijtstoffen.

  • 30. wordt onder koelschip verstaan een schip dat uitsluitend ontworpen is voor het vervoer van gekoelde lading in laadruimen.

  • 31. wordt onder combinatietanker verstaan een schip dat ontworpen is om 100% van zijn draagvermogen te gebruiken voor het vervoer van zowel vloeibare als droge bulklading.

  • 32. wordt onder passagiersschip verstaan een schip dat meer dan 12 passagiers vervoert.

  • 33. wordt onder rorovrachtschip (vrachtschip voor voertuigen) verstaan een rij-op-rij-af-vrachtschip met meerdere dekken dat ontworpen is voor het vervoer van lege voertuigen en vrachtvoertuigen.

  • 34. wordt onder rorovrachtschip verstaan een schip ontworpen voor het vervoer van rij-op-rij-af-ladingvervoerseenheden.

  • 35. wordt onder roropassagiersschip verstaan een passagiersschip met rij-op-rij-af-laadruimen.

  • 36. wordt onder bereikte EEDI verstaan de EEDI-waarde die door een individueel schip wordt behaald in overeenstemming met voorschrift 20 van Hoofdstuk 4.

  • 37. wordt onder vereiste EEDI verstaan de maximumwaarde van de bereikte EEDI die ingevolge voorschrift 21 van Hoofdstuk 4 is toegestaan voor het specifieke scheepstype en de omvang.”

HOOFDSTUK 2 ONDERZOEK, CERTIFICERING EN CONTROLEMIDDELEN

Voorschrift 5 Onderzoeken

4. Paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Ieder schip met een brutotonnage van 400 of meer, alsmede iedere vaste en drijvende boorinstallatie en ander platform wordt onderworpen aan de hieronder aangegeven onderzoeken teneinde te waarborgen dat aan Hoofdstuk 3 wordt voldaan:

    • .1. Een eerste onderzoek voordat het schip in dienst wordt gesteld of voordat het certificaat vereist volgens voorschrift 6 van deze Bijlage voor de eerste maal wordt afgegeven. Dit onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de uitrusting, systemen, installaties, voorzieningen en materialen ten volle voldoen aan de van toepassing zijnde vereisten van Hoofdstuk 3;

    • .2. Een hernieuwd onderzoek dat wordt verricht met inachtneming van door de Administratie vast te stellen tussenpozen van ten hoogste vijf jaar, behalve wanneer voorschrift 9.2, 9.5, 9.6 of 9.7 van deze Bijlage van toepassing is. Dit hernieuwde onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de uitrusting, systemen, installaties, voorzieningen en materialen ten volle voldoen aan de van toepassing zijnde vereisten van Hoofdstuk 3;

    • .3. Een tussentijds onderzoek binnen drie maanden voor of na de tweede verjaardatum of binnen drie maanden voor of na de derde verjaardatum van het certificaat, dat in de plaats treedt van een van de jaarlijkse onderzoeken voorgeschreven in paragraaf 1.4 van dit voorschrift. Het tussentijdse onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de uitrusting en voorzieningen volledig voldoen aan de van toepassing zijnde vereisten van Hoofdstuk 3 en in goede bedrijfstoestand verkeren. Deze tussentijdse onderzoeken worden aangetekend op het IAPP-certificaat afgegeven krachtens voorschrift 6 of 7 van deze Bijlage;

    • .4. Een jaarlijks onderzoek binnen drie maanden voor of na elke verjaardatum van het certificaat, met inbegrip van een algemene inspectie van de uitrusting, systemen, installaties, voorzieningen en materialen bedoeld in paragraaf 1.1 van dit voorschrift, teneinde vast te stellen dat de toestand ervan is gehandhaafd in overeenstemming met paragraaf 5 van dit voorschrift en dat zij geschikt blijven voor de dienst waarvoor het schip bestemd is. Deze jaarlijkse onderzoeken worden aangetekend op het IAPP-certificaat afgegeven krachtens voorschrift 6 of 7 van deze Bijlage; en

    • .5. Een algeheel of gedeeltelijk aanvullend onderzoek dat, al naargelang de omstandigheden, dient te worden uitgevoerd na een belangrijke reparatie of vervanging als voorgeschreven in paragraaf 5 van dit voorschrift of na een reparatie naar aanleiding van in paragraaf 6 van dit voorschrift voorgeschreven onderzoeken. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de noodzakelijke reparaties of vervangingen deugdelijk zijn uitgevoerd, dat het materiaal en de deskundigheid waarmee zij zijn uitgevoerd in alle opzichten toereikend zijn en dat het schip in alle opzichten voldoet aan de voorschriften van Hoofdstuk 3.”

5. Paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. In het geval van schepen met een brutotonnage van minder dan 400, kan de Administratie passende maatregelen vaststellen teneinde te waarborgen dat aan de van toepassing zijnde bepalingen van Hoofdstuk 3 wordt voldaan.”

6. De volgende nieuwe paragraaf 4 wordt toegevoegd na de bestaande paragraaf 3:

  • „4 Schepen waarop Hoofdstuk 4 van toepassing is worden tevens onderworpen aan de onderstaande onderzoeken, rekening houdend met de door de Organisatie aangenomen richtsnoeren1):

    • .1. Een eerste onderzoek voordat een nieuw schip in dienst wordt gesteld en voordat het Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie wordt afgegeven. Bij dit onderzoek wordt geverifieerd of de bereikte EEDI van het schip in overeenstemming is met de vereisten van Hoofdstuk 4 en dat het ingevolge voorschrift 22 vereiste SEEMP aan boord is;

    • .2. Een algeheel of gedeeltelijk onderzoek, al naargelang de omstandigheden, na een belangrijke wijziging van een schip waarop dit voorschrift van toepassing is. Bij het onderzoek dient gewaarborgd te worden dat de bereikte EEDI zo nodig wordt herberekend en voldoet aan het vereiste van voorschrift 21, waarbij de reductiefactor van toepassing is op het scheepstype en de omvang van het gewijzigde schip in de fase die overeenkomt met de datum van het bouwcontract of de kiellegging of oplevering die is vastgesteld voor het oorspronkelijke schip in overeenstemming met voorschrift 2.23;

    • .3. In gevallen waarin een belangrijke wijziging van een nieuw of bestaand schip zo omvangrijk is dat het schip door de Administratie wordt beschouwd als een nieuw gebouwd schip, bepaalt de Administratie of een eerste onderzoek naar de bereikte EEDI noodzakelijk is. Met een dergelijk onderzoek, indien nodig geacht, wordt gewaarborgd dat de bereikte EEDI wordt berekend en voldoet aan het vereiste van voorschrift 21, waarbij de toepasselijke reductiefactor overeenkomt met het scheepstype en de omvang van het gewijzigde schip op de datum van het contract voor de wijziging, of bij ontbreken van een contract, de datum waarop met de wijziging is begonnen. Bij het onderzoek wordt tevens geverifieerd of het ingevolge voorschrift 22 vereiste SEEMP aan boord is; en

    • .4. Voor bestaande schepen vindt de verificatie of het overeenkomstig voorschrift 22 vereiste SEEMP aan boord is, plaats bij het eerste tussentijdse of hernieuwde onderzoek zoals vermeld in paragraaf 1 van dit voorschrift, al naargelang hetgeen het eerst plaatsvindt, op of na 1 januari 2013.”

7. Paragraaf 4 wordt omgenummerd tot paragraaf 5.

8. Paragraaf 5 wordt omgenummerd tot paragraaf 6.

Voorschrift 6 Afgifte van of aantekening op een certificaat

9. De kop wordt als volgt gewijzigd:

„Afgifte van of aantekening op certificaten”

10. De volgende subkop wordt ingevoegd aan het begin van het voorschrift: „Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging”

11. Paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. Aan een schip gebouwd voor de datum van inwerkingtreding van Bijlage VI voor de Administratie van het betreffende schip dient uiterlijk op de datum van de eerstvolgende geplande droogzetting in een dok na de inwerkingtreding ervan maar in geen geval later dan drie jaar na die datum, een Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging in overeenstemming met paragraaf 1 van dit voorschrift te worden afgegeven.”

12. De volgende tekst wordt toegevoegd aan het einde van het voorschrift: „Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie

  • 4. Een Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie voor het schip wordt na een onderzoek in overeenstemming met de bepalingen van voorschrift 5.4 afgegeven aan elk schip met een brutotonnage van 400 of meer voordat dit schip reizen mag maken naar havens of laad- of losplaatsen buitengaats onder de rechtsmacht van andere partijen.

  • 5. Het certificaat wordt afgegeven of goedgekeurd hetzij door de Administratie, hetzij door een daartoe door haar naar behoren gemachtigde organisatie.2) In alle gevallen neemt de Administratie de volle verantwoordelijkheid voor het certificaat op zich.”

Voorschrift 7 Afgifte van een certificaat door een andere partij

13. Paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Een partij kan een schip op verzoek van de Administratie doen onderzoeken en, indien te haren genoegen vaststaat dat aan de van toepassing zijnde bepalingen van deze Bijlage wordt voldaan, een Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging of een Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie aan het schip afgeven of hiervoor toestemming geven, en waar van toepassing een aantekening op dergelijke certificaten van het schip plaatsen of hiervoor toestemming geven, in overeenstemming met deze Bijlage.”

14. Paragraaf 4 wordt als volgt gewijzigd:

  • „4. Er wordt geen Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging of Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie afgegeven aan een schip dat gerechtigd is de vlag te voeren van een Staat die geen partij is.”

Voorschrift 8 Model van het certificaat

15. Het kopje wordt als volgt gewijzigd: „Model van de certificaten

16. De volgende subkop wordt toegevoegd en het bestaande voorschrift wordt omgenummerd tot paragraaf 1:

„Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging”

17. De volgende nieuwe paragraaf 2 wordt toegevoegd aan het einde van het voorschrift:

„Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie

  • 2. Het Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie wordt opgesteld overeenkomstig het model opgenomen in Aanhangsel VIII bij deze Bijlage en dient ten minste in de Engelse, de Franse of de Spaanse taal te zijn gesteld. Indien tevens de officiële taal van de partij van afgifte wordt gebruikt, is deze doorslaggevend bij geschillen of tegenstrijdigheden.”

Voorschrift 9 Looptijd en geldigheid van het certificaat

18. De kop wordt als volgt gewijzigd:

„Looptijd en geldigheid van de certificaten”

19. De volgende subkop wordt ingevoegd aan het begin van het voorschrift:

„Internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging”

20. De volgende tekst wordt toegevoegd aan het einde van het voorschrift:

„Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie

  • 10. Het Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie blijft gedurende de levensduur van het schip geldig, met inachtneming van de bepalingen van onderstaande paragraaf 11.

  • 11. Een ingevolge deze Bijlage afgegeven Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie verliest zijn geldigheid in de volgende gevallen:

    • .1. indien een schip uit de vaart wordt genomen of indien een nieuw certificaat wordt afgegeven na een belangrijke wijziging van het schip; of

    • .2. bij overdracht van het schip onder de vlag van een andere Staat. Een nieuw certificaat wordt uitsluitend afgegeven wanneer ten genoegen van de Regering die het nieuwe certificaat afgeeft vaststaat dat het schip voldoet aan de vereisten van Hoofdstuk 4. In het geval van een overdracht tussen partijen zendt de Regering van de partij wier vlag het schip voordien gerechtigd was te voeren, indien haar daarom wordt verzocht binnen drie maanden nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, zo spoedig mogelijk aan de Administratie afschriften van de certificaten die het schip aan boord had vóór de overdracht en, indien beschikbaar, afschriften van de desbetreffende onderzoeksrapporten.”

Voorschrift 10 Havenstaatcontrole op operationele vereisten

21. Aan het einde van het voorschrift wordt een nieuwe paragraaf 5 toegevoegd:

  • „5. Met betrekking tot Hoofdstuk 4 is elke havenstaatinspectie beperkt tot het verifiëren, wanneer van toepassing, of er een geldig Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie aan boord is in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag.”

22. Aan het einde van de Bijlage wordt een nieuw Hoofdstuk 4 toegevoegd:

„HOOFDSTUK 4 VOORSCHRIFTEN INZAKE ENERGIE-EFFICIËNTIE VOOR SCHEPEN
Voorschrift 19 Toepassing
  • 1. Dit Hoofdstuk is van toepassing op alle schepen met een brutotonnage van 400 of meer.

  • 2. De bepalingen van dit Hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

    • .1. schepen die uitsluitend reizen maken in wateren die vallen onder de soevereiniteit of rechtsmacht van de Staat wiens vlag het schip gerechtigd is te voeren. Elke partij dient evenwel door het aannemen van passende maatregelen te waarborgen dat dergelijke schepen worden gebouwd en geëxploiteerd op een wijze die verenigbaar is met Hoofdstuk 4, voor zover dat redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

  • 3. Voorschrift 20 en voorschrift 21 zijn niet van toepassing op schepen met diesel-elektrische voortstuwing, een voorstuwingssysteem met turbines of hybride voortstuwing.

  • 4. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 van dit voorschrift, kan de Administratie ontheffing verlenen van de vereisten van voorschrift 20 en voorschrift 21 voor een schip met een brutotonnage van 400 of meer.

  • 5. De bepalingen van paragraaf 4 van dit voorschrift zijn niet van toepassing op schepen met een brutotonnage van 400 ton of meer:

    • .1. waarvoor het bouwcontract is afgesloten op of na 1 januari 2017; of

    • .2. waarvan, bij ontbreken van een bouwcontract, de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na 1 juli 2017; of

    • .3. waarvan de oplevering plaatsvindt op of na 1 juli 2019; of

    • .4. in geval van een belangrijke wijziging van een nieuw of bestaand schip, zoals omschreven in voorschrift 2.24, op of na 1 januari 2017, en waarbij voorschrift 5.4.2 en voorschrift 5.4.3 van Hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

  • 6. De Administratie van een partij bij dit Verdrag die toepassing van paragraaf 4 toestaat, of de toepassing van deze paragraaf opschort, intrekt of afwijst, met betrekking tot een schip dat gerechtigd is haar vlag te voeren, doet de Organisatie onverwijld de bijzonderheden daarvan toekomen voor toezending aan de partijen bij dit Protocol ter kennisneming.

Voorschrift 20 Bereikte ontwerpindex voor energie-efficiëntie (Bereikte EEDI)
  • 1. De bereikte EEDI wordt berekend voor:

    • .1. elk nieuw schip;

    • .2. elk nieuw schip dat een belangrijke wijziging heeft ondergaan; en

    • .3. elk nieuw of bestaand schip dat een belangrijke wijziging heeft ondergaan die zo omvangrijk is dat het schip door de Administratie wordt beschouwd als een nieuw gebouwd schip

      dat onder een of meer van de categorieën van de voorschriften 2.25 tot en met 2.35 valt. De bereikte EEDI dient voor elk afzonderlijk schip te worden berekend en dient te vermelden wat de geschatte prestatie van het schip is in termen van energie-efficiëntie, en dient vergezeld te gaan van het technisch dossier bij de EEDI waarin de informatie staat die nodig is voor het berekenen van de bereikte EEDI alsmede de uitgevoerde berekening zelf. De bereikte EEDI dient te worden geverifieerd, aan de hand van het technisch dossier bij de EEDI, hetzij door de Administratie of hetzij door een door haar naar behoren gemachtigde organisatie3).

  • 2. De bereikte EEDI wordt berekend met inachtneming van de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren4).

Voorschrift 21 Vereiste EEDI
  • 1. Voor elk:

    • .1. nieuw schip;

    • .2. nieuw schip dat een belangrijke wijziging heeft ondergaan; en

    • .3. nieuw of bestaand schip dat een belangrijke wijziging heeft ondergaan die zo omvangrijk is dat het schip door de Administratie wordt beschouwd als een nieuw gebouwd schip

    dat onder een of meer van de categorieën van de voorschriften 2.25 tot en met 2.35 valt en waarop dit Hoofdstuk van toepassing is, dient de bereikte EEDI als volgt te zijn:

    Bereikte EEDI ≤ Vereiste EEDI = (1-X/100) × waarde referentielijn

    waarbij X de in tabel 1 vermelde reductiefactor is voor de vereiste EEDI ten opzichte van de EEDI-referentielijn.

  • 2. Voor elk nieuw of bestaand schip dat een belangrijke wijziging heeft ondergaan die zo omvangrijk is dat het schip door de Administratie wordt beschouwd als een nieuw gebouwd schip, wordt de bereikte EEDI berekend en dient deze te voldoen aan het vereiste van paragraaf 21.1, waarbij de reductiefactor van toepassing is op het scheepstype en de omvang van het gewijzigde schip op de datum van het contract voor de wijziging of bij ontbreken van een contract, de datum waarop met de wijziging is begonnen.

    Tabel 1. Reductiefactoren (percentage) voor de EEDI ten opzichte van de EEDI-referentielijn

    Scheepstype

    Omvang

    Fase 0

    1 jan 2013 – 31 dec 2014

    Fase 1

    1 jan 2015 – 31 dec 2019

    Fase 2

    1 jan 2020 – 31 dec 2024

    Fase 3

    1 jan 2025 en daarna

    Bulkcarrier

    20.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    20

    30

    10.000 – 20.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–201)

    0–301)

    Gastanker

    10.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    20

    30

    2.000 – 10.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–201)

    0–301)

    Tankschip

    20.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    20

    30

    4.000 – 20.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–201)

    0–301)

    Containerschip

    15.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    20

    30

    10.000 – 15.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–201)

    0–301)

    Algemeen vrachtschip

    15.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    15

    30

    3.000 – 15.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–151)

    0–301)

    Koelschip

    5.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    15

    30

    3.000 – 5.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–151)

    0–301)

    Combinatietanker

    20.000 ton draagvermogen en hoger

    0

    10

    20

    30

    4.000 – 20.000 ton draagvermogen

    n.v.t.

    0–101)

    0–201)

    0–301)

    n.v.t. betekent dat er geen vereiste EEDI van toepassing is.

    X Noot
    1)

    De reductiefactor dient lineair te worden geïnterpoleerd tussen de twee waarden, afhankelijk van de omvang van het schip. De laagste waarde van de reductiefactor dient te worden toegepast op het schip met de kleinste omvang.

  • 3. De waarden van de referentielijn dienen als volgt te worden berekend:

    Waarde referentielijn = a ×b -c

    waarbij a, b en c de in tabel 2 gegeven parameters zijn.

    Tabel 2. Parameters voor het bepalen van de referentiewaarden voor de verschillende scheepstypen.

    Scheepstype omschreven in voorschrift 2

    a

    b

    c

    2.25 Bulkcarrier

    961,79

    draagvermogen van het schip

    0,477

    2.26 Gastanker

    1120,00

    draagvermogen van het schip

    0,456

    2.27 Tankschip

    1218,80

    draagvermogen van het schip

    0,488

    2.28 Containerschip

    174,22

    draagvermogen van het schip

    0,201

    2.29 Algemeen vrachtschip

    107,48

    draagvermogen van het schip

    0,216

    2.30 Koelschip

    227,01

    draagvermogen van het schip

    0,244

    2.31 Combinatietanker

    1219,00

    draagvermogen van het schip

    0,488

  • 4. Indien het ontwerp van het schip zodanig is dat het onder meer dan een van de hierboven omschreven scheepstypen kan vallen, dan is de vereiste EEDI voor het schip de strengste (laagste) vereiste EEDI.

  • 5. Bij elk schip waarop dit voorschrift van toepassing is, mag het geïnstalleerde voortstuwingsvermogen niet minder zijn dan het voortstuwingsvermogen dat nodig is om de manoeuvreerbaarheid van het schip onder slechte omstandigheden, zoals omschreven in de door de Organisatie te ontwikkelen richtsnoeren, te handhaven.

  • 6. Bij aanvang van fase 1 en halverwege fase 2 toetst de Organisatie de status van de technologische ontwikkelingen en past, wanneer dat nodig blijkt, de in dit voorschrift voorziene termijnen, parameters voor de EEDI-referentielijn voor relevante scheepstypen en reductiepercentages aan.

Voorschrift 22 Energie-efficiëntiemanagementplan van het schip (SEEMP)
  • 1. Elk schip dient een op het schip van toepassing zijnd energie-efficiëntiemanagementplan (SEEMP) aan boord te hebben. Dit kan onderdeel vormen van het veiligheidsbeleidssysteem (SMS) van het schip.

  • 2. Het SEEMP moet worden ontwikkeld met inachtneming van de door de Organisatie aangenomen richtsnoeren.

Voorschrift 23 Bevordering van technische samenwerking en overdracht van technologie met betrekking tot het verbeteren van de energie-efficiëntie van schepen
  • 1. In samenwerking met de Organisatie en andere internationale organen bevorderen en verstrekken Administraties, al naargelang van toepassing, rechtstreeks of via de Organisatie rechtstreekse steun aan Staten, met name Staten in ontwikkeling, die om technische bijstand verzoeken.

  • 2. De Administratie van een partij werkt actief samen met andere partijen, met inachtneming van haar nationale wet- en regelgeving en beleid, om de ontwikkeling en overdracht van technologie te bevorderen en informatie uit te wisselen met Staten die om technische bijstand verzoeken, met name Staten in ontwikkeling, met betrekking tot de implementatie van maatregelen om aan de vereisten van Hoofdstuk 4 van deze Bijlage te voldoen, met name voorschriften 19.4 tot en met 19.6.”

23. Aan het einde van de Bijlage wordt een nieuw Aanhangsel VIII toegevoegd:

„Aanhangsel VIII
Model van een Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie (IEE-certificaat)

INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE ENERGIE-EFFICIËNTIE

 

Afgegeven krachtens de bepalingen van het Protocol van 1997, zoals gewijzigd bij resolutie MEPC.203(62), tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij (hierna te noemen „het Verdrag”) namens de Regering van:

 

........

(Volledige officiële aanduiding van de partij)

 

door ........

(volledige officiële aanduiding van de bevoegde persoon of organisatie gemachtigd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag)

 

Gegevens van het schip1)

 

Naam van het schip ........

 

Onderscheidingsnummer of -letters ........

 

Thuishaven ........

 

Brutotonnage ........

 

IMO-nummer2) ........

 

HIERBIJ WORDT VERKLAARD:

   

1.

Dat het schip is onderzocht in overeenstemming met voorschrift 5.4 van Bijlage VI van het Verdrag; en

2.

Dat uit het onderzoek is gebleken dat het schip voldoet aan de van toepassing zijnde vereisten van voorschrift 20, voorschrift 21 en voorschrift 22.

   

Datum van voltooiing van het onderzoek waarop dit certificaat gebaseerd is: ........ (dd/mm/jjjj)

 

Afgegeven te ........

(Plaats van afgifte van het certificaat)

 

(dd/mm/jjjj:)

 
 

........

........

 

(Datum van afgifte)

(handtekening van bevoegde ambtenaar die het certificaat afgeeft)

   

(zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)

 
X Noot
1)

De gegevens van het schip kunnen ook horizontaal worden vermeld in de vakjes.

X Noot
2)

Overeenkomstig het stelsel voor scheepsidentificatienummers van de IMO door de Organisatie aangenomen bij resolutie A.600(15).


Aanhangsel bij het Internationaal certificaat betreffende energie-efficiëntie (IEE-certificaat)

JOURNAAL VAN BOUW MET BETREKKING TOT ENERGIE-EFFICIËNTIE

Noten:

 
   

1

Dit journaal dient permanent gehecht te zijn aan het IEE-certificaat. Het IEE-certificaat dient te allen tijde beschikbaar te zijn aan boord van het schip.

   

2

Het journaal dient ten minste in de Engelse, de Franse of de Spaanse taal te zijn gesteld. Indien tevens de officiële taal van de partij van afgifte wordt gebruikt, is deze doorslaggevend bij geschillen of tegenstrijdigheden.

   

3

De hokjes worden ingevuld met ofwel een kruisje (x) voor de antwoorden „ja” en „van toepassing” of een streepje (-) voor de antwoorden „neen” en „niet van toepassing”, al naargelang wat van toepassing is.

   

4

Tenzij anders vermeld, verwijzen de voorschriften genoemd in dit journaal naar de voorschriften in Bijlage VI van het Verdrag en resoluties of circulaires verwijzen naar die welke zijn aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie.

1

Gegevens van het schip

1.1

Naam van het schip ........

1.2

IMO-nummer ........

1.3

Datum van bouwcontract ........

1.4

Brutotonnage ........

1.5

Draagvermogen ........

1.6

Type schip1) ........

   

2

Voortstuwingssysteem

2.1

Dieselvoorstuwing ........

2.2

Diesel-elektrische voorstuwing ........

2.3

Turbine voorstuwing ........

2.4

Hybride voorstuwing ........

2.5

Ander voortstuwingssysteem dan hierboven vermeld ........

   

3

Bereikte ontwerpindex voor energie-efficiëntie (EEDI)

3.1

De bereikte EEDI in overeenstemming met voorschrift 20.1 is berekend op basis van de informatie vervat in het technisch dossier bij de EEDI waarin ook de uitgevoerde berekening van de bereikte EEDI zelf staat vermeld. ........ □

 

De bereikte EEDI is: ........ gram CO2/tonmijl

3.2

De bereikte EEDI wordt niet berekend aangezien:

3.2.1

het schip ingevolge voorschrift 20.1 is vrijgesteld aangezien het geen nieuw schip is zoals omschreven in voorschrift 2.23 ........ □

3.2.2

het type voortstuwingssysteem is vrijgesteld in overeenstemming met voorschrift 19.3 ........ □

3.2.3

de Administratie van het schip afziet van het vereiste van voorschrift 20 in overeenstemming met voorschrift 19.4 ........ □

3.2.4

het scheepstype is vrijgesteld in overeenstemming met voorschrift 20.1 ........ □

   

4

Vereiste EEDI

4.1

De vereiste EEDI is: ........ gram CO2/tonmijl

4.2

De vereiste EEDI wordt niet berekend aangezien:

4.2.1

het schip ingevolge voorschrift 21.1 is vrijgesteld aangezien het geen nieuw schip is zoals omschreven in voorschrift 2.23 ........ □

4.2.2

het type voortstuwingssysteem is vrijgesteld in overeenstemming met voorschrift 19.3 ........ □

4.2.3

de Administratie van het schip afziet van het vereiste van voorschrift 21 in overeenstemming met voorschrift 19.4 ........ □

4.2.4

het scheepstype is vrijgesteld in overeenstemming met voorschrift 21.1 ........ □

4.2.5

de capaciteit van het schip minder is dan de minimale capaciteitsdrempel in tabel 1 van voorschrift 21.2 ........ □

   

5

Energie-efficiëntiemanagementplan van het schip (SEEMP)

5.1

Het schip is voorzien van een energie-efficiëntiemanagementplan (SEEMP) in overeenstemming met voorschrift 22 ........ □

   

6

Technisch dossier bij de EEDI

6.1

Het IEE-certificaat gaat vergezeld van het technisch dossier bij de EEDI in overeenstemming met voorschrift 20.1 ........ □

6.2

Het identificatie/verificatienummer van het technisch dossier bij de EEDI ........ □

6.3

De verificatiedatum van het technisch dossier bij de EEDI ........ □

X Noot
1)

Vermeld scheepstype in overeenstemming met de in voorschrift 2 vermelde begripsomschrijvingen. Schepen die onder meer dan een van de in voorschrift 2 omschreven scheepstypen vallen, worden geacht onder het scheepstype te vallen met de strengste (laagste) vereiste EEDI. Indien een schip onder geen van de in voorschrift 2 omschreven scheepstypen valt, dient „Schip anders dan de in voorschrift 2 omschreven scheepstypen” te worden ingevuld.

HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat dit journaal in alle opzichten correct is.

   

Afgegeven te ........

(plaats van afgifte van het journaal)

   

(dd/mm/jjjj:)

 
 

........

........

 

(Datum van afgifte)

(handtekening van bevoegde ambtenaar die het journaal afgeeft)

   

(zegel of stempel van de instantie, naar gelang wat van toepassing is)”


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2006, 80, Trb. 2011, 44 en Trb. 2012, 20.


De bepalingen van de in rubriek B hierboven geplaatste wijzigingen van 2 maart 2012 behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie Trb. 1999, 69 en Trb. 2006, 80.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

Antigua en Barbuda

 

10-07-07

T

10-10-07

   

Australië

 

07-08-07

T

07-11-07

   

Azerbeidzjan

 

16-07-04

T

19-05-05

   

Bahama's

 

08-11-01

T

19-05-05

   

Bangladesh

 

18-12-02

T

19-05-05

   

Barbados

 

05-04-04

T

19-05-05

   

België

 

27-02-06

T

27-05-06

   

Belize

 

14-06-07

T

14-09-07

   

Benin

 

18-01-07

T

18-04-07

   

Brazilië

 

23-02-10

T

23-05-10

   

Bulgarije

 

03-12-04

T

19-05-05

   

Canada

 

26-03-10

T

26-06-10

   

Chili

 

16-10-06

T

16-01-07

   

China

 

23-05-06

T

23-08-06

   

Cookeilanden

 

12-03-07

T

12-06-07

   

Cyprus

 

06-10-04

T

19-05-05

   

Denemarken

14-10-98

18-12-02

R

19-05-05

   

Duitsland

 

17-06-03

T

19-05-05

   

Estland

 

18-07-05

T

18-10-05

   

Finland

16-06-98

31-03-05

R

30-06-05

   

Frankrijk

 

15-07-05

T

15-10-05

   

Ghana

 

01-10-10

T

01-01-11

   

Griekenland

 

28-05-03

T

19-05-05

   

Ierland

 

30-06-09

T

30-09-09

   

India

 

23-11-11

T

23-02-12

   

Indonesië

 

24-08-12

T

24-11-12

   

Iran

 

29-05-09

T

29-08-09

   

Italië

 

22-05-06

T

22-08-06

   

Jamaica

 

29-05-08

T

29-08-08

   

Japan

 

15-02-05

T

19-05-05

   

Kenia

 

14-01-08

T

14-04-08

   

Kiribati

 

05-02-07

T

05-05-07

   

Koeweit

 

07-08-07

T

07-11-07

   

Kroatië

 

04-05-05

T

04-08-05

   

Letland

 

19-06-06

T

19-09-06

   

Liberia

 

28-08-02

T

19-05-05

   

Litouwen

 

13-09-05

T

13-12-05

   

Luxemburg

 

21-11-05

T

21-02-06

   

Maleisië

 

27-09-10

T

27-12-10

   

Malta

 

30-03-11

T

30-06-11

   

Marokko

 

03-05-11

T

03-08-11

   

Marshalleilanden

 

07-03-02

T

19-05-05

   

Mongolië

 

19-09-07

T

19-12-07

   

Nederlanden, het Koninkrijk der

           

– Nederland:

           

 – in Europa

 

02-10-06

T

02-01-07

   

 – Bonaire

 

08-10-10

T

10-10-10

   

 – Sint Eustatius

 

08-10-10

T

10-10-10

   

 – Saba

 

08-10-10

T

10-10-10

   

– Aruba

 

 

   

– Curaçao

 

 

   

– Sint Maarten

 

 

   

Niue

 

27-06-12

T

27-09-12

   

Noorwegen

 

21-12-98

O

19-05-05

   

Oekraïne

 

29-10-09

T

29-01-10

   

Palau

 

29-09-11

T

29-12-11

   

Panama

 

13-05-03

T

19-05-05

   

Polen

 

29-04-05

T

29-07-05

   

Portugal

 

22-05-08

T

22-08-08

   

Roemenië

 

25-01-07

T

25-04-07

   

Russische Federatie

 

08-04-11

T

08-07-11

   

Saint Kitts en Nevis

 

02-03-05

T

02-06-05

   

Saint Vincent en de Grenadines

 

26-11-08

T

26-02-09

   

Samoa

 

18-05-04

T

19-05-05

   

Saudi-Arabië

 

23-05-05

T

23-08-05

   

Servië

 

08-07-10

T

08-10-10

   

Sierra Leone

 

10-03-08

T

10-06-08

   

Singapore

 

10-08-00

T

19-05-05

   

Slovenië

 

03-03-06

T

03-06-06

   

Slowakije

 

08-10-12

T

08-01-13

   

Spanje

 

26-09-03

T

19-05-05

   

Syrië

 

26-08-08

T

26-11-08

   

Trinidad en Tobago

 

07-06-12

T

07-09-12

   

Tunesië

 

05-09-11

T

05-12-11

   

Tuvalu

 

02-12-05

T

02-03-06

   

Vanuatu

 

15-03-04

T

19-05-05

   

Verenigd Koninkrijk

 

05-08-04

T

19-05-05

   

Verenigde Staten van Amerika

22-12-98

08-10-08

R

08-01-09

   

Zuid-Korea

 

20-04-06

T

20-07-06

   

Zweden

 

18-05-98

O

19-05-05

   

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

Uitbreidingen

China

Uitgebreid tot

In werking

Buiten werking

Hongkong SAR

20-03-2008

 

Macau SAR

23-05-2006

 

Denemarken

Uitgebreid tot

In werking

Buiten werking

Faeröer

02-11-2012

 

Verenigd Koninkrijk

Uitgebreid tot

In werking

Buiten werking

Gibraltar

08-06-2011

 

Man

05-04-2012

 

Verklaringen, voorbehouden en bezwaren

Denemarken, 18 mei 2002

[...] However, that the Protocol will not apply to the Faroe Islands and Greenland.

Denemarken, 2 november 2012

The Kingdom of Denmark withdraws the reservation made in respect of the Faroes.

Verenigde Staten van Amerika, 8 oktober 2008

The United States of America understands that the Protocol of 1997 does not, as a matter of international law, prohibit Parties from imposing, as a condition of entry into their ports or internal waters, more stringent emission standards or fuel oil requirements than those identified in the Protocol.

The United States of America understands that Regulation 15 applies only to safety aspects associated with the operation of vapour emission control systems that may be applied during cargo transfer operations between a tanker and port-side facilities and to the requirements specified in Regulation 15 for notification to the International Maritime Organization of port State regulation of such systems.

The United States of America notes that at the time of adoption of the Protocol of 1997, the NOx emission control limits contained in Regulation 13 were those agreed as being achievable by January 1 2000, on new marine diesel engines, and further notes that Regulation 13(3)(b) contemplated that new technology would become available to reduce on-board NOx emissions below those limits. As such

improved technology is now available, the United States expresses its support for an amendment to Annex VI that would, on an urgent basis, revise the agreed NOx emission control limits contained in Regulation 13 in keeping with new technological developments.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2006, 80, Trb. 2007, 29, Trb. 2010, 19, Trb. 2011, 44 en Trb. 2012, 20.


In overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zijn de wijzigingen (MEPC.202(62) en MEPC.203(62)) van 15 juli 2011 op 1 juli 2012 aanvaard.

De wijzigingen zijn ingevolge artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, op 1 januari 2013 in werking getreden voor de partijen bij het Verdrag, met uitzondering van Finland dat op 26 juni 2012 heeft aangegeven de wijzigingen van MEPC.202(62) en MEPC.203(62) nog niet te kunnen aanvaarden en Brazilië dat op 24 april 2012 heeft aangegeven de wijzigingen van MEPC.203(62) nog niet te kunnen aanvaarden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, gelden de wijzigingen alleen voor Nederland (het Europese en het Caribische deel).


De in rubriek B hierboven geplaatste wijzigingen van 2 maart 2012 zullen ingevolge artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, juncto artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, op 1 augustus 2013 in werking treden, tenzij vóór 1 februari 2013 ten minste een derde van de partijen, dan wel de partijen waarvan de koopvaardijvloten tezamen ten minste vijftig procent vormen van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot, bij de Internationale Maritieme Organisatie bezwaar hebben aangetekend tegen de wijzigingen.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 1999, 169, Trb. 2002, 192, Trb. 2005, 30, Trb. 2006, 80, Trb. 2007, 29, Trb. 2010, 19, Trb. 2011, 44 en Trb. 2012, 20.

Verbanden

Het Protocol dient tot wijziging van:

     

Titel

:

Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol daarbij van 1978;

Londen, 2 november 1973

Laatste Trb.

:

Trb. 2013, 48

Overige verwijzingen

Titel

:

Handvest van de Verenigde Naties;

San Francisco, 26 juni 1945

Laatste Trb.

:

Trb. 2012, 200

Uitgegeven de veertiende maart 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

De Franse, de Russische en de Spaanse tekst zijn niet opgenomen.

Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift is nog niet ontvangen. In de tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen, die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.

X Noot
1)

Het gedeelte van de tekst van de bijlage bij de resolutie dat betrekking heeft op wijzigingen van de NOx Technische Code is niet opgenomen, maar ligt ter inzage bij de bibliotheek van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken (HBJZ) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en is eveneens te vinden op http:///www.imo.org/KnowledgeCentre/HowAndWhereToFindIMOInformation/IndexofIMOResolutions/Pages/Marine-Environment-Protection-Committee-%28MEPC%29.aspx.

X Noot
1)

De in paragraaf 7 voorziene vrijstellingstermijn van 12 maanden is tot 1 augustus 2012 van toepassing op het Noord-Amerikaanse gebied voor emissiebeheersing.

De in paragraaf 7 voorziene vrijstellingstermijn van 12 maanden is tot 1 januari 2014 van toepassing op het Caribische Zeegebied van de Verenigde Staten voor emissiebeheersing.

X Noot
1)

Zie de Richtsnoeren voor onderzoek en certificering van de ontwerpindex voor energie-efficiëntie.

X Noot
2)

Zie de Richtsnoeren voor de bevoegdverklaring van organisaties die optreden namens de Administratie, aangenomen door de Organisatie bij resolutie A.739.(18), eventueel als gewijzigd door de Organisatie en de specificaties inzake de onderzoeks- en de certificeringsfuncties van erkende organisaties die optreden namens de Administratie, aangenomen door de Organisatie bij resolutie A.789(19), eventueel als gewijzigd door de Organisatie.

X Noot
3)

Zie de Richtsnoeren voor de bevoegdverklaring van organisaties die optreden namens de Administratie, aangenomen door de Organisatie bij resolutie A.739.(18), eventueel als gewijzigd door de Organisatie en de specificaties inzake de onderzoeks- en de certificeringsfuncties van erkende organisaties die optreden namens de Administratie, aangenomen door de Organisatie bij resolutie A.789(19), eventueel als gewijzigd door de Organisatie.

X Noot
4)

Richtsnoeren inzake de wijze van berekening van de Ontwerpindex voor energie-efficiëntie voor nieuwe schepen.

Naar boven